no BSCDe Vlaamse regering heeft beslist om meer te verlonen volgens de functie en niet meer volgens het behaalde diploma. Luidt dit het einde van de Franse diplomacratie in Vlaanderen in?

In België als natie behept met Franse kwaal (2013) werd aangetoond dat de basis van het politiek bestel van België kopie conform aan de Franse is. Aanleiding was de vraag waarom een Vlaamse CHOD (Chief Of Defense) die zijn carrière met de Amerikaanse F16 gemaakt heeft, een operationele tableau de bord (Frankrijk) vroeg en de Balanced Scorecard (BSC) van zijn Assistant Chief of Evaluation (ACOS Eval) verwierp. Het antwoord: la Division Polytechnique de l'Ecole Royale Militaire.

Maar laten we eerst de verschillende ideologieën onderliggend aan de managementtechnieken van de tableau de bord en BSC bespreken om vervolgens die van het onderwijs in Frankrijk en de Verenigde Staten van Amerika onder de loep te nemen. Die verschillen in ideologie stellen ons beter in staat om het einde van de Franse diplomacratie in Vlaanderen als een ware paradigm shift te beschouwen.

De technieken

Balanced Scorecard (BSC)

"Een Balanced Scorecard bewaakt de performance van de gehele organisatie en/of delen ervan aangaande de strategische en operationele doelstellingen. Het maakt gebruik van financiële en niet-financiële prestatie-indicatoren [...] om aan te tonen waar de organisatie faalt." (2GC, 2014).

In de periode vanaf 2002 gebruikte ACOS Eval de tweede generatie van BSC (vier perspectieven en strategie kaart). De strategische doelstellingen werden beoordeeld of gemonitord via Key Performance Indicators (KPI).

Er was een cascade van KPI: lagere eenheden creëerden voor hun BSC de eigen KPI's, maar ze werden ook verplicht om gegevens te verstrekken aan de hogere niveaus (voor hun KPI en BSC). Sommige niveaus hadden problemen bij het bepalen van accurate en juiste gegevens voor de KPI en / of andere hadden problemen met de BSC zelf (programma of concept). Dit laatste was vooral te wijten aan het gevoel van "Big Brother is watching you”, zeker als generaals of kolonels gegevens of informatie moesten leveren aan een hoger niveau waar de verantwoordelijke lager in rang was.

Anders gezegd, er waren respectievelijk informatie-technische problemen en culturele problemen. Kaplan en Norton, de bedenkers van BSC, besteedden weinig aandacht aan de culturele uitdagingen van de implementatie van een BSC. Beiden zijn ingenieurs en waren minder begaan met de culturele aspecten van een organisatie. De meeste BSC's falen tijdens de implementatiefase, en volgens Corporater (n.d.) is dit nou meestal net te wijten aan culturele factoren. Het creëren van een strategische denkrichting is geen structurele of proces uitdaging, het is een culturele uitdaging.

Tableau de bord

Tableau de bord is een dashboard. De functies zijn (Expert-Comptable, 2014):

  • Het meten van het behalen van de doelstellingen: het wijst op de fysieke resultaten (hoeveelheid geproduceerd, verkocht, enz.) of financiële (omzet, marge resultaat) in vergelijking met de doelstellingen; en het wijst op de bestaande verschillen;

  • Het ondersteunen van de beslissingen met betrekking tot corrigerende maatregelen om de vastgestelde lacunes aan te pakken;

  • Het informeren en motiveren van het management. Het wordt gebruikt voor interne communicatie over de behaalde prestaties en om teams te stimuleren bij het behalen van hun doelstellingen.

Op het niveau van de CHOD, is er niet zoveel verschil tussen BSC en tableau de bord. Desalniettemin verwierp Generaal Van Daele de Amerikaanse BSC en verkoos hij de Franse tableau de bord.

Frankrijk is niet de Verenigde Staten

Politieke en filosofische verschillen

We hebben reeds in België als natie behept met Franse kwaal de onderliggende politieke en filosofische principes van de Amerikaanse en Franse revoluties besproken. Eigenlijk is het John Locke versus Jean-Jacques Rousseau.

De staatsfilosofie van John Locke is gebaseerd op het feit dat de staat haar macht van de mensen krijgt om de mensen te dienen. Indien de staat deze macht misbruikt dan hebben de burgers het recht om deze macht terug te nemen. De burgers blijven de volledige soevereiniteit behouden en om die reden hebben de burgers het recht om in opstand te komen tegen deze staat (The Right of Revolution). In zijn werk Two Treaties of Government (Twee Verhandelingen over de Overheid) schrijft Locke dat burgers in principe het recht hebben om vrij en ongestoord hun leven te leiden. De enige beperking van deze vrijheid is de verplichting om anderen dezelfde vrijheid te geven, wat in feite de basis van de Verlichting is.

Heel anders was de situatie met Rousseau, ofschoon hij door Locke (Social Contract) werd beïnvloed. Hij vond dat het belang van het individu volledig ondergeschikt was aan de belangen van de hele groep. De 'algemene wil' was de wil van de staat, niet de wil van het volk. Elke burger moest zich houden aan het algemeen belang, anders zou hij worden gedwongen om dit te doen.

Het resultaat was dat de onderstroom van de Franse Revolutie niet was gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht van vrije burgers, maar op de collectieve wil van de staat. Terwijl Locke de vrijheid van de burger (zonder dwang) benadrukte, was dit net het tegenovergestelde voor Rousseau: de dwang van de staat was een essentieel onderdeel van de samenleving, wat in feite niet meer en niet minder was dan een vrijgeleide voor de totalitaire macht van de staat. Het is diezelfde staat, die zowel het algemeen belang (General Will) bepaalt, als de naleving ervan verzekert.

Paradoxaal, beide revoluties schonken het licht aan een zogenaamde democratie, maar de impact voor de burgers was en is totaal verschillend. Dit is een goed voorbeeld van de impliciete mentale modellen (mindset). Door ze te expliciteren krijgt men inzicht in de verschillende benaderingen van eenzelfde "term".

Dit verschil in staatsfilosofie werpt ook een beter licht op de verschillen in business of management onderwijssystemen in beide landen, idem dito voor de managementtechnieken komende uit deze maatschappijen en onderwijssystemen.

Een verschil in ideologie

Cultuur speelt een belangrijke rol bij de acceptatie of verwerping van de BSC (Bourguignon et al., 2001; 2004). Hun studie gaat over het "niet-succes" van de BSC in Frankrijk, alwaar BSC tableau de bord prosepectif wordt genoemd. Waarom zien Franse CEO's en managers meer heil in hun "eigen" Franse "tableau de bord"?

Bourguignon et al. (2004) suggereren dat de BSC en de tableau de bord de sporen van de respectieve ideologieën dragen. Onder ideologie verstaan ze opvattingen, kennis en ideeën die dienen om een sociale orde te handhaven, hiërarchieën te construeren, mensen beter te doen gehoorzamen en beter met onzekerheden te laten omgaan. Elke maatschappij heeft haar eigen ideologie, die in een samenleving ingebed is via regels en methoden gebruikt voor het collectief bereiken van haar doeleinden. Om die reden genereert Locke's filosofie andere regels en implementeert zij een andere sociale orde dan Rousseau's filosofie.

"Impliciet beroepen zij zich op individuele, min of meer bewuste, cognitieve modellen die sociaal worden aangeleerd. Net zoals bij de taal, kan een ideologie van een samenleving niet perfect in de geest van het individu worden voorgesteld. Bijgevolg ontstaan er verschillen. Echter een ideologie is in tegenstelling tot de fysieke wereld niet aan een externe, objectieve werkelijkheid gebonden. Daarom zullen de leden van de maatschappij bij het opgroeien in deze maatschappij hun cognitieve schema's in overeenstemming brengen met de sociale kennis, opvattingen en ideeën van die maatschappij. Bovendien vormt de maatschappelijke ideologie de individuele cognitieve modellen op een krachtige manier. Bijgevolg kunnen we stellen dat een ideologie onderliggend aan een sociale orde verschilt van plaats tot plaats. Verenigingen, organisaties en sociale groepen kunnen dus verschillende ideologieën hebben [Frankrijk vs. VSA]. Kortom overtuigingen over sociale orde (m.a.w. ideologie) worden lokaal verankerd."(Bourguignon et al., 2004, blz. 111)

Managementmethoden (aangeleerd in het onderwijs) maken bijgevolg eveneens deel uit van het instrumentarium dat bijdraagt tot het onder meer organiseren van hiërarchieën. Deze beheertools baseren zich op impliciete ideeën over hoe de maatschappij haar sociale orde creëert.

Het is logisch dat de unieke ideologie van een bepaalde samenleving is ingebed in de managementmethoden gecreëerd en ontwikkeld in lokale organisaties als onderwijsinstellingen. Dit houdt in dat de ideologische uitgangspunten van managementmethodes overgedragen van de ene plaats naar de andere best in overeenstemming gebracht worden met de ideologie van de nieuwe plaats. Zo niet kan een lokale weerstand ontstaan mogelijks met een boycott ervan tot gevolg.

Dit verklaart maar voor een deel waarom de BSC in het algemeen geen succes was in de Belgische Defensie. Het verklaart nog niet waarom de sociale orde hier aanstoot aan nam. Welke zijn de redenen waarom de ideologie van de Belgische Defensie (althans de toenmalige top), vergelijkbaar is met de Franse?

Franse Diplomacratie versus Amerikaans fair contract

Het Amerikaanse systeem associeert in het algemeen een eerlijke behandeling van het individu met:

  • een passende beloning van de bijdrage van een persoon op het werk;

  • het idee dat iedereen gelijk wordt behandeld.

Dus in de VS, zijn de mensen die een bijdrage leveren verondersteld eerlijk te worden beloond. Dit is gebaseerd op reële feiten (objectieven) en niet zozeer op de adviezen van hogere autoriteiten.

"Daar waar een fair contract de norm is in de Amerikaanse samenleving, is het principe van 'eer' de regel in Frankrijk: iedereen behoort tot een sociale groep met specifieke verplichtingen en rechten onderscheiden van die van andere groepen. [...] In het oude Frankrijk was de plaats van een persoon in de hiërarchische sociale structuur een kwestie van geboorte. Vandaag is het een kwestie van opleiding." (Bourguignon et al., 2004).

De nieuwe adel ontstaat door middel van het onderwijs: "Les Grandes Écoles”. Drie types bestaan:

  • École Nationale d'Administration (ENA) voor het openbaar bestuur;

  • Grande École de Commerce;

  • Grandes Écoles d'Ingénieurs.

In het laatste type scheert de "École Polytechnique” de hoogste toppen (dateert uit 1794 en heeft nog steeds een militaire status hoewel weinig leerlingen een militaire carrière ambiëren).

De reden van dit fenomeen van Grandes Écoles is dat na de Franse Revolutie, de oude aristocratie van geboorte is vervangen door een aristocratie van talenten. Dit onderwijssysteem verleent een titel die slechts een selecte groep instellingen mag verlenen. Bijgevolg leidt dit tot een exclusief sociaal lidmaatschap, en de carrière zal in het algemeen afhangen van de ranking en faam van de onderwijsinstelling.

"In 1993 kwam 50% van de 200 meest invloedrijke Franse managers uit ENA of École Polytechnique, terwijl slechts 10% van business schools; 70% van deze laatste zijn opgeleid aan de HEC. Afgestudeerden van business schools bekleden vooral functies op het niveau net onder het topmanagement. Het is opmerkelijk dat de meeste topmanagers niet een managementopleiding hebben genoten maar in plaats daarvan komen ze uit de meest prestigieuze Franse onderwijsinstellingen." (Bourguinon et al., 2004, p. 125).

BSC is ideologisch niet “correct” in Frankrijk

Door het gebrek aan (interesse voor) management in het Frans toponderwijs en het feit dat Franse bedrijven worden beheerd door ingenieurs met weinig of geen opleiding in management, is het dan ook niet verwonderlijk dat de verspreiding van managementmethoden te wensen overlaat. Laat staan dat de Franse elite wier sociale orde gebaseerd is op onderwijstitels (eer) managementmethodes zou overnemen van een sociale orde gebaseerd op prestaties (faire verloning).

In deze context is de BSC niet in overeenstemming met de Franse ideologie. De BSC creëert een hiërarchie door middel van performance metingen en beloningen, die atypisch is in Frankrijk met een maatschappij dat gebaseerd is op eer, rang en voorrecht. De algemene aanname van causaliteit in de BSC, het rationele implementatieproces en het bestaan van een onderliggend strategisch concept kunnen een defensieve houding bij de Franse bazen en werknemers teweegbrengen (lees weerstand). Bijgevolg is de Amerikaanse BSC niet compatibel met de Franse mindset.

Ecole Polytechnique

L'École Royale Militaire (ERM) belge

De Belgische CHOD vroeg expliciet om een “tableau de bord opérationnel”. Kunnen we dan besluiten dat België eveneens behept is met de Franse diplomacratie?

Wat het systeem van de Belgische militaire opleiding (van officieren) betreft, de Koninklijke Militaire School (KMS) vindt haar oorsprong in de Franse École Polytechnique. Koning Leopold I vroeg de Franse luitenant-kolonel, later luitenant-generaal Chapelié om een militaire academie (Koninklijke Militaire School - École Royale Militaire) op te richten. Chapelié als afgestudeerde van de École Polytechnique nam natuurlijk zijn school als model voor de Belgische militaire academie (7 februari 1834). De eerste sessies waren enkel voor ingenieurs (Artillerie, Genie). Pas in 1841 kwam de eerste promotie van "Armes Simples" officieren van de infanterie en cavalerie. De naam alleen al toont het verschil in waardering tussen "Armes Simples" en "Polytechnique", hoewel de belangrijkste krijgscapaciteit gevormd werd door infanterie en cavalerie.

Jean Chapeli

Luitenant-Generaal Ir. Chapelié

De invloed van Chapelié op de sociale orde van de Belgische Strijdkrachten was en is nog steeds erg belangrijk. Hij was dan ook niet minder dan 29 jaar commandant van de KMS (1834-1863). We noteren ook dat van de 25 commandanten tussen 1834 en 1984 (150 jaar dus) er maar een gesproten was uit de afdeling “Infanterie en Cavalerie”: Luitenant Generaal Van Emelen (1926-1927).

De KMS als relatief gesloten onderwijssysteem kreeg niet veel invloed van buitenaf om deze sociale orde te veranderen. Polytechniekers genieten hierdoor een hogere status en bekleden relatief meer topfuncties dan overige categorieën van officieren (zeker in de niet-technische domeinen). Het Belgisch systeem vertoont aldus dezelfde kenmerken als het Franse.

Omdat de BSC niet in de Franse cultuur wordt geaccepteerd (wegens niet coherent met de Franse ideologie), is het dan ook niet verwonderlijk dat de BSC ook niet gedragen wordt door mensen afgestudeerd aan een Frans geïnspireerd onderwijsinstelling

Vlaamse Regering: Verandering in Ideologie

In België als natie behept met Franse kwaal (2013) werd aangetoond dat ideologisch gezien België wel degelijk op dezelfde leest als Frankrijk geschoeid is. Dit blijkt ook zo voor het onderwijs te zijn. Het onderwijs was voor 150 jaar in handen van de Belgische regering. Het behoort pas sedert 1980 tot de bevoegdheid van de gemeenschappen.

Maar ook de Franse bureaucratie dat we eerder al in België gezien hebben, heeft zijn weg in Vlaanderen gevonden (mede door de heterogene bevoegdheidspakketten waardoor Vlaanderen in dezelfde logica werd en wordt gedrongen). Sommige Vlaams-nationalistische politici als Bart De Wever beweren dat de boter/olie- of bier/wijn-grens doorheen België lopen. Dit kan dan wel zo zijn op volkscultureel vlak, maar niet staatscultureel. La Belgique sera latine ou elle ne sera pas, is zo maar geen loze leuze.

Desalniettemin werd in het artikel ook gewag gemaakt van een mogelijke kentering voor Vlaanderen door N-VA. Dit lijkt anno 2015 een feit te worden.

Een Locke-model is meer aangepast aan de Vlaamse bevolking – kijken we maar naar het aantal KMO's – terwijl België en Wallonië historisch gezien volop voor de Rousseau ideologie gaan. Evenwel kan je Locke's filosofie moeilijk implementeren indien de verloning op zijn Frans (diplomacratie) geschiedt. Verloning in functie van de positie en de positie in functie van competentie is in deze context een ideologische kentering vanjewelste. Ze gebeurt nu in de mindset van leidende politici om (mogelijks) vervolgens in de mindset van een hele bevolking plaats te vinden, namelijk de Vlaamse.

Organisaties gebaseerd op Rousseau zoals de vakbonden en hun appendix politieke partijen zullen dit evenwel als een grote bedreiging zien daar de bestaande sociale orde en desbetreffende ideologie verstoord worden. Laten we niet vergeten, de Vlaamse bevolking maakt voor 60% deel uit van de Belgische. De mindset van het Latijnse België zou ook wel eens kunnen veranderen.

Gelet op het feit dat België (ondanks een afspiegeling van de Vlaamse regering) nog sterk Rousseau-getint is, zullen hogervermelde krachten via de Belgische (gepolitiseerde) instituten roet in het Vlaamse eten strooien. Op dit moment kunnen ze naar alle hartenlust de kentering saboteren omdat het federale België een ersatz-federaal land is (Art 35. GW, confederale grendelwetten, heterogene bevoegdheidspakketten, en dergelijke).

Na verloop van tijd zal het Belg(icist)isch economisch-financieel establishment zich ook met de zaak moeien. Nu heeft het er alle belang bij dat de actuele federale regering economisch orde op zaken stelt. Evenwel is de kans groot dat in de aanloop van de volgende federale verkiezingen plots weer communautaire problemen naar boven zullen komen. De reden hiervoor is simpel: de Belgische sociale orde mag niet verstoord worden. Rousseau (B) versus Locke (Vl).

De boot van de Vlaamse regering wacht dus nog woelige waters. De vraag is ook nog of alle hens aan dek de Vlaamse boot door die waters zullen willen helpen loodsen. Een verwittigd Locke-partij is er twee waard.

Bronnen: