nouraniumlogo

Kernenergie… meer dan het uitspreken van dat woord is niet nodig om de stemming te bederven. Er is over kernenergie nooit een zakelijk, ernstig debat gevoerd. Alles speelt zich af op het vlak van emoties en van de ‘communicatie’. De polarisatie is extreem.

 

Er is één kamp dat zegt: “Dat is het werk des duivels: daaraan gaat de mensheid ten onder.” Dat is gewoon niet waar. Het andere kamp beweert: “Dat is allemaal koek en ei. De problemen zijn perfect beheersbaar.” En dat is eveneens gelogen. Niemand zegt nog ‘ja, maar…’ of ‘neen, maar…’: er is geen ‘maar’ meer, enkel nog absolute, op niets gebaseerde ‘zekerheden’, ‘ja’ of ‘neen’. Dat is het ‘cadeautje’ waarmee ‘activisten’ van de meest uiteenlopende pluimage onze tijd en maatschappij opgezadeld hebben. Dat dit op een terugdraaien van de Verlichting neerkomt schijnt niemand te merken.

De verderfelijke invloed van kernwapens

Het stond al van bij het begin op het verkeerde been. De eerste kernreactoren werden niet gebouwd met de bedoeling energie te produceren, maar wel splijtbaar materiaal voor kernbommen. Pas later kwam iemand op het idee om de aanzienlijke hoeveelheid warmte die daarbij ontstond nuttig te gebruiken. Ook toen, na 1945, de ontwikkeling van kernenergie systematisch werd bedreven (vooral in Oak Ridge National Laboratory), bleef de focus toch op de productie van kernwapens liggen. Vooral plutonium was gevraagd, omdat een plutoniumbom een veel hoger rendement kan hebben dan een tuig met uranium. Dat laatste was vooral bij thermonucleaire (waterstof) bommen belangrijk, waar een plutoniumbom praktisch als ‘slaghoedje’ gebruikt wordt.

Er werden in Oak Ridge veel alternatieven onderzocht: niet enkel verschillende opstellingen voor Uranium 235 – reactoren, maar ook de thoriumroute draaide vier jaar lang in een experimentele reactor. Die veelbelovende piste, die niet enkel intrinsiek veiliger is maar ook nog vele andere voordelen biedt, werd door de regering Johnson opgegeven omdat... ze te weinig plutonium produceerde.

 

atomkraft nein

Die koppeling van kernenergie en kernwapens, die dus wel degelijk reëel bestond en bestaat, heeft het debat zijn verbitterd karakter gegeven. Er ontstond een machtige synergie tussen de vredeslobby en de eveneens gigantische milieulobby. Die laatste heeft ook eigen reële argumenten tegen, waarop we nog zullen terugkomen. In de twintigste eeuw hebben we bij Gorleben in Duitsland gezien waartoe die alliantie in staat is. We zagen daar prerevolutionaire toestanden. Mevrouw Merkel (doctor in de fysica) heeft dat ook gezien. Toen er na Fukushima in Duitsland weer dergelijke toestanden dreigden is ze overstag gegaan. We verschillen van mening over de wijsheid van die beslissing. Tegelijkertijd zie ik dat Angela Merkel (ik heb haar dissertatie gelezen) zeer waarschijnlijk veel verstandiger is dan ik. Dat ligt niet aan overdreven bescheidenheid: U gaat me over Gerhard Schröder niet zo gauw iets dergelijks horen beweren. Niet zo simpel dus…

De ‘Anti-Atoomkracht Beweging’ gebruikte vanaf het begin de retoriek en dialectiek van mei ‘68. Daar kwam ook een goed deel van hun personeel vandaan. De anderen hebben dat nooit echt begrepen en dus voortdurend geprobeerd een zakelijke discussie op gang te brengen. De beweging was daarin geen moment geïnteresseerd: hun absoluut groot gelijk stond axiomatisch al op voorhand vast; mensen zoals ik overtuigen was onnodig en oninteressant. Het kwam er enkel op aan de massa op hun hand te krijgen (Heilige Antonius Gramsci, bid voor ons), en dat betekende in dit geval: panisch bang maken. Dat lukte ook verregaand.

Argumenten

De meeste argumenten die de milieubeweging tegen kernenergie inbracht waren ofwel half waar of helemaal gelogen. Beginnen we met het laatste. Uranium zou niet zo overvloedig beschikbaar zijn. Het is natuurlijk principieel waar dat ook uranium een eindige resource is. Maar er is, naar gelang de aannamen, nog altijd voldoende voor 30.000 tot 100.000 jaar. Dan volgen er een hele resem bezwaren in verband met veiligheid. Daar is in ieder geval iets van aan, maar er werd en wordt zeer sterk, tot in het hysterische, overdreven.

We hebben tot hier toe duizenden incidenten met kernreactoren gezien, waarvan drie echt erge: Three Mile Island (Harrisburg) in Pennsylvania (1979), Tsjernobyl in Oekraïne (1986) en Fukushima Japan (2011). Ik vernoem Sellafield (Verenigd Koninkrijk) hier niet, omdat het daar om een installatie ging die specifiek voor de productie van plutonium bedoeld was. In elk van deze drie gevallen kwam het tot een smelting van de reactorkern, de grootste aanneembare ramp. Telkens kwamen aanzienlijke hoeveelheden radioactiviteit in de atmosfeer terecht. De bevolking werd ook bij alle drie van de gevallen uit een grote veiligheidsperimeter geëvacueerd.

Bij het incident in Harrisburg kwamen grote hoeveelheden straling (voor de specialisten: 93 PBq, Peta Becquerel) in de atmosfeer terecht. Dat is best wel verontrustend veel. De gemiddelde dosis die inwoners in een gebied zestien km rond de reactor daardoor ontvingen bedroeg 8 millirem, de maximale dosis die iemand daar opdeed was 100 millirem. Om die cijfers in perspectief te plaatsen: 8 millirem is wat we bij één Röntgenopname van de longen krijgen en 100 millirem is één derde van wat we door de natuurlijke stralingsachtergrond in een jaar tijds in ieder geval opdoen. Iemand die tamelijk vaak met het vliegtuig reist krijgt op een jaar een duidelijk hogere extra-dosis. De activisten zagen uiteraard vele en zwaarwegende gezondheidsproblemen: een kind met leukemie hier, een toename van borstkanker daar, een konijn met vijf poten ginder en ook een verhoogde kindersterfte. Dat werd in de pers allemaal breedvoerig uitgesmeerd behandeld. Ernstige epidemiologische studies die daarop volgend uitgevoerd werden konden niets abnormaals vaststellen. Dat laatste haalde echter nooit de media: het was geen ‘nieuws’.

Tsjernobyl was zeker de zwaarste van de drie rampen, en bovendien die waarop door de overheid (de toenmalige Sovjet - Unie) het minst competent gereageerd werd. Daardoor vielen er in Tsjernobyl ook effectief doden door de straling. Men heeft er honderden ongeïnformeerde, totaal onvoldoende uitgeruste mensen, meestal dienstplichtige militairen, voor de initiële opruimingswerken in de zeer hoge stralingsintensiteit van de reactor gestuurd. Daaronder vinden we de slachtoffers. Crimineel is een te zwak woord voor dat soort management (‘leiding’ wil ik het echt niet noemen).

Studies in de ontruimde perimeter van Tsjernobyl hebben uitgewezen dat het met de dieren die daar nu leven, onder andere wolven, uitstekend gaat: ze blaken van gezondheid. Er worden natuurlijk afwijkingen bij de geboorten vastgesteld, maar niet significant meer dan elders. Voor de gezondheid van dieren is de afwezigheid van de mens blijkbaar belangrijker dan de aanwezigheid van een vrij hoge dosis radioactiviteit. Ook de mensen keren er nu terug, hoewel het stralingsniveau daarvoor – volgens onze normen – nog altijd veel te hoog is. Zie artikel hier. Er zijn er trouwens ook die zich tegen de verplichte ontruiming verzet hebben en nooit weggegaan zijn. Dat alles doet vermoeden dat onze normen werkelijk uitgesproken aan de voorzichtige kant liggen, en daar is niets mis mee.

Het is wellicht belangrijk te weten dat de ongevallen van zowel Harrisburg als Tsjernobyl in feite veroorzaakt werden door technische blunders van een onbegrijpelijk incompetente bemanning. Mijn eigen strategie bij de omgang met soms heel gevaarlijke grote chemie-installaties was dan ook altijd gecentreerd rond de gedachte dat de competentie (zowel technische als menselijke) van de bemanning de ultieme veiligheidsfactor is, belangrijker dan welke technische maatregel ook. De moderne maatschappij denkt dat alles met organisatie en regeltjes beheerst kan worden, ondanks al het luide gepraat over human capital. Daardoor verliest het besef dat de menselijke competentie de hoofdfactor is aan kracht. Dat is weliswaar geen voor de kernenergie typisch probleem, maar het maakt de omgang ermee wel degelijk problematischer.

In Fukushima zijn er ook doden gevallen, maar niet door straling. Ze werden het slachtoffer van ontploffingen of ‘normale’ arbeidsongevallen zoals die als gevolg van de ontzettende ravage door de tsunami, eigenlijk te verwachten waren. Er is uiteraard veel kritiek geweest op de bedrijfsleiding; de beste stuurlui staan altijd aan wal. Maar zover ik het kan beoordelen heeft die leiding alles juist gedaan. Alleen was er niet meer veel dat ze nog konden doen. Als we de ramp van Fukushima, die ik hier zeker niet wil bagatelliseren, tegen de totale achtergrond (18.000 doden) van de aardbeving en de tsunami die erdoor werd veroorzaakt bekijken, verbleekt ze eigenlijk tot een onbeduidend ‘fait divers’. Voor ernstige epidemiologische conclusies is het, na slechts zes jaar, nog te vroeg. Maar eerste indicaties geven ook hier weer hoop dat het goed zal aflopen.

De panische angst die een meerderheid schijnt te voelen voor straling en kerncentrales is dus rationeel niet te rechtvaardigen. Maar angsten zijn dat nooit. Die paniek is dan ook ‘gemaakt’, geconstrueerd door de activisten die er voortdurend in slagen de aandacht van onze –willige – journalisten te kapen, zelfs met de grootste onzin. De mensen zijn zich niet bewust van het feit dat er enorme verschillen zijn in het niveau van de natuurlijke radioactieve straling, afhankelijk van de locatie. Zo zijn er bijvoorbeeld in de Tsjechische Republiek (en uitgerekend in de buurt van het kuuroord Carlsbad - Karlovy Vary) plaatsen met een vrij hoge achtergrondstraling. Daar leven sinds vele generaties mensen tamelijk onbezorgd en zonder zichtbare problemen. Indien ooit een dergelijk stralingsniveau in de Antwerpse polder gemeten zou worden, zou er onmiddellijk groot alarm geslagen worden en zou de ‘publieke opinie’ in massale demonstraties de sluiting van Doel eisen.

Er zijn ook ernstige bezwaren

Dat alles neemt niet weg dat de milieuactivisten ook een echt belangrijk en geldig argument tegen kernenergie hebben. Splijtingsreactoren genereren een hele resem radioactieve bijproducten. Afhankelijk van de normen die men aanlegt moeten die voor de zekerheid tussen 20.000 en 100.000 jaar op een beveiligde manier worden bewaard om de radioactiviteit te laten dalen tot een veilig niveau. Er komt geen einde aan de lijst van verschrikkelijk domme en criminele dingen die we met die producten zouden kunnen aanvangen. En in 100.000 jaar is het eerder waarschijnlijk dat ze allemaal gebeuren.

Technisch gezien is dat alles geen groot probleem. We kunnen, bij voorbeeld, die producten in glas verwerken en zo beletten dat ze in de omgeving (het grondwater) terecht komen. Maar… 100.000 jaar is een zeer lange tijd. Wat dat glas in die tijd allemaal gaat doen weten we niet echt. Maar dat verhindert ons niet te beweren dat we het wél weten. Dat is dan net dezelfde hoogmoed die ook de klimaatalarmisten toelaat de ‘toekomst te voorspellen’ Over dergelijke voorspellingen hebben de dwarsliggers zich al eens uitgesproken.

Als we gedurende heel die tijd een humane, wijze maatschappij met verantwoordelijke leiders postuleren is dat allemaal beheersbaar. De chemici kunnen dan met hun intussen aangegroeide kennis die producten gewoon nog eens opnieuw verwerken. Of misschien is tegen die tijd zelfs de kernfysica zo ver geëvolueerd dat we die bijproducten als brandstof kunnen gebruiken. Dat is nog beter. Het probleem is echter: hoe komen we er toe zo een beschavingsniveau gedurende een zo lange tijd voor realistisch te houden? Zelfs het idee dat we vandaag een dergelijke hoogstaande cultuur hebben berust eerder op onze wensen dan op nuchtere observatie.

Dat alles is voor mij voldoende reden om te zeggen dat uraniumcentrales geen definitieve oplossing voor ons energieprobleem kunnen zijn. Maar als overgangsoplossing kunnen, moeten, en zullen ze een belangrijke rol spelen, hoe luid de activisten ook schreeuwen.

De Belgische situatie

Begin 2003 werd bij wet vastgelegd dat België uit de kernenergie zou stappen. In 2015 moest de laatste reactor stilgelegd worden. Dat was het werk van de groen-paarse regering Verhofstadt 1, in uitvoering van het regeerakkoord.

Het plan was dus 6 Gigawatt aan capaciteit stil te leggen. De helft daarvan moest door besparingen opgevangen worden, de andere helft door ‘hernieuwbare energiebronnen’. Beide voornemens zijn in een hoge mate onrealistisch. Ik weet niet of Verhofstadt dat begreep: hij studeerde rechten in Gent. Gezien zijn toen reeds drukke politieke activiteit is het onwaarschijnlijk dat hij tijd gevonden heeft om zich even tussendoor over natuurwetenschappen te informeren. Ik ben er wel zeker van dat iets wat voor hem een ‘technisch detail’ geweest moet zijn, hem nauwelijks interesseerde. Hij kon premier worden en blijven, al de rest was onbelangrijk. Verder bestaat er voor de postmoderne mens (en daarvan is Verhofstadt een exemplarisch prototype) niet iets als ‘onmogelijk’. Als wij het maar allemaal samen willen kunnen we de wereld iedere vorm geven die we wensen. Denken we… Eigenlijk is dat een reductie van de wereld tot de politieke dimensie.

Verhofstadt deed nog meer. Hij verkocht onze elektriciteitsproductie aan Frankrijk (en verspilde de centjes), zodat wij de controle daarover verregaand verloren. Electrabel is vandaag een filiaal van het Franse Engie (vroeger Suez), waarin de Franse overheid met 32% van de aandelen de plak zwaait. Dat laatste is mogelijk omdat ongeveer 60% van de aandelen over een zeer breed publiek verspreid zijn, en dus bij de aandeelhoudersvergadering uiterst schaars vertegenwoordigd worden.

We hadden dus moeiteloos, en vrijwel zonder oppositie, een situatie geschapen die absoluut niet werkbaar is. Elektriciteitsproductie, en dan nog meer nucleaire, is een no-nonsense engineeringactiviteit. Ze hoort streng georganiseerd en doorgevoerd te worden op basis van wetenschappelijke feiten, kennis en logica. Maar hier hebben we de leiding volledig aan de politici overgelaten. Die dobberen – zoals we weten – nogal stuurloos op de stromingen van de ‘publieke opinie’.

Nadat in 2003 die wet goedgekeurd was, hadden de dames en heren geen verdere interesse meer voor het probleem. Er werd dus absoluut niets gedaan. Het doel was immers bereikt: er was een regering gevormd!

Daardoor hebben de politici – tot hier toe – niets opgelost, maar wel voor grote onzekerheid gezorgd. Door het totaal gebrek aan voeling met de realiteit in de huidige plannen en wetten weet eigenlijk iedereen dat er niets van terecht kan komen. Niemand weet hoe het nu verder moet. In een dergelijke situatie zijn ondernemers zeer terughoudend met investeringen. Nu mag Engie een ‘staatsonderneming’ zijn, in Frankrijk handelen die tamelijk strikt naar markteconomische regels, zeker als het hun buitenlandse eigendommen aangaat en geen Franse kiezers raakt.

De installaties worden dus nog wel – strikt volgens de veiligheidsvoorschriften – onderhouden, maar investeringen om de techniek aan de nieuwste mogelijkheden aan te passen, laat staan om bijkomende capaciteit te bouwen, blijven achterwege. Daardoor werd de langzame en spontane uitwisseling/verbetering van apparatuur die in de techniek gebruikelijk is abrupt gestopt. Dat leidt tot ‘veroudering’ van de installaties, en die brengt haar eigen problemen mee. Ook het personeel van die installaties heeft geen toekomstzekerheid. Al deze factoren creëren situaties die, vooral daar waar veiligheid een overheersend thema is, schadelijk en te mijden zijn.

Onze politici hebben dan, ook weer niet door storend inzicht gehinderd, programma’s gestart om ‘duurzame energie’ te bevorderen. Ze zagen niet dat de technologie waarop ze inzetten, namelijk zon- en windenergie, nog niet de maturiteit bereikt had die een volledige substitutie moet toelaten. Nu, 15 jaar later, leveren die ‘alternatieve energiebronnen’ zegge en schrijve 4% van onze totale elektriciteitsproductie. Het enig werkelijk voelbaar resultaat is dat de elektriciteitsfactuur duidelijk (veel meer dan 4%!) in de hoogte gegaan is, wat vooral de armen zeer pijnlijk treft.

We kunnen onze politici niet eens kwalijk nemen dat ze dat allemaal niet zagen aankomen. We kunnen en moeten hen echter voorhouden dat ze altijd nog de handen kunnen afhouden van dingen die ze niet begrijpen. Van die mogelijkheid heeft men hier geen gebruik gemaakt.

Ondanks al mijn kritiek op de Duitse ‘Energiewende’ is die dan nog honderd keer rationeler en beter. Ze zal de Duitsers zeker duur te staan komen, en enkele jaren ernstige ‘migraine’ bezorgen, maar op de duur zal ze werken… De Duitsers hebben al 28 van hun 36 kerncentrales stilgelegd. En wij? Zelfs de researchreactor BR1 in Mol die al in 1956 kritisch werd werkt vandaag nog.

Een helder, werkbaar plan voor de kernenergie, dat niet bij iedere nieuw legislatuur herzien maar standvastig uitgevoerd wordt, zou zeker helpen. Nog meer nood is er echter aan een globaal (in de zin van algemeen) energieplan, waarin de rol van de kernenergie uiteraard duidelijk te specificeren is.

Uw dwarsligger

Bewaren

Bewaren

Bewaren