Onze Nieuwjaarswens voor 2021: Een grondige politieke vernieuwing
Inleiding
Sinds het ontstaan van België worstelt het met de roep om een betere staatsstructuur en goed bestuur. Het kostte bloed, zweet en tranen vooraleer er in 1970 begonnen werd om de staatsstructuur te hervormen. Intussen hebben we de zesde staatshervorming achter de rug en ondanks deze halve eeuw aan inspanningen klinkt de roep om goed bestuur steeds luider.
De parlementaire democratie werd in toenemende mate uitgehold door de particratie. De roep om een nieuw kiesstelsel is terug van nooit weggeweest.
Met deze bijdrage, tegelijk onze Dwarsliggers Wensen voor 2021, willen we een positieve bijdrage leveren aan het debat over een verregaande hervorming van zowel het kiesstelsel als de staatsstructuur.
België heeft nood aan een revolutionaire hervorming
Onlangs stelde Bart De Wever, voorzitter van de grootste Belgische politieke partij (N-VA) voor om het huidige kiessysteem te vervangen door het Britse systeem, ‘winner-takes-all’. Dat zou het beleid ongetwijfeld eenduidiger kunnen maken dan het klassieke Belgische compromis dat een veelvoud van (actueel zeven) partijen met elkaar moeten afsluiten.
In een interview met Itinera pleit jurist Christophe Convent eveneens voor een meerderheidskiesstelsel zoals dat in Frankrijk bestaat, met twee verkiezingsrondes voor de Kamer maar hij blijft bij het bestaande kiesstelsel voor de senaat ‘omdat daar het ganse spectrum van de bevolking moet kunnen deelnemen aan het grondwetgevend werk’. Impliciet geeft hij hiermee toe dat het meerderheidskiesstelsel minder democratisch is. Verder vermeldt hij zeven pijnpunten die moeten gecorrigeerd worden. De al even noodzakelijke hervorming van de structuren is daar niet bij.
Met ons voorstel gaan we uit van een nieuwe staatstructuur met exclusieve homogene beleidsdomeinen voor elk niveau (confederalisme).
De onrechtvaardigheden van het huidige kiessysteem
Het Belgische kiessysteem bevat drie grove onrechtvaardigheden:
(1) De zetelverdeling schendt het gelijkheidsbeginsel. Niet elke stem is evenveel waard. De Franstalige socialisten (PS) hadden voor de verkiezingen in 2019 voor de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers slechts 32.081 stemmen nodig voor één zetel, terwijl de Vlaamse socialisten (Sp.a) 50.560 stemmen nodig hadden. Ook voor de liberale familie is er een duidelijk onderscheid: 36.630 stemmen voor de Franstalige MR en 48.278 stemmen voor de Open VLD. De grootste Belgische partij in kiezersaantal (N-VA) had 43.471 stemmen nodig voor één zetel.
(2) Volgens het huidig systeem ‘D’Hondt’ worden de grote partijen bevoordeeld waardoor er een door de kiezer niet gelegitimeerde scheeftrekking van de zetelaantallen in de Kamer ontstaat.
(3) De kieswetgeving verplicht elke stemgerechtigde om deel te nemen aan de verkiezingen. Wie deelneemt en toch een blanco stem uitbrengt, heeft wel degelijk een politieke keuze gemaakt. Bij de verdeling van de zetels worden deze stemmen nochtans bestempeld als “ongeldig” en dus niet bestaande.
Het cordon sanitaire
De weeffouten in het kiessysteem worden nog versterkt door een bijkomend democratisch deficit: het cordon sanitaire of het politieke veto tegen machtsdeelname van de Vlaamse ultrarechtse partij (Vlaams Belang). Hierdoor werd de partij die in 2019 810.177 kiezers haalde (de tweede grootste partij van België), uitgesloten van deelname aan de regeringsonderhandelingen. Hoewel niet expliciet maar wel impliciet waren ook de ultralinkse partijen (PTB/PVDA) met 584.621 kiezers, uitgesloten.
De politieke grendels
Het is geen unicum, maar zeker een van de grote uitzonderingen dat een staat die zich democratisch noemt niet alleen de extremen uitsluit, maar ook juridisch afdwingbarre politieke grendels nodig heeft om de (Franstalige) minderheid te beschermen tegen de (Vlaamse) meerderheid. Nochtans is er op geen enkel moment in het unitaire België een poging geweest van de Vlamingen om de Franstalige minderheid te benadelen. Integendeel, de Franstalige minderheid heeft van haar meerderheid in Brussel schandalig misbruik gemaakt om de tweetaligheid te boycotten en de Vlamingen als tweederangsburgers te behandelen, en tot op de dag van vandaag blijft er een stuitende ongelijkheid.
Het zijn deze politieke grendels die een efficiënte aanpak van de structurele politieke weeffouten onmogelijk maken. De communautaire compromissen waren daardoor een geldverspilling zonder toegevoegde waarde voor goed bestuur.
Een doorgeschoten particratie spoort niet met democratie
De toenemende almacht van de partijleiding was een reactie om het afkalven van de geloofwaardigheid van de partijprogramma’s (die door elk regeringscompromis aan duidelijkheid en rationaliteit inboetten) te compenseren. Men werd verplicht om het programma van anderen uit te voeren en weinig verkozenen waren daar blij mee. Langzaam werd de greep op de verkozenen zo groot dat ze nauwelijks meer zijn dan goedbetaalde partijslaven die geen aanspraak meer kunnen maken op de titel ‘volksvertegenwoordiger’. Ze zijn zelfs niet de vertegenwoordiger van hun eigen kiezers.
Een nieuw kiessysteem
Politicologen, advocaten en filosofen pijnigen hun hersenen om alternatieven aan te dragen. Soms zijn het lapmiddelen die echter wél mogelijk zijn, terwijl anderen wel diepgaande voorstellen aanbrengen die een revolutie in ons denken en doen vereisen en daarom afgewezen worden als onrealistisch. De experimenten met burgerdemocratie waren geen succes.
Revolutionaire politieke oplossingen zijn niet onmogelijk, ze zijn alleen onbespreekbaar
Sinds de eerste staatshervorming in 1970 zijn er vijftig jaar verlopen; een halve eeuw waarbij met kleine stapjes en compromissen alleen de complexiteit van de staatsstructuur en de kostprijs toenam terwijl de transparantie en goed bestuur verkruimelden. Tijd voor weldoordachte maar ook drastische veranderingen.
Een kiessysteem dat rekening houdt met de staatstructuur
Laten we eerst het kader van de verkiezingen aanpassen aan de structuur, namelijk de toewijzing van homogene beleidsdomeinen die op nationaal (confederaal) niveau worden behouden (toepassing artikel 35 Grondwet) en alle andere toegewezen worden aan de deelstaten.
Voor deze intellectuele oefening kiezen we voor vier kiesomschrijvingen met slechts één kieskring: Vlaanderen, Wallonië, Duitstalig België en een Hoofdstedelijk Gewest Brussel. Dat betekent ook dat we pleiten voor gelijktijdige vier- of vijfjaarlijkse verkiezingen.
De verkozen parlementen kiezen vervolgens hun regering die bevoegd én verantwoordelijk is voor de toegewezen homogene beleidsdomeinen. Tegelijk duiden ze het aantal afgevaardigden aan die zullen zetelen in het confederaal parlement. Het aantal zitjes in dat parlement moet rekening houden met het aantal beleidsdomeinen die op dat niveau worden behouden. Het is evident dat wanneer slechts drie of vier domeinen confederaal blijven een parlement van 150 volksvertegenwoordigers drastisch moet ingeperkt worden. Het zal de kwaliteit ten goede komen. Een maximum van 75 (gespecialiseerde) vertegenwoordigers op basis van de verhoudingen in de deelstaten lijkt aanbevelenswaardig. De senaat wordt afgeschaft en vervangen door een jaarlijkse grondwettelijke conferentie van de deelstaten Vlaanderen en Wallonië en de Gewesten met een beperkte autonomie, het Duitstalig Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De confederale regering wordt beperkt tot
- een eerste minister met een vice-eersteminister per deelstaat en een staatsecretaris voor de Gewesten. De vice-eersteministers zijn collegiaal bevoegd voor de Publieke schuld en de Solidariteit en de Brusselse hoofdstedelijke functie.
- de vakministers voor de domeinen waarvoor het confederaal niveau bevoegd is.
Een rechtvaardiger kiessysteem
Elke deelstaat die/Gewest dat uiteraard ook verantwoordelijk is voor de kostprijs van zijn keuzes; bepaalt het aantal verkozenen.
Het aantal stemmen voor een zitje is gelijk voor alle politieke partijen, namelijk het aantal kiesgerechtigden gedeeld door het aantal parlementsleden. Voor Vlaanderen (op basis van de cijfers voor 2019) zou dat dus betekenen dat voor 4.838.566 ingeschrevenen en 124 verkozenen de verdeelsleutel = 39.020 stemmen per zetel, en voor Wallonië met 2.563.033 ingeschrevenen en 75 verkozenen is de verdeelsleutel = 34.173 stemmen.
De kopstem wordt afgeschaft en de kandidaten worden alfabetisch gerangschikt op de verkiezingslijst. De beginletter wordt vooraf door een onschuldige kinderhand geloot.
Het toekennen van reststemmen: Het overtal aan stemmen van één kandidaat kan alleen doorgegeven worden aan de volgende kandidaat/kandidate die het dichtst het vereiste aantal stemmen benadert. Dus niet noodzakelijk de volgende op de lijst.
Het toekennen van reststemmen over de partijgrenzen heen: De stemmen die niet nuttig kunnen herverdeeld worden binnen de eigen partij kunnen (maar moeten niet) door de politieke eigenaar (de politicus, niet de partij) afgestaan worden aan een politicus van een andere partij wanneer die daarmee ook de verdeelsleutel haalt.
Blanco stemmen hebben in een systeem van verplichte deelname een even grote politieke betekenis als de keuze voor één of andere politicus. Het is onaanvaardbaar dat deze stemmen niet worden erkend als dusdanig. Rechtvaardiger zou zijn om deze stemmen te beschouwen als de keuze voor een lege zetel. Dat het parlement in dat geval minder vertegenwoordigers zou tellen, is een logische consequentie. Het is aan de politici, die de oorzaak zijn van deze blanco stemmen, om het tij te keren, in plaats van stemmen te negeren! Indien politici zouden vrezen voor te veel ‘lege zetels’ kunnen ze nog altijd een ondergrens voorzien. “Blanco” zou dus op de kiesbrief als een expliciete keuze moeten staan.
Ons voorstel: Concreet heeft elke kiezer dus de keuze tussen:
Eén stem voor één kandidaat of
een halve stem voor twee kandidaten (ook voor kandidaten op twee verschillende lijsten) of
een stem voor Blanco
Specifieke bevoegdheden voor de Gewesten
Brussel Hoofdstad
Wanneer Brussel zijn rol van hoofdstad van alle Belgen wil waarmaken, moet op zijn minst ook elke gemeenschap betrokken worden bij het Hoofdstedelijk beleid. Daarom wordt de bevoegdheid én de financiële verantwoordelijkheid voor de hoofdstedelijke functie toevertrouwd aan het confederale parlement en de dito regering. De taalwetgeving is onderdeel van de hoofdstedelijke functie.
Brussel zal dus in de toekomst enkel bevoegd zijn voor de niet-hoofdstedelijke beleidsdomeinen indien het voor deze beleidsdomeinen zelf de financiële verantwoordelijkheid opneemt. Indien Brussel een beroep doet op financiële steun van de confederale regering en het parlement zal deze bevoegdheid ook op dit niveau beheerd of ten minste gecontroleerd worden (met vetorecht).
Deze keuze moet het ook mogelijk maken om de veel te lage verdeelsleutel die momenteel gelijk is aan 6.609 stemmen per zetel. (89 verkozenen voor 588.203 ingeschrevenen) drastisch aan te passen. Gezien de beperkte bevoegdheden volstaat één Gewestregering en moeten de actuele gemeenten fusioneren.
Duitstalig België
Het Duitstalig Gewest is tegelijk een taalgemeenschap en het verdient daarom aanbeveling om hen te laten kiezen in welke mate ze autonomie wensen of willen samenwerken met een Deelstaat.
De particratie ook financieel inperken
De belangrijkste macht van een politieke partij berust op de methode om haar ‘verkozenen’ aan de partij te binden. Dat gebeurt onder meer door de manier waarop de verkozenen vooraf worden geselecteerd (een rangorde krijgen) door de partijtop. Hiervoor boden we een oplossing.
We kunnen ook de verkozenen helpen op een democratischer manier om toegang te hebben tot officiële informatie die noodzakelijk is om met voldoende kennis van zaken te oordelen. Nu zijn het de studiediensten van de partij die zorgen voor (selectieve) informatie die enkel bestemd is voor de eigen verkozenen. In plaats daarvan moet (met het geld dat van die partijstudiediensten afgenomen wordt) een gegevensbank georganiseerd en beheerd worden door gespecialiseerde ‘civil servants’ onder de auspiciën van de Parlementen waar ALLE volksvertegenwoordigers gelijke toegang krijgen tot alle beschikbare informatie. Deze dienst kan ook gevraagd worden om de informatie van de uitvoerende macht (regeringen) te toetsen aan hun gegevens.
Nu nog de verkiezingen financieren
Nu ontvangen de partijen veel geld uit publieke middelen op basis van hun aantal verkozenen. Te veel geld zo blijkt uit de wijdverspreide kritiek. Het zijn economische spelers geworden met hoofdzakelijk belastinggeld.
In een parlementaire democratie zijn de verkiezingen van de ‘volksvertegenwoordigers’ de belangrijkste activiteit van een politieke partij. Dat daarvoor publieke gelden ter beschikking worden gesteld is een goede zaak. Zo krijgen meer kandidaten gelijke kansen. Dat kan door op basis van het aantal verkozenen een subsidiëringsbedrag te bepalen dat toegekend wordt aan alle voorgedragen kandidaten en onafhankelijke kandidaten mits het leveren van een bewijs van een minimaal maatschappelijk draagvlak (XXX handtekeningen voor hun deelname).
Wat met het ‘cordon sanitaire’?
Dat extreemlinkse en -rechtse politieke standpunten een gevaar zijn voor de democratie is niet bewezen. Het cordon sanitaire is in elk geval niet democratisch. Dat de traditionele politieke families het cordon sanitaire vooral gebruiken voor partijpolitieke doeleinden is niet netjes en met deze uitsluiting kregen ze ook al internationaal ongelijk.
Herinnert u de houding van België in 2000 toen we het voortouw namen in het Europese verzet tegen Oostenrijk waar de christendemocraten een regering vormden met het FPÖ van Jorg Haider. Dat waren inderdaad ‘ultra’s’ en velen waren ook sympathisanten geweest van nazi-Duitsland. Onze buitenlandminister Louis Michel en defensieminister André Flahaut vielen de Oostenrijkers frontaal aan en scheerden daarbij iedereen over dezelfde kam: nazi’s en racisten waren het! Tot op een EU-vergadering in Portugal Louis Michel de enige was die uit protest wegbleef. Nadien moest België alle zeilen bijzetten om zelf niet verder geïsoleerd te worden.
De EU stelde een trio Wijzen aan (de Finse oud-president Martti Ahtisaari, de Spaanse oud-minister van Buitenlandse Zaken Marcelino Oreja en de directeur van het Duitse Max Planck-Instituut Jochen Frowein) om te onderzoeken of de deelname van de FPÖ aan de regering een gevaar was voor de democratie. Hun advies was duidelijk NEEN en ze stelden voor om de sancties op te heffen, wat dan ook gebeurde.
De vragen die we moeten stellen
Zijn deze ‘extreemrechtse en -linkse’ inderdaad gevaarlijk voor de democratie?
Zijn al de standpunten van deze ‘radicale partijen’ fout of zijn ze onbespreekbaar omwille van een dominante ándere politieke visie?
De derde belangrijke vraag die de ‘radicalen’ zichzelf moeten stellen is: ‘Met welke strategie kunnen we het best onze doelstellingen realiseren of om (uit respect voor hun kiezers) ten minste aanvaardbaar te zijn voor machtsdeelname’. Voor het Vlaams Belang met zijn grote aanhang is deze vraag cruciaal voor de Vlaamse democratie. Zowat één miljoen kiezers negeren doet denken aan zwarte tijden.
Politieke grendels zijn een teken van zwakte
In een echte democratie is het vanzelfsprekend dat de minderheid niet geminimaliseerd wordt. Het is alleen in een dictatuur dat minderheden echt minoritair zijn. Dat is heel zeker in België niet het geval. Daarom moet het duidelijk zijn voor alle politieke strekkingen dat België slechts echt democratisch kan worden door de afschaffing van alle politieke grendels. Daarvoor zijn geen speciale maatregelen nodig. Door de decentralisatie van homogene bevoegdheden worden die grendels overbodig.
Hervorming staatsstructuren
Reeds jaren geleden schreven we dat in een land als België goed bestuur enkel kan door meer autonomie voor de deelstaten. Tot deze conclusie kwamen CD&V en Open VLD al in de vorige eeuw. Maar toen het deze partijen niet goed uitkwam, werd het ‘confederalisme à la belge’ snel weer opgeborgen.
Laat het duidelijk zijn, we probeerden het allemaal: de unitaire staat, het consumptiefederalisme, het vechtfederalisme, het samenwerkingsfederalisme, en nu wordt het hoog tijd om te erkennen dat
Confederalisme (voor België) de enige oplossing is voor goed bestuur [1]
Het Belgisch confederaal model dat hier bedoeld wordt, is een grondwettelijke ingreep in de soevereiniteit van de staat, die voortaan gedragen wordt door de deelstaten. Die staan vervolgens een deel van hun soevereiniteit/bevoegdheid af aan de confederale eenheid volgens afspraken. Het gaat hier NIET om het internationaal erkende begrip ‘confederalisme van onafhankelijke staten’, maar een variant voor intern politiek gebruik.
[1] Wie juridische bezwaren heeft tegen het ‘confederalisme’, kan best eens het Handvest van de VN consulteren.
- VN Handvest Art. 1: 2. Tussen de volken vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en zelfbeschikking der volken, en andere passende maatregelen te nemen om de algemene vrede te versterken;
VN Handvest Art. 55: Met het oog op het scheppen van toestanden van duurzaamheid en welzijn, welke noodzakelijk zijn voor vreedzame en vriendschappelijke betrekkingen tussen de volken gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en zelfbeschikking der volken, zullen de Verenigde Naties bevorderen: …