dwarsliggers

Dwarsliggers ... noodzakelijk om het rechte spoor te houden
          
lees meer over onze filosofie

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

duchateletOver burn-out - Regelmatig hebben we ‘onder dwarsliggers’ uitgebreide discussies over een of ander artikel of nieuwsfeit. Ditmaal over burn-out waarvan de succesvolle ondernemer Roland Duchâtelet beweert dat het door een meerderheid wordt gefaket.
In de jaren zeventig begonnen Amerikaanse psychiaters zich voor dit fenomeen te interesseren. Ze meenden een psychisch ‘ziektebeeld’ te ontdekken en noemden dat ‘burn-out’, alsof het hier enkel om opgebruikte energie zou gaan! Omwille van de fatale onscherpte was daarover van in het begin heftige discussie. Bijvoorbeeld in de DSM, “diagnostic and statistical manual of mental disorders”, de ‘Bijbel’ van de psychiaters die ziektebeelden oplijst en criteria voor de diagnose definieert, is ‘burn-out’ ook bij de huidige uitgave, DSM-5, niet opgenomen. In de ICD-10 echter wel. De ICD (international classification of deseases) is een publicatie van de WHO (wereld gezondheidsorganisatie), een instituut waar de ‘activisten’ behoorlijk wat invloed hebben. Er ontwikkelden zich ook verschillende klassen ‘burn-out’. Vandaag wordt het begrip vooral in de bedrijfswereld gebruikt voor medewerkers die hun engagement en motivatie verliezen.

Een dwarsligger somde als reactie op Duchâtelet zijn standpunt zijn voornaamste argumenten op:
  • Ze (de zieken) hebben ook echte redenen voor onvrede. De arbeidswereld is gedurende de laatste eeuw drastisch veranderd, en niet volledig ten goede. Zeker, er zijn ook positieve aspecten. Maar er zijn ook dingen verloren gegaan, en waarschijnlijk hebben we het belang daarvan zwaar onderschat.
  • De landarbeider uit de 19de eeuw, of hij nu eigenaar van de grond was of niet, leefde in een harmonie met zijn omgeving die wij ons vandaag niet meer kunnen voorstellen. Het belang van eigen inzet en competentie voor de ontwikkeling van de vruchten die hij hoopte te oogsten stond hem doorlopend voor ogen.
  • Bovendien was die mens ingebed in een intact sociaal systeem. Allereerst in de familie, toen nog de onbetwiste kern van de maatschappij. Daarenboven in het dorp waar iedereen heel zichtbaar op iedereen aangewezen was. Iedereen kende ook iedereen. Er was solidariteit. Meestal in een groot gezin opgroeiend kregen de kinderen met de paplepel mee dat ze niets bijzonders waren: één van velen. Ze leerden zich in te passen, zich te onderwerpen aan hun omgeving.
  • Dat was uiteraard geen paradijselijke idylle. Er waren materiele nood en uitbuiting. Er was een verstikkende sociale controle. Vooral iemand die van de norm afweek, door bij voorbeeld homoseksueel te zijn, had het ver van gemakkelijk. Maar er was een stabiel maatschappelijk weefsel, waarin iedereen zijn plaats had. En de mensen verzoenden zich ook – min of meer – met die plaats. Er was een hoge mate aan berekenbaarheid. Die wereld vinden we nog terug in het werk van Stijn Streuvels. Uit de realiteit is ze verdwenen, verjaagd door de industrialisatie en haar begeleidende verschijnselen.
  • De arbeidende mens van de 21ste eeuw is vervreemd. Vervreemd van het product van zijn arbeid, waarin hij zijn eigen bijdrage nauwelijks nog of zelfs helemaal niet meer herkent. Vervreemd van het productieproces, dat hem in een streng keurslijf dwingt, creativiteit en initiatief niet meer aanmoedigt maar bestraft.
  • Vervreemd van zijn arbeidsomgeving, die met de oorspronkelijke sociale entiteiten, zoals de stam en het dorp, zo goed als geen gelijkenis meer heeft. Collega’s, die ooit ‘medestrijders’ waren, zijn nu concurrenten geworden. Ze concurreren niet enkel om promoties, maar toenemend om de job zelf. Het is ieder voor zich, genadeloos.
  • Niet meer de mens, maar de machine staat centraal. De machine, ook in overdrachtelijke zin begrepen als structuur en organisatie, speelt nu de hoofdrol. De machines kwamen oorspronkelijk om te helpen, maar zijn gaandeweg de hoofdacteurs geworden. Ze worden bediend door mensen, maar het verschil tussen bedienen en dienen is intussen kleiner geworden dan iemand had durven voorspellen.
  • Vervreemd ook van zijn werkgever, waar hij niet meer mee verbonden is door een duurzame ongeschreven relatie van wederzijdse loyaliteit en solidariteit, maar door een formeel contract, dat steeds vaker niet meer blijkt dan dat wat het inderdaad is: een stuk papier. Hij wordt door zijn werkgever vaak uitgebuit, en in veel gevallen, gewoon gewetenloos om de tuin geleid. Tegenwoordig noemen ze dat ‘communicatie’, en dan mag het. Niemand schrikt daar nog van.
  • Bovendien is hij opgegroeid in een klein gezinnetje, veel sterker behoed door zijn ‘helikopterouders’ dan goed voor hem was. Die ouders hebben niet enkel, door overdreven hygiëne, belet dat zijn immuunsysteem zich kon ontwikkelen, ze hebben hem ook nog wijsgemaakt dat hij uniek is; het centrum van het universum. Ook zijn psychische weerbaarheid is dus eerder aan de flauwe kant. Daartegenover staan een sterk ontwikkeld ego en een vaak tomeloze ambitie. Maar vandaag zijn de omstandigheden enkel schijnbaar milder. In werkelijkheid zijn ze veel harder en brutaler.
  • Die mens komt dan uit de genadeloze moderne arbeidswereld thuis, maar ook daar vindt hij geen rust en geen geborgenheid. De familie is niet meer het absoluut robuust betonnen fundament waarop we veilig ons bestaan kunnen bouwen, maar een tijdelijk, relatief, zelfs voorwaardelijk fenomeen waarvan het zwaartepunt allengs naar de financiële aspecten drijft, weg van de affectieve. Alles is onzeker, vol stress, ook thuis. Onze buren kennen we vaak niet meer, ook niet in de dorpen.
  • Ook morele oriëntatie wordt moeilijker. Goed en kwaad worden steeds meer juridische begrippen. Officieuze bemiddeling van geschillen door de pastoor, de onderwijzer of de veldwachter bestaat niet meer: alles gaat naar rechtbanken, die natuurlijk de betrokkenen niet kennen, en omgekeerd.
  • De enige compensatie die tegenover die regelrechte ontworteling staat, is een sterk gestegen welvaart. Het zijn dus welvarende mensen die ik rondom me zie, maar zijn ver van gelukkig: met hun welzijn is het eerder treurig gesteld. Er bestaat wel een duidelijke positieve correlatie tussen inkomen en geluksgevoel, maar enkel op een zeer laag niveau. Bij ongeveer 20% van ons huidig beschikbaar inkomen vlakt de curve af. Meer maakt dan niet langer gelukkiger. Desondanks blijven we gedachteloos jagen naar ‘meer’, want welstand is zowat de enige waarde die nog overeind staat in de ruïnes van de traditie. Vindt U het niet merkwaardig dat U van die studies over het verband tussen geld en geluk nooit gehoord had? Niet zo verwonderlijk: onze media interesseren zich voor dergelijke dingen gewoon niet. Ze zijn totaal gefocusseerd op de ‘rat race’ die Galbraith in zijn ‘The Affluent Society’ zo treffend beschrijft. Altijd maar meer en beter hebben, vooral meer en beter dan de buren. “L'Enfer, c'est les autres”.
  • De vervreemding ondergraaft de functionaliteit van de moderne mens. Ze maakt hem ziekelijk, lusteloos, moe en miserabel. Individuen reageren daar heel verschillend op. Sommigen worden rebels, zelfs zonder precies te weten waar ze tegen in opstand komen. Anderen – en die zijn talrijker – stappen uit. Ze kunnen de druk van de arbeidsomgeving gewoon niet meer aan. Ze capituleren totaal voor de zinloosheid en interesseren zich voor niets nog, Ze nemen nog zo weinig mogelijk deel aan maatschappelijke activiteiten en daarbij behoort nu eenmaal ook werk. In sommige gevallen manifesteert zich dat in psychosomatische verschijnselen, en die mensen worden dan zelfs fysisch aantoonbaar ‘ziek’.


Na lezing van deze argumenten was het de beurt aan een ander dwarsligger:
Nu ik dat artikel met wat meer aandacht heb gelezen voel ik me tot een beter oordeel in staat. Algemeen genomen wil ik twee dingen beklemtonen:

  1. De "deconstructie" waarover je spreekt is volgens mij al bezig sinds het ten einde lopen van de Middeleeuwen. Ik heb dat proces ontleed in mijn Worsteling met de Moderniteit, een boekje dat genomineerd is geweest voor de Socrates-wisselbeker.

    De hele ontwikkeling van de westerse beschaving (en vooral: West-Europese, want er bestaat geen pan-Europese beschaving) loopt uit op verkruimeling, vervreemding, individualisering, ontwaarding. We kijken ons blind op het ideaal van de vrije, zelfstandige, zelfredzame mens, doch dat is een utopie, iets waar we naar kunnen verlangen maar nooit kunnen realiseren. De mens heeft een degelijke omkadering nodig. Bovendien: de mens blijft wat hij is: zelfzuchtig, tuk op rijkdom en macht en gericht op zijn eigen voordeel. Wij zijn dieren, zegt Frans de Waal.

    De Tweede Wereldoorlog heeft, meer nog dan de eerste, een enorme mentale ravage aangericht, die de vervreemding en de existentiële leegheid nog verscherpt hebben. Niet voor niets is midden van de vorig eeuw de tijd van de existentiële filosofie en de tijd van Freud.

    Tegelijk hebben we ons week en wak laten maken. We kropen onder een Amerikaans militair paraplu, maar zagen niet dat we tegelijk "ingelijfd" werden. In de gapende existentiële leegte waartegen we niet geleerd hadden ons te verweren, sprong het manager-dom ten eigen bate massaal in. Ter linkerzijde hoort men vaak klagen en zagen over de 'rijken'. Dat soort is natuurlijk niet te definiëren, maar ik vermoed heel sterk dat, als die linkse mensen die rijken goed zouden definiëren, ze vaak bij dat manager-dom terecht zouden komen. Voorbeelden zijn talloos: de hele eurocratie, de nationale en regionale bureaucratie, de vermenigvuldiging van het aantal directieleden in de zorgsector.... Met het manager-dom kwam de ondergang van de werkende mens: hij werd tot een pure kost, want men nam sommige kwalijke denkwijzen uit Amerika kritiekloos over. Ook de kerken hadden er geen oog voor. Tegelijk werden mensen gesust: almaar toenemende welvaart, veel meer speeltjes, TV, reizen enz. enz. Maar dat blijft niet werken, het geld raakt op en intussen blijft het kwalijke zich onderhuids opstapelen en vroeg of laat barst de bom. Tegenwoordig zijn alleen mensen die geld opbrengen nog van tel. In ziekenhuizen zijn dat de artsen, die bijgevolg een ongelooflijk machtige positie innemen. Je krijgt zo een soort conglomeraat van artsen en directies, die zich tegen de arme drommels op de vloer richten. Deze laatsten hebben verleerd zich te verweren en hun vakbonden zijn voornamelijk bezig met het najagen van hun eigen belangen, zoals Àrcopar...
     
  2. Het tweede, mee uit het eerste volgende, is dat de werkdruk hoe dan ook enorm is toegenomen. Niet alleen omdat "het nooit genoeg" is, maar vooral omdat de mensen voelen dat ze er niet toe doen. Voorbeelden zijn talrijk, omdat ik ze van mijn eigen dochters, verpleegsters, dagelijks hoor: voorstellen doen ter verbetering heeft geen zin, want de leidinggevenden gaan daar niet op in. Onervaren of niet: de jonge hemelbestormers weten alles beter en zouden ook geen inbraak in hun mentale territorium dulden. Enquêtes over de tevredenheid ten aanzien van het werk en de leiding zijn zinloos: niemand durft nog de waarheid te zeggen en als dat toch gebeurt, verandert er gewoon niets. De politiek - in deze sector viseert men vooral de Block - lijkt de andere richting uit te kijken als er om hulp wordt geschreeuwd en houdt zich met andere, 'grootse' dingen bezig à la Verhofstadt.

    Ik denk dus dat de burn-outrage vanuit de historische ontwikkeling van onze West-Europese beschaving a.h.w. te verwachten viel en dat ze eigenlijk neerkomt op een niet-gehoorde schreeuw van machteloze maar wel zich onwaardig voelende mensen om gehoord te worden. Burn-out is dus tegelijk ook een soort protest, een wrokkig afhaken, een vorm van wraak tegen een wereld die hen niet van tel wil laten zijn.

    Zelf zie ik dat als een basis van een kans om weer aan het werk te gaan en het maatschappelijk bouwwerk weer op te trekken. Wie wraak wil nemen, heeft immers nog altijd goede bedoelingen. Zo iemand is niet helemaal verpletterd. Doch dat is een hels karwei, en ik zie in de politiek weinig mensen die voor deze heropbouw gewonnen kunnen worden. Met de oude slogans komen we er zeker niet.

    Mensen als Duchâtelet zouden dus beter wat dieper nadenken.


Daarop volgde een wederwoord: Natuurlijk heb je gelijk. De verkruimeling van de monolithische menselijke ziel is al met de verlichting begonnen. Dat ligt in de natuur der verlichting. Monolithische structuren overleven nooit een grondig ‘hinterfragen’ (ondervraging, doorlichting) en grondig ondervragen is het handelsmerk van de verlichting. Maar dat gebeurde traag, in een evolutionair (≠ revolutionair) en vrij spontaan proces. De postmodernisten echter hebben deconstructie tot project en programma gemaakt. Daardoor kreeg het fenomeen een heel andere kwaliteit. De snelheid van een proces is op zich een kwalitatieve factor!

Dat we niet voor onze mening durven uitkomen is inderdaad een groot probleem. Ik heb dat eigenlijk overal waargenomen, maar nergens zo erg als in Vlaanderen. De ‘managers’ zijn inderdaad de ziekte van deze tijd. Het onoplosbaar probleem is dat een gestroomlijnde manager nooit een leider kan zijn. Een leider heeft hoeken en kanten, een manager een Teflon-huid. In de manager cultuur zijn stamhoofden verdacht. Ze worden enkel getolereerd bij fysische of financiële risicosituaties die zo groot zijn dat de manager zelf er absoluut afstand van wil houden. Dat is overal zo, ook in het leger, ook in de katholiek kerk.

Maar iedereen wil tegenwoordig manager worden! Ik begrijp dat niet; zo’n anemisch bestaan zou iedereen bodemloos vervelen. Ik wil, samen met mijn volk, epische avonturen beleven en overleven, onmogelijk dingen toch doen. Maar zoals Fly aan het biggetje ‘Babe’ de wereld verklaarde: “That’s the way things are dear”. Het gevolg is natuurlijk wel dat de door de evolutie gevormde bindingen (autoriteit, loyaliteit etc.) in de groep (stam) niet enkel vernield zijn, maar er ook systemisch aan gehinderd worden terug te ontstaan. Die situatie ligt evident aan de basis van ontworteling, vervreemding en dus – onder anderen– aan een burn-out.

Onze totale hulpeloosheid in de omgang met die dingen wordt veroorzaakt door het feit dat wij structuren en relaties waar de evolutie honderdduizenden jaren aan gevormd en gebouwd heeft op heel korte tijd gedachteloos weggooiden. Bij voorbeeld omdat we van etniciteit niets meer willen weten.

Tenslotte vond een dwarsligger, bij het lezen van zoveel argumenten en kritische beschouwingen dat aan de moderne burn-outrage géén medische maar maatschappelijke oorzaken ten gronde liggen. Reden waarom burn-out ook niet opgenomen is in de DSM, “diagnostic and statistical manual of mental disorders”, de ‘Bijbel’ van de psychiaters, alhoewel burn-out ook fysische ongemakken (onder meer fysieke vermoeidheid) veroorzaakt. Maar zij die er wel mee te maken hebben zijn wel degelijk te ziek om normaal te functioneren.

Toch nog één bedenking: Vroeger liep men niet te koop met succes, nu betaalt men succesvolle werknemers een ersatz loon (o.a. blitse firmawagens) waarmee de werknemer kan pronken en zodoende wordt de ratrace nog meer gestimuleerd. Ik denk dus ook dat Duchatelet beter niet enkel zijn financiële aandelen in de gaten houdt maar ook aandacht schenkt aan zijn aandeel in dit maatschappelijke probleem.

                 Waarom wordt burn-out gemedicaliseerd?

Daar zijn drie hoofdredenen voor:

  • Ondernemers zijn onder druk van de concurrentie meestal geneigd om het rendement op korte termijn op te krikken en willen dus altijd het maximum halen uit elke ‘arbeidskracht’.
     
  • De zucht naar (altijd meer) persoonlijk prestige en/of materiële welvaart bij de werknemers en hun families zorgt ervoor dat ze soms met veel enthousiasme meedoen aan deze rat-race.
     
  • De overheid beseft misschien wel/misschien ook niet, dat we maatschappelijk de verkeerde richting uitgaan. Ze blijft helaas al te dikwijls afwezig wanneer zich echt belangrijke maatschappelijke problemen manifesteren.


Dat lijken mij de drie voornaamste redenen waarom men voor dit maatschappelijk probleem een nieuwe naam vond. Burn-out moest wel een ziekte zijn, dan hoefde men geen schuldigen te vinden, kon men rustig wegkijken en het probleem doorschuiven naar anderen, de medici. En door de sponsoring van de medische behandeling kon men zich zelfs profileren als weldoener! Kan een warme overheid die oprecht bekommerd is om het welzijn van haar onderdanen (samen met duurzame ondernemers) niet méér doen dan het probleem doorschuiven?

Uw Dwarsliggers

Bewaren

Bewaren