Overal waar we trachten sociaal en economisch achtergebleven gebieden te ondersteunen stoten we op dezelfde problemen. Ook in ons eigen land. Het is onze eigen mentaliteit die ons hindert om die problemen effectief aan te pakken.
Solidariteit à la Borinage
“Deze fascisten uit het Noorden denken dat ze het recht hebben om ons te controleren omdat ze ons ondersteunen (soutenir). De dwazen (imbéciles) hebben geluk dat we de belastingen niet in het Noorden alleen kunnen verhogen.”* Zo sprak Paul Magnette zijn militanten toe in Charleroi in 2013.
Om te beginnen is het feit dat Magnette niet alleen inziet maar zelfs openlijk erkent dat zijn Borinage door ‘le Nord’ ondersteund wordt, meer dan opmerkelijk. In een niet zo ver verleden werd datzelfde feit afgestreden. Dat de ware toedracht zo lang kon verborgen blijven, zegt heel veel over het gebrek aan transparantie die de werking van dit land en zijn instellingen karakteriseert.
Maar zijn erkenning van deze steun belet hem niet om zijn volgelingen meteen duidelijk te maken wat hij daarvan denkt:
We moeten zij die ons financieel boven water houden niet dankbaar zijn: het zijn immers ‘fascisten’. En die zijn per definitie vogelvrij en dus rechteloos. We weigeren elke controle over wat we met het gekregen geld doen. Dat is beneden onze waardigheid. We gaan ze bovendien beroven waar we maar kunnen. Het zijn toch maar dwazen (imbéciles).
Er is dus niets mis mee als ze de hand die ze voedt ook nog bijten. Zo, dat weten we dan: zo ziet solidariteit ‘à la Borinage’ er uit.
Beste lezer, berg nu uw gloeiende verontwaardiging even op laat ons een poging doen om te begrijpen wat zich hier afspeelt.
Een universeel verschijnsel
De reactie van Magnette doet denken aan deze van de potentaten die ontwikkelingshulp al evenzeer als een verworven recht zien. Ik kan me moeilijk voorstellen dat Mobutu of een der Kabila’s ooit iets anders tegen hun militanten gezegd hebben. Het patroon is overigens merkwaardig universeel.
Het betreft altijd een niet-performante en verarmde maatschappij. Aan het roer staat altijd een vrij welstellende elite, die zich van haar verantwoordelijkheid tegenover het volk niet of nauwelijks bewust is, en parasiterend comfortabel leeft, soms zelfs ronduit schatrijk is. Een voorbeeld in Wallonië is de clan Daerden. Meestal is die elite tribaal of familiaal bepaald. In Wallonië lopen die dingen een beetje door elkaar. De PS toont in veel opzichten een tribaal karakter, maar ook biologische banden zijn niet onbelangrijk.
Die elite is altijd extreem conservatief, ook al wil ze er graag ‘links’ uitzien. Ze zijn als de dood voor iedere vorm van verandering. Een emancipatie van hun ‘publiek’ zullen ze tot iedere prijs verhinderen. Moeten verhinderen om aan de macht te kunnen blijven.
Er is altijd een hoge mate aan corruptie, niet alleen bij de transacties van de overheid, maar ook in de privé sector.
Natuurlijk moet de heersende clan in een dergelijk systeem voortdurend waakzaam zijn om de inherente instabiliteit onder controle te houden. In die complexe situatie is het extreem handig een externe vijand te hebben waarmee – in de periferie – een ‘beetje oorlog’ gevoerd kan worden. Door die vijand zo perfide mogelijk te verduivelen wordt de aandacht van interne pijnpunten en schandalen afgeleid. Ze hebben dus Rwandese milities, soennitische radicalen of Vlaamse fascisten broodnodig! Dat is natuurlijk anderzijds een gevaarlijk spelletje: zo iets kan altijd buiten controle geraken.
Iedere vorm van conventionele ontwikkelingshulp komt uitsluitend de elite, haar lakeien en haar ‘contacten’ in de donorwereld ten goede. De leden van de elite graaien zonder veel scrupules in de pot van de donaties. Ook in de Borinage bewijzen de veelvuldige schandalen dat ze daar niet vies van zijn. Ze investeren ook in projecten in zoverre die hun machtspositie verstevigen. Het lijdende volk heeft daar, op lange termijn, absoluut niets aan: nooit en nergens.
Een uitzondering was de variante van ontwikkelingshulp die vroeger missiewerk genoemd werd. Die heeft inderdaad wel, zij het ook bescheiden, resultaten voor de mensen opgeleverd. Minstens het analfabetisme is daardoor een flink stuk teruggedrongen. Deze variante is echter verregaand in onbruik geraakt.
Het volk geraakt meer en meer in een toestand van afgestompte afhankelijkheid en kan zich niet meer organiseren en weren.
Ontwikkelingshulp, in combinatie met een elite die haar belangen weet te vrijwaren, heeft nog een heel akelig neveneffect: ze remt de ontwikkelingsmogelijkheden. Een maatschappij geraakt even zeer ‘verslaafd’ aan hulp als een individu. Het voortdurend op ondersteuning aangewezen zijn wordt meer en meer als vanzelfsprekend ervaren. Daardoor wordt de ondersteuning eerst een ‘verworven recht’ en dan zelfs een ‘mensenrecht’. Alle inspanningen worden gericht op het bemachtigen van een zo groot mogelijk deel van de gekregen koek. Er is geen belangstelling meer om het individu of de maatschappij op een hoger peil van zelfredzaamheid te tillen.
Zo loopt dat dus…
Moet dat zo blijven?
Daarmee is vanzelfsprekend nog lang niet duidelijk hoe ontwikkelingshulp waaraan de mensen wél iets zouden hebben eruit kan zien. Maar het is wel volkomen klaar dat het bestaand systeem niet werkt. Kunnen wij daar niets doen?
Theoretisch zouden we kunnen trachten de geldstromen over de hele weg van donor tot eindbegunstigde te volgen en in kaart te brengen. We zouden dan op plaatsen waar geld ‘verdwijnt’ bijsturend kunnen ingrijpen. Dat idee wordt overal – om al te begrijpelijke redenen – afgewezen. We hebben net gezien hoe mijnheer Magnette daarover denkt. Zijn collegae in andere ‘ontwikkelingsgebieden’ zien dat identiek zo.
Kunnen we dan onze voorwaarden niet stellen? Helaas niet, omdat zich de laatste halve eeuw iets in onze eigen cultuur genesteld heeft dat, in al zijn vluchtigheid, misschien het best met ‘politieke correctheid’ te omschrijven is. Aan de basis ligt een perfect georkestreerd medelijden, zij aan zij met een ritueel opgebouwd schuldgevoel. Daarop rust een gigantische blok gestructureerde verontwaardiging. Het intellectuele bouwwerk wordt aangeprezen middels een rijkelijk versierde catalogus van voorgekauwde en ingeblikte begrippen, denkpatronen, slagzinnen en waardeoordelen die zo onbetwijfelbaar waar zijn dat ze nooit in vraag gesteld kunnen worden. Deze intellectuele gevangenis maakt elk zelfstandig denken gevaarlijk.
Wie durft te veronderstellen dat de besturende elite in een ontwikkelingsgebied de morele kwaliteit mist om het geld goed te gebruiken, zal onmiddellijk als ‘racist’ weggezet worden. Meteen wordt men definitief als paria gestigmatiseerd.Vanzelfsprekend is daarmee ook het debat beëindigd.
De elites in de ontwikkelingsgebieden weten dat. Ze weten ook dat het hun praktisch immuniteit verschaft. Zou mijnheer Magnette zijn krijgshaftige taal durven gebruiken indien dat anders was?
Is er dan geen verschil tussen de Borinage en Kasai? Toch wel, en zelfs een vrij belangrijk. Als ik beweer dat de PS niet de morele kwalificatie heeft om verantwoordelijk met overheidsgeld om te gaan word ik niet voor ‘racist’ uitgescholden, maar voor ‘fascist’. Dat is nog een graadje erger.
Hoe gaat het verder?
Wij zullen dus – tot grote vreugde van de elites – blijven betalen en de mensen in de ontwikkelingsgebieden zullen desondanks blijven lijden, in Kasai én in de Borinage, want het aantal mensen (ook bij ons) dat monddood wordt gemaakt door de terreur van de welmenenden stijgt nog altijd.
Is er dan werkelijk geen hoop op een verbetering, op een ommekeer? Misschien wel. De kameraden in het Zuiden van het land maken nog wel dreigende gebaren in de richting van de verachtelijke kapitalisten, maar eigenlijk is dat onnodig: ze hebben al gewonnen. Het kapitaal is hals over kop op de vlucht. Dat de arbeidsplaatsen mee vertrekken is geen ramp. Want, wie heeft er nu een arbeidsplaats nodig bij onze royale uitkeringen?
Deze denkwijze is al lang niet meer tot Wallonië beperkt. De tolerantie tegenover die houding neemt ook in Vlaanderen toe. Daardoor krijgt – alvastvoor mij – die opmerking van Magnette over ‘imbéciles’ een bijzonder wrang realistisch trekje. Dat een Vlaamse minderheid nu nog even een vuist(je) maakt verandert niets: onze toekomst heet verarming. Maar soms maakt nood verstandig. Het is maar een schrale troost, maar het is er een.
Dwarsligger
*de babbelkrant, N° 1456/16.6.2014. Verantw. uitgever: Roger Vanderweyden.