In een vorig artikel hebben we U een uiteenzetting in richting van een echt migratiedebat beloofd, en U tegelijkertijd gewaarschuwd dat zoiets alles behalve eenvoudig is. Het woord zelf voorspelt al complicaties: het is samengesteld uit twee begrippen die onderling zeer verschillend zijn: migratie en debat.
Migratie en Debat
Migratie is een fenomeen. Het bestaat al ontzettend lang, veel langer dan onze genus ‘Homo Sapiens’ zelf, en we observeren het ook bij dieren. Het is ook niet afzienbaar dat migratie ooit zal ophouden. Migratie zou, hoewel postmoderne denkers dat anders kunnen zien, ook bestaan indien wij ze nooit waargenomen en geen naam gegeven hadden: ze is een van de vele werktuigen van de evolutie en maakt gewoon deel uit van het ‘systeem’ waarbinnen wij bestaan zonder het echt te begrijpen. Het is dus even onzinnig voor of tegen migratie te zijn, zelfs daar een ‘opinie’ over te willen hebben, als te menen dat iets of iemand onze toestemming nodig heeft om de zwaartekracht in gang te zetten. Wat we wel kunnen, en ook moeten doen is overleggen hoe we met het fenomeen migratie omgaan.
Debat daarentegen is een menselijke uitvinding, een abstractie. Daardoor weten we – paradoxaal genoeg – ook veel minder intuïtief wat dat woord nu echt betekent. Veelvuldig, tendentieus en nogal slordig gebruik van het begrip helpt daarbij ook niet. Maar over het begrip ‘debat’ is een mening dus wel degelijk zinvol mogelijk. We kunnen er van alles onder verstaan.
Debat
Voor sommigen is een debat een wedstrijd: iets gelijk een voetbalmatch, met een winnaar en een verliezer. Het enige wat telt is winnen. ‘Fair play’ is geen vereiste, zolang men maar een rode kaart weet te vermijden. Deze interpretatie schijnt heel wat aanhangers te hebben, We zien en horen onze media heel vaak berichten dat A het debat tegen B ‘gewonnen’ heeft. Ook de woorden ‘punten’ of – tegenwoordig – ‘scoren’ vallen nogal veelvuldig. De tegenstander een listige val stellen is het onderwerp van algemene bewondering. Noemen we deze benadering voor verder gebruik de ‘strijd’ variante.
We kunnen nu geneigd zijn daar hautain onze neus voor op te halen. Worden vragen van immens belang voor de mensheid dan beslist op de het niveau van een partijtje voetbal in derde provinciale? Ik moet toegeven: het doet mij ook een beetje griezelen. We mogen daarbij echter niet uit het oog verliezen dat de ‘wedstrijd’ een van de meest primaire instrumenten is die de evolutie hanteert om de wereld te vormen. Darwin heeft dat in ‘The Origin of Species’ al beschreven en sindsdien is het enkel maar duidelijker geworden.
Men kan het ook heel anders zien, als men de filosofen Hegel en vooral Fichte volgt. Dan is het debat een methode voor kennisgeneratie. We noemen dat ‘dialectiek’, en het gaat als volgt. Men heeft een bewering A, een propositie dus. Noemen we dat de ‘thesis’. Dan is er ook een bewering B, eveneens een propositie, die A tegenspreekt. Dat noemen we de ‘antithesis’. Soms, vaak zelfs, leidt deze schijnbare patstelling tot een dieper inzicht. Namelijk indien we erin slagen met elementen van zowel A als B een derde bewering C – ook weer een propositie – de synthese te construeren die ons meer van het object onder observatie toont dan A en B gewoon opgeteld. Voor verder gebruik noemen we dit de ‘synthese’ variante.
Ook deze methode vinden we in de natuur terug en, misschien voor velen van ons verbazend, op een meer elementair en veel primitiever niveau dan de ‘wedstrijd’. Heel veel levende wezens met ogen hebben er twee. We zien natuurlijk onmiddellijk het nut van een ‘reserve’, maar er is veel meer aan de hand. Ons linker oog ziet een beeld A en het rechter oog een beeld B dat daarvan (door de verschillende positie) lichtjes afwijkt. Interessant is hoe onze hersenen daarmee omgaan. In plaats van een wedstrijd tussen A en B te organiseren om te bepalen welk van de twee nu beter is, vormt ons brein een synthese van A en B, waardoor een beeld C ontstaat. C is echter van een volkomen andere kwaliteit dan A en B: het is drie dimensionaal en levert inzichten die noch in A noch in B gevonden kunnen worden. Daardoor kunnen we ruimtelijk zien en dus ook ruimtelijk denken. De enorme meerwaarde die door deze methode (hetzelfde object vanuit verschillende standpunten observeren en dan de synthese vormen) hier tot stand komt zal niemand ontgaan. Dat blijkt een zeer beslissend evolutionair voordeel te zijn! Natuurlijk is het ene oog beter dan het andere. Ogen zijn – zoals alles – ongelijk. Maar dat is volkomen onbelangrijk tegen de achtergrond van de synergiewinst! We zien het wel vaker gebeuren; dat er, naast een competitieve weg, ook een coöperatieve ter beschikking staat. Dat geheimzinnig duo coöperatie-competitie schijnt overal in de evolutie een belangrijke rol te spelen. Wie daarover meer wil lezen kan hier eens kijken.
We kunnen ons nu de vraag stellen: welke vorm van debat is beter? We moeten ons dan echter zorgvuldig afvragen waar we mee bezig zijn. We willen hier eigenlijk een debat beginnen over het fenomeen… debat. We gaan dus ‘debat’ recursief definiëren. Daar is niets mis mee: recursie is een machtige methode. Maar ze is wel voor de overgrote meerderheid der mensheid niet intuïtief toegankelijk. Dat zou vervelend kunnen zijn voor mensen die ‘gelijkheid’ postuleren, als ze de bedoeling hebben eerlijk en consequent te discussiëren.
Bovendien zeggen we al op voorhand dat we de ‘strijd’ variante gaan gebruiken. Dat volgt gedwongen uit het woord ‘beter’. We gaan daarmee ongetwijfeld tot ergens een conclusie komen, maar we gaan nooit echt in staat zijn de intrinsieke waarde van die conclusie te beoordelen. Ook dat zien we overal rondom ons: de manier waarop we de vraag stellen bepaalt gedeeltelijk de kwaliteit van het antwoord.
Misschien biedt de ‘synthese’ aanpak hier toch meer mogelijkheden. Daardoor kunnen we namelijk zien dat het antwoord van de context, van onze objectieven afhangt. Als het onze bedoeling is de wereld te begrijpen is zeker de ‘synthese’ aanpak geschikter. Indien we echter de wereld willen veranderen hebben we – in de meeste gevallen – meer aan de ‘strijd’ variante. Hierbij wil ik toch nog enkele gedachten mee inbrengen. Als we dan al besluiten de wereld te willen veranderen – wat sowieso een extreem ambitieuze onderneming is – , zou het dan niet beter zijn eerst zo veel mogelijk van die wereld te willen verstaan? En van de andere kant: wat hebben we eraan de wereld te begrijpen als we dat weten niet gebruiken om ze te veranderen? En weer van nog een andere kant: ‘veranderen’ betekent maar heel zelden ‘verbeteren’. En nu van de allerlaatste kant: ook ‘zelden’ volstaat om de evolutie in gang te houden, als ze maar voldoende tijd krijgt… U ziet het: simpel is dat allemaal niet.
We moeten ons niet inbeelden dat de ‘synthese’ methode, bij ons sinds goed twee eeuwen in gebruik, in andere tijden en andere gemeenschappen gewoon onbekend was. Reeds Aristoteles kende het concept. Ook de moslim wereld hanteerde oorspronkelijk iets dergelijks. Ze gebruikten discussie en debat om hun heilige boeken te interpreteren. Ze noemden dat Itjihad: waarheidsvinding door discussie. Maar in de 11de eeuw (sommigen denken vroeger), besloten de Islamgeleerden “De poort van Itjihad te sluiten”. In ons artikel “Geert Bourgeois en de Islam” hebben we de catastrofale gevolgen daarvan besproken.
Migratie
Het woord ‘migratie’ komt van ‘migrare’, wat ‘trekken’ betekent, bewegen dus.
Onze genus, homo Sapiens begon aan zijn wereldwijde trektocht ongeveer 65.000 jaar geleden, vanuit een vrij beperkt gebied aan de Oostkant van Midden Afrika.
De getallen in de gele cirkels duiden duizenden jaren vóór vandaag aan.
De soort was ooit veel verder verspreid geweest, maar door een verschrikkelijke crisis, mogelijk een drastische klimaatverandering, was ze gedecimeerd tot – geloven we – iets in de buurt van 10.000 individuen, wat alarmerend weinig is voor een biologische genus. We weten daarover zo goed als niets, maar wel dat 65000 jaar geleden aan het einde van een lange, gestadige wereldwijde temperatuurdaling lag.
Onze voorvaderen deden er ongeveer 50.000 jaar over om ook nog de laatste min of meer bewoonbare plekjes op aarde te bereiken. Maar ze hielden nooit echt op te bewegen. En ook vandaag trekken we nog altijd…
Europa, dat toen nog grotendeels door ijs bedekt was, bereikten ze vrij laat: na ongeveer 25.000 jaar. Ze hadden toen 10.000 km afgelegd, dus was de snelheid – gemiddeld – ongeveer 400 meter/jaar of zo’n 6 km per generatie. Dat wijst echt niet op een wilde stormloop, maar eerder op een voorzichtig aftasten. Oorspronkelijk moet migratie iets traags, onopvallends en totaal onspectaculair geweest zijn.
Natuurlijk zijn er ook wel snellere bewegingen geweest en periodes van stagnatie. We kunnen ons dat heel goed voorstellen bij de jagers-verzamelaars waarover we het hier hebben. Als het voedsel een beetje krap werd, bij voorbeeld omdat de stam groeide, ontdekten iets meer avontuurlijk geaarde individuen een eindje weg een plek met een rijkere bessenoogst of meer wild. Dat was een voldoende motief om een potentiaal voor beweging te vormen. De weerstanden waren ook eerder gering. Dus: de meest ondernemende daarheen! Ze vonden er gunstiger omstandigheden en konden weer groeien. De weg terug is onwaarschijnlijk: de gemakkelijkst bereikbare vruchten en het aantrekkelijkste wild waren daar al opgegeten en de familie leefde daar nog! Deze simpele bedenkingen verklaren waarschijnlijk de migratieroutes, die we vandaag nog met verbluffende precisie kunnen terugvinden (voor de geïnteresseerden: dit gebeurt aan de hand van mitochondriaal DNA), en die – vermoedelijk volkomen onterecht – een doelbewust traject suggereren. We kennen wel migratiestromen die teruggingen, tegen de oorspronkelijke richting in. Bij voorbeeld zo’n 7.000 jaar geleden van Noord Amerika terug over de Beringstraat naar Siberië. Dat gebeurde echter 9000 jaar na de oorspronkelijke beweging in een ondertussen waarschijnlijk zeer sterk veranderd klimaat.
Het land dat ze in Europa betraden was niet verlaten: het werd al bewoond door oudere hominidae, die ook, maar dan veel vroeger, uit Afrika gekomen waren. In Azie zal het niet anders geweest zijn. Hoe verliepen die ontmoetingen? We weten het gewoon niet. Onze kennis van onze kozijns is nog veel geringer dan die van onze directe voorvaderen. Over de Neanderthalers weten we iets. Bij voorbeeld dat ze wel degelijk een cultuur hadden en ook dat er een geringe mate van genetische vermenging met homo sapiens gebeurde waarvan de sporen nog in ieder van ons terug te vinden zijn. Hoe ze uiteindelijk, na een vrij lange co-existentie, als zelfstandige genus verdwenen zijn is dan weer een volkomen raadsel, waar in het verleden wel eens met meer fantasie dan echt weten naar gekeken werd.
Diversificatie en ongelijkheid
Door de lange beschikbare tijd en de relatieve isolatie van de verschillende groepen van elkaar is goed verstaanbaar dat zich tussen die groepen genetische verschillen manifesteerden, die zeker gedeeltelijk ook in een natuurlijke selectie als reactie op de eisen van de respectieve omgevingen gevormd werden. Daardoor werden mensen meer ongelijk. Ze waren al individueel ongelijk. Die ongelijkheid is geen ‘ongeval’: ze moeten ongelijk zijn, want anders werkt de natuurlijke selectie en dus de evolutie niet meer. Alles wat we, ook aan mensen, kunnen meten toont een zowat ‘normale’ verdeling. Maar nu kwamen daar ook nog eens significante verschillen tussen de groepen bovenop. Die verschillen waren deels zichtbaar, maar het belangrijkste zat, zoals altijd, onder de waterlijn.
Wij mensen zijn er nooit in geslaagd met het fenomeen ‘ongelijkheid’ verstandig om te gaan. Dat komt omdat wij ongelijkheid, waar we ze ook ontmoeten, met een bijna neurotische dwang in het korset van de categorieën beter/slechter willen dwingen. In het recente verleden zijn we nog een stap verder gegaan door ‘ongelijkheid’ als ‘onrechtvaardig’ te definiëren, dus iets dat het resultaat van een misdrijf is en bestreden moet worden. Straffe kost voor een verschijnsel dat een zo primaire functie in de evolutie heeft!
Het is niet zo verwonderlijk dat we ook hier intuïtief weer eerst naar de ‘strijd’ variante grijpen. De enige rechter die erover beslist welke genetische mutatie in de toekomst verder meegedragen wordt is inderdaad de ‘wedstrijd’ zelf. Die rechter doet zijn werk ontzettend traag, verspillend en harteloos, maar zeer effectief! Wij hebben dat concept verinnerlijkt.
Maar het bleef niet bij uitwendige kenmerken. Die groepen ontwikkelden ook een eigen identiteit. Nu, tienduizenden jaren later, decreteren progressieve denkers weliswaar dat een identiteit niet echt kan bestaan, en hoogstens als fictie waargenomen wordt. Die ‘fictie’ bleek zeer reëel, en bestond uit dingen zoals een taal, de gemeenschappelijke herinneringen van de stam, verhalen en gewoontes, rituelen, attributen van kleding en uitzien, zelfs eetgewoonten en nog heel veel meer, tot en met soms bizarre lichaamsvervormingen. Die dingen werden met grote zorg gepleegd en aan de volgende generatie doorgegeven. Identiteit bestaat, zoals heel veel verschijnselen in het universum, uit lagen. Ze is het sterkst aanwezig in de kleinste groep – zeggen we de directe verwantschap – om zwakker te worden naarmate we grotere eenheden gaan beschouwen. Identiteit bevorderde de cohesie van de groep. Dat was een belangrijk evolutionair voordeel, en niet enkel bij de jacht. Dus zoals altijd bij de evolutie: diegenen die het konden verdrongen diegenen die het niet konden, langzaam maar onafwendbaar.
Daardoor werden uiteraard de direct waarneembare verschillen tussen de groepen nog geprononceerder. Aanvankelijk zal dat geen echt probleem geweest zijn: de afstanden waren te groot en reizen was te moeilijk om intensieve ontmoetingen toe te laten.
Differentiëring werkt op twee manieren. In haar nasleep gebeuren segregatie en vermenging. Die twee vormen een paar van het type coöperatie-competitie. Het andere, het vreemde, boezemt angst en wantrouwen in. Dat werkt afstotend, en bevordert de segregatie. Maar het prikkelt ook de nieuwsgierigheid, en dat werkt aantrekkend, wat vermenging mogelijk maakt. Tussen die twee ontstaan evenwichten. Die zijn ook weer niet overal gelijk maar verschillen, niet enkel van individu tot individu, maar ook van groep tot groep. Dat evenwicht zal, samen met heel veel andere elementen mee bepalend zijn voor de overlevingskansen van de groep. Dus ook hier weer zien we de wetmatigheden van de evolutie hun werk doen.
Landbouw: een Revolutie
Dan gebeurde er, zo een 12.000 jaar geleden, iets wereldschokkends. De ontdekking van het domesticeren van planten en dieren ontketende waarschijnlijk de meest dramatische revolutie die onze genus ooit kende. De sedentaire boeren/veehouders konden voorraden voor slechte tijden aanleggen, hun leven beginnen plannen. Merk op dat ze dat niet enkel konden maar ook moesten doen om de overlevingskansen van hun genen te verbeteren. Om dat laatste, en om niets anders, gaat het in de evolutie. Ze begonnen meer permanente woningen te bouwen en gaven daarmee het startschot voor een urbane wereld. Ze konden overschotten produceren, die ruimte schiepen voor andere activiteiten (wetenschap, kunst) dan de taken die voor het naakte overleven onmiddellijk noodzakelijk waren. Ze konden in grotere groepen dan voordien beginnen leven en handelen. Ze moesten dus de organisatie van hun maatschappij verfijnen en verdiepen. De meerderheid van de dingen die wij vandaag als ‘beschaving’ zien vonden hier hun oorsprong.
Maar… er moesten nu ook enkele zaken geregeld worden die voordien geen probleem waren: eigendom en – eigenlijk daaruit volgend – seksualiteit. Niemand gaat moeizaam een akker bewerken als dan een andere gewoon de vruchten kan komen oogsten. Bovendien willen mensen, ook nu nog, hun waardenschepping aan de volgende generatie doorgeven. Ze willen echter absoluut zeker zijn dat het daarbij om hun eigen nakomelingen gaat. Dat was in een patriarchaat – tot de ontdekking van de biochemische genetica – niet zo simpel. Ik heb intuïtief moeite met die obsessie, maar dat zal wel aan een vuile soldeerpunt bij de montage van de stuurschakeling onder de schedel van uw dienaar liggen: ‘The Selfish Gene’ van Richard Dawkins verklaart dat ‘genetisch egoïsme’ namelijk zeer overtuigend…
Dat gebeurde natuurlijk allemaal ontzettend langzaam, met een tempo dat ook van het terrein afhankelijk was. In het Noordoosten van het huidige Duitsland, bijvoorbeeld, hebben de jagers-verzamelaars zich verbazend lang kunnen handhaven. Er zullen ook talloze conflicten geweest zijn. Die zijn gedeeltelijk nog in onze oeroude overlevering terug te vinden. We vermoeden dat de passage over Jacob en Ezau in het Oude Testament daarover gaan! We moeten hieruit vooral leren dat zelfs een zeer voordelige innovatie ontzettend veel tijd kan nodig hebben om werkelijk door te dringen. Vooral dan als ze aanzienlijke verandering in het leven van de individuen vereist.
Natuurlijk kunnen ook boeren terug gaan migreren. Oorspronkelijk, toen het wisselslag systeem nog niet ontdekt was, deden ze dat nogal geregeld. Als een stuk bodem uitgeput was ontgonnen ze gewoon ergens anders een nieuw. Dat gaat vanzelfsprekend meer dramatische vormen aannemen als, bij voorbeeld, door klimaatveranderingen (die er altijd geweest zijn) een voorheen vruchtbare streek voortdurend kleiner wordende oogsten oplevert. Er zijn voor migratie, ook nu nog, naast het oorspronkelijk economisch potentiaal dat gedeeltelijk, maar lang niet helemaal, verdween met de landbouw, veel andere drijvers voorhanden. Militair geweld, politieke, religieuze en etnische vervolging kunnen ook sedentaire gemeenschappen massaal weer tot migratie aanzetten. Zo gebeurd in de vierde eeuw en… nu.
Zelfs vandaag zijn de jagers-verzamelaars niet volledig verdwenen. Er zijn er nog in Afrika, in Amazonië en in Polynesië. In een overdrachtelijke zin kunnen we zelfs zeggen dat er ook in Europa nog overgebleven zijn. Er zijn namelijk vandaag bij ons nog (of weer?) heel wat mensen die geen georganiseerde arbeid moeten of willen (we praten hier uitdrukkelijk niet over ‘kunnen’) verrichten om in hun levensonderhoud te voorzien en gewoon ‘plukken’ wat ze meer of minder vrijwillig aangeboden krijgen. De verwende zoontjes van de gegoede burgerij, die in 1968 vooral tegen de bestaande regelingen rond eigendom en seksualiteit (wie kan hier verbaasd zijn?) protesteerden, leveren daarvoor een uitstekend voorbeeld.
Nomaden
Er bestaat, op het traject van jagers-verzamelaars naar sedentaire boeren, ook een tussenstap: de herders-nomaden. Die gingen wel vee en soms ook paarden en kamelen fokken, maar bleven mobiel. Ze moesten de weidegronden voor hun dieren te snel wisselen om zelfs maar aan permanente behuizing of akkerbouw te kunnen denken. Daar hadden we dan iets nieuws: de permanente, cultureel en economische geïnstitutionaliseerde, maar vooral snelle migratie. Daar nomaden hoe dan ook moesten reizen bood het zich aan daarnaast goederen te transporteren en te verhandelen, en dat gebeurde dus ook. Nomaden hadden vanzelfsprekend heel andere opvattingen over ‘eigendom’ dan de sedentaire boeren. Daar zijn heel grote problemen uit ontstaan. Duizenden jaren hebben de sedentaire boeren en nomaden-herders gestreden. Het verhaal van Kaïn en Abel in het Oud Testament verwijst daar waarschijnlijk naar, en ook in het Gilgamesh epos vinden we aanduidingen van het thema terug.
Nomaden ontwikkelen, misschien ook door de vaak harde ongenadige levensomstandigheden, een zeer sterke eigen cultuur, een fascinerende identiteit en bijzonder hardnekkige tradities. We kunnen dat, zelfs vandaag nog, allemaal observeren aan de hand van het nomadische Maasai volk in Oost Afrika – hoewel die zelfs geen paarden hebben – ; conflicten met sedentaire boeren en al!
De jagers- verzamelaars waren voor de sedentaire boeren zeker lastig, zelfs schadelijk, maar de nomaden vormden een veel grotere bedreiging: ze waren militair superieur. Met hun ruiterij waren ze extreem beweeglijk, en het was dus voor de boeren, ook als die veel talkrijker waren, vrijwel onmogelijk om een effectieve verdediging te organiseren: hun strijdkrachten stonden altijd op de verkeerde plaats. De tegenaanval kwam steevast te laat en trof een vacuüm. En als de nomaden dan toch eens ergens op een overmachtige infanterieformatie stootten, dan reden ze gewoon weg. Ze ontwikkelden de ‘raid’; een snelle in en uit rooftocht. Voor veel mannen uit de nomadische cultuurkring was dat, en is dat ook vandaag nog, het summum van ‘leven’. Daar de nomaden bij die conflicten altijd tegen een grote numerieke overmacht streden, namen ze hun toevlucht tot extreme brutaliteit: ze ontdekten de terreur als methode van oorlogvoering. Denk maar aan de grote, gepland afgrijzen wekkende schedel piramiden die de Mongolen met de afgehakte hoofden van hun tegenstanders bouwden. Heel vaak zagen de geterroriseerde urbane gemeenschappen, zowel in Europa als China, geen andere weg dan hoge schattingen te betalen.
In het midden van de Euraziatische landmassa ligt een immens lange strook graslanden, die door Angelsaksische historici “Steppe Highway” (de steppenautostrade) genoemd wordt. Daar, tussen de overgebleven jagers-verzamelaars in het Noorden en de sedentaire boeren in het Zuiden, ontwikkelden zich niet enkel de traditionele handelsroutes tussen Europa en China, maar ook nomaden-herders culturen, die gedurende duizenden jaren de ontluikende urbane beschavingen, die aan hun territorium grensden, zwaar teisterden. Dit gebied leek een onuitputtelijke bron, die voortdurend nieuwe stromen, op buit beluste nomaden spuide. De Hunnen, maar vooral de Mongoolse horden staan nog altijd voor gruwelijke verwoestingen en verschrikkingen, ook in China. Nog in de 17de eeuw wierpen de Mongoolse Manchu de Chinese (maar eveneens van Mongoolse oorsprong) Ming dynastie omver. Interessant is hier dat de Chinezen, hoewel ze op het slagveld meestal verloren, er toch altijd in slaagden de Mongolen in hun cultuur te integreren, zelfs als heersers. Daarbij moeten we bedenken dat de Mongoolse bezetters in China nooit meer dan een kleine minderheid waren.
Wat kunnen we hieruit leren?
Ik zie de volgende lessen:
-
Migratie heeft ‘altijd’ bestaan en zal ook in de toekomst blijven bestaan. Het is dus absoluut dwaas migratie te willen uitsluiten.
-
We kunnen misschien wel de kinetiek van de relevante processen (input en assimilatie) beïnvloeden.
-
Zowel rassen/groepen differentiatie als vermenging zijn fenomenen die in het kader van de evolutie productief blijken te werken indien ze traag verlopen. De kinetiek heeft dus belang!
-
Zowel Xenofobie als ‘de aantrekkingskracht van het vreemde’ zijn nuttig. Samen vormen ze een noodzakelijke regelende functie: ze houden het proces in gang met de snelheid van vermenging in de veilige zone.
-
Die processen zijn tot hier toe, minstens vanuit een globaal zicht op lange termijn, tamelijk productief verlopen. We moeten de mogelijkheid in het oog vatten dat dit kon doordat wij mensen, tot voor kort, eigenlijk weinig mogelijkheden hadden om hier bewust plannend in te grijpen. Dat is nu veranderd en daarin schuilen ernstige risico’s. Anders gezegd: Homo Sapiens zelf is het grootste bestaande gevaar voor zijn eigen evolutie.
-
De identiteiten van groepen en volkeren spelen een belangrijke rol, zowel voor hun interne samenhang als in de versmeltingsprocessen. Het is dus absoluut dwaas dit fenomeen te willen verdoezelen, uitsluiten of zelfs ‘verbieden’.
-
De mengcultuur, die uiteindelijk ontstaat, is niet noodzakelijk bepaald door de relatieve militaire sterkten, maar eerder door de kracht van de respectieve culturen.
-
De botsing tussen sedentaire boeren en nomaden heeft, van alle migratievormen, veruit de ergste verwoestende gevolgen. Dat beperkt zich niet tot het verre verleden.
Een groot deel van de problemen die wij vandaag met migranten ondervinden gaat terug op het feit dat veel van die mensen uit een nomadencultuur stammen, en ook na meerdere generaties nog grote moeite hebben om hun nomadenidentiteit te kunnen afleggen. Een nomadenidentiteit is blijkbaar bijzonder taai en persistent. Ze is door de evolutie zo gevormd en dat moet dus noodzakelijk ook voordelen bieden; anders was ze niet zoals ze is. De problemen die daaruit volgen zien we niet enkel bij ons, maar ook – en zelfs nog duidelijker – in landen van het Midden Oosten (bij voorbeeld Jordanië) die moeizaam proberen hun eigen Bedoeïenen in hun maatschappij te integreren.
Hoe gingen de Romeinen met migratie om?
Het zou kunnen – ik hoop het zelfs innig – dat U nu enige nieuwe aspecten aan het fenomeen migratie ontdekt hebt. Dat kan zeker behulpzaam zijn om een migratiedebat rationeel te omkaderen, maar het helpt ons hartelijk weinig met het debat zelf. Daarvoor is het mogelijk nuttiger eens te kijken hoe het Romeinse Rijk, de laatste heerser over Europa vóór ons, met de migratie van zijn tijd omging.
De feiten schijnen erop te duiden dat het Romeinse Rijk aan migratie ten onder gegaan is. Het is echter ook zonder meer mogelijk dat ‘slijtageverschijnselen’ aan de Romeinse cultuur en identiteit ertoe gevoerd hebben dat ze met het fenomeen migratie niet meer effectief om konden gaan. We moeten daarbij bedenken dat er voor de dingen die in de geschiedenis gebeurd zijn maar heel zelden slechts één klaar omlijnde oorzaak aan te wijzen is.
Rome heeft altijd, praktisch vanaf het begin, met migratie geleefd. Hun ontstaanslegende, door Vergillius in de Aeneis meesterlijk (en politiek zeer effectief) verteld, laat de stad stichten door Aeneas; een migrant, vluchteling uit het verslagen Troje.
Vrij vroeg verschenen de Galliërs op het toneel. De Senones waren een Keltisch volk. Ze kwamen uit het huidige Noord Frankrijk, staken rond 400 v.C. de Alpen over, versloegen in 387 v.C. het Romeins leger bij de Allia en bezetten en plunderden het grootste deel van Rome. Hoewel de Romeinen uiteindelijk toch nog op het nippertje konden winnen, bleef dat een zeer traumatische ervaring met ‘vreemdelingen’. Desondanks is het zeker dat er veel Senones ter plaatse bleven hangen en dan mee bouwden aan het sterker wordend Rome.
Maar ook uit de later veroverde gebieden brachten de Romeinen zelf nogal wat mensen mee, en niet enkel als gevangenen en slaven. In de ‘betere’ Romeinse families was het ‘bon ton’ een Griekse leraar voor de kinderen te hebben (die natuurlijk ook slaaf kon zijn; ‘slaaf’ betekende toen niet helemaal wat wij vandaag denken). Met wetenschap en kunst hielden de Romeinen zich in ieder geval niet al te intensief bezig: die dingen waren ze niet ‘mannelijk’ genoeg. Dat was meer iets voor hun (Griekse) dienaars. Ook in de strijdkrachten maakten ze al heel vroeg intensief gebruik van buitenlandse ‘specialisten’. De boogschutters in de legioenen, bij voorbeeld, waren traditioneel Kretenzers.
Voor hun tijd waren de Romeinen de ultimatieve ‘welkom’ maatschappij. Ze vernietigden – tegen de toenmalige gebruiken in – de godenbeelden van de overwonnen volkeren niet, Ze brachten ze zelfs mee naar Rome, en bouwden er een eigen tempel voor: het Pantheon (nog altijd vrijwel intact te bewonderen). Daar waren die allemaal, vreedzaam naast elkaar, in een grote cirkel, opgesteld. De Romeinen stonden er wel op dat overwonnen volkeren en vreemdelingen in Rome ook aan de Romeinse goden (daaronder overleden keizers) zouden offeren. De Romeinen hielden zich voor religieus, godvrezend, wat eigenlijk hoofdzakelijk betekende dat ze regelmatig de vereiste offers brachten. Maar hun godsdienst, een vaag polytheïsme waaraan uitvoerig gesleuteld was om het met de Griekse godenwereld in overeenstemming te brengen, werd maar in één opzicht bloedig ernstig genomen: in zijn staatsdragende functie. Het zou ons hier te ver voeren over de rol van de Dioskouren (Castor en Pollux) uit te weiden. Jammer.
De Romeinen vergoddelijkten hun gestorven keizers. Het offer aan de keizer was een soort ‘pledge of allegiance’ (zie USA) avant la lettre. De keizers zelf namen dat – persoonlijk – niet zo vreselijk ernstig. Vespasianus, bij voorbeeld, grapte op zijn sterfbed: “Vae puto deus fio”(Wat een pech: ik denk dat ik een god aan het worden ben.) Maar het ritueel was noodzakelijk om de samenhang van de staat plechtig te vieren en te verzegelen. Daarin verstonden de Romeinen, voor mij begrijpelijk, geen humor, en wie daaraan niet mee wilde doen kreeg de volle, en gewild wrede, macht van het Romeinse staatsapparaat te voelen, maar iedereen kon daar goed mee leven. Het is te zeggen: bijna iedereen. De Joden, en later de Christen met hun strikt (in het geval van de Joden toch) monotheïsme konden die regeling natuurlijk nooit aanvaarden, en bleven dus een bron van problemen binnen de Romeinse staat. De Joden werden door Vespasianus en zijn zoon Titus nog op de typisch Romeinse hardhandige manier afgestraft, maar de Christenen vormden een groter probleem: die hadden geen vaderland dat bezet of verwoest kon worden. Ook een zich langzaam – met ups en downs – vestigende godsdienstvrijheid kon ze niet tevreden stellen. Uiteindelijk namen ze het bewind in Rome zelf over. Van dan af werden niet enkel de godenbeelden der overwonnen volkeren weer kapot geslagen, maar ook de Romeinse goden ondergingen hetzelfde lot. Het was gedaan met de tolerantie. Het is niet primair de bedoeling hier naar de rol van de islam in de huidige migratieproblematiek te verwijzen, maar daar eens ernstig over nadenken is misschien wel nuttig.
Aanvankelijk konden de Romeinen met de migranten goed omgaan. Rome was geen etnische constructie, maar een rechts- en bestuursgemeenschap. Toen de Kimbren en Teutonen, Germanen, in de tweede eeuw v.C. uit Denemarken en omgeving met pak en zak, vrouwen en kinderen, naar Italië afzakten konden de Romeinen de invallers nog, weliswaar van elkaar gescheiden en met enige moeite, vernietigend verslaan. Ze maakten 20.000 Teutoonse gevangenen, en er bleven waarschijnlijk nog vele tienduizenden anderen binnen de grenzen van het Romeinse rijk hangen. De meesten integreerden zich tamelijk soepel. Ze leerden Latijn, namen Romeinse kleding en gewoontes aan en verkregen, met de tijd, het Romeins burgerrecht. Dat laatste door in het leger te dienen, op lokaal vlak een bestuursfunctie uit te oefenen of op andere wijzen, maar in ieder geval door prestaties en/of verdiensten. Ze maakten vaak carrière en bereikten hoge ambten in strijdkrachten en administratie. De latere keizer Claudius I hield, enkele jaren voor hij de troon besteeg, in de Senaat een vlammende rede om de opname van Gallische Senatoren te bepleiten. Hij haalde daarbij aan dat hij zelf uit een migrantenfamilie stamde. Dat was dan wel een van de meest vooraanstaande patriciërsfamilies in het toenmalige Rome! Rome maakte het de migranten niet moeilijk met de integratie, maar bood ze ook geen keuze! De Romeinen probeerden geweld te vermijden, maar hanteerden het, als het dan toch niet anders ging, ook nooit in een homeopathische dosis. Misschien is dat wel de toverformule!
Voor de Romeinen was migratie dus, traditioneel, een succesverhaal. Ze hadden zelf nooit voldoende nakomelingen kunnen produceren om aan de steeds groeiende behoeften van de Romeinse economie en het bestuursapparaat te voldoen.
In de vierde eeuw AD was de situatie totaal veranderd. Er ontstond rond die tijd weer een zeer intensieve migratie. Die werd aangedreven door de Hunnen; nomadische ruiters, die uit het Noord Westen van de ‘steppenautostrade’ komend, de Germaanse stammen voor zich opjoegen.
Bovenstaande kaart geeft een ruw (en zeer onvolledig) idee van die bewegingen.
In 376 – de eerste scheiding van Oost en West Romeins Rijk was pas gebeurd – hield de Oost-Romeinse keizer Valens troonraad in Antiochië (aan de huidige Syrisch-Turkse grens). Er waren gezanten van de Visigoten. Die waren, opgejaagd door de Hunnen, aan de Noordelijke Donauoever (de Donau vormde de grens) niet ver van de monding in de Zwarte Zee, samengetroept. De Ostrogoten waren door de Hunnen verpletterend verslagen en gemassacreerd. De Visigoten vreesden nu dat hen hetzelfde lot wachtte – de Hunnen hadden daar trouwens al mee gedreigd – en smeekten om toegang tot het Romeinse rijk.
De situatie werd controvers gediscussieerd. Er vielen allerlei argumenten die merkwaardig hedendaags aanvoelen. Sommigen meenden dat men die Visigoten goed kon gebruiken als arbeiders, belastingbetalers en hulptroepen. Anderen waarschuwden voor de mogelijke gevolgen van een te groot aantal vreemdelingen binnen de grenzen. Nog anderen trokken de aandacht erop dat de keizer niet enkel het rijk en de Romeinen diende te beschermen, maar als Christelijke heerser ook alle mensen in nood een helpende hand moest reiken, vooral dan als die mensen zelf ook Christenen waren. En dat waren de Visigoten: Arianische Christenen weliswaar, maar dat scheen hier even geen rol te spelen.
Er werd uiteindelijk voor barmhartigheid (en/of opportunisme natuurlijk) gekozen. De plaatselijke bevelhebber kreeg de opdracht de Goten te laten oversteken, maar ze wel te tellen. De chaos was echter zo immens dat zelfs het laatste niet lukte. De Romeinen zaten met een probleem en ze wisten niet eens hoe groot het was. Het bleek onmogelijk die mensenmassa met het noodzakelijkste te verzorgen. Romeinse handelaars maakten misbruik van de situatie door woekerprijzen te verlangen. “Ze vroegen voor een dode hond een vorstenzoon” staat er in de teksten. Die uitdrukking bestaat in onze taal niet, maar er is niet veel verbeelding nodig om ze te begrijpen. De Goten kwamen in opstand en begonnen te plunderen. Ze kregen de steun van Germaanse gevangenen die in de streek in de mijnen werkten. De grenstroepen probeerden tussen te komen maar werden in de pan gehakt. Dan verscheen – het was toen al Augustus 378 – Valens met het keizerlijk leger bij Adrianopolis (in het huidig Europees Turkije). Hij werd ingesloten, verpletterend verslagen en vond daarbij zelf de dood. Het was de ergste Romeinse nederlaag sinds Cannae.
Ondertussen waren de spanningen in Italië gestegen. Er waren nu zoveel vreemdelingen in het land dat die geen enkele moeite meer deden om zich aan Romeinse zeden en gewoonten aan te passen. Vooral de Germanen vielen door hun traditionele kleding – voor de Romeinen – als ‘barbaars’ op. Ook in de literatuur van die tijd zien we een toenemende vijandigheid tegenover vreemdelingen. Als ik niet zo’n vreselijk hekel had aan dat veel – en vaak naïef – misbruikte woord zou ik hier van ‘racisme’ spreken. In 408 kwam het tot grootschalige moordpartijen op allochtonen, vooral Germanen.
De Visigoten waren, vanuit Adrianopolis, een rooftocht door Europa begonnen. Ze namen ruim de tijd. Ze stroopten eerst heel de Griekse kust af en bogen dan naar het Noorden langs de Adriatische Zee. In 410 kwamen ze, onder de leiding van Alaric, voor Rome aan. Ze bestormden, namen en plunderden de stad. Voor velen markeert deze gebeurtenis het einde van het West-Romeinse Rijk. De misdaden die de Romeinen in 408 massaal, ook tegen hun stamgenoten, begaan hadden werden nu als excuus voor de eigen criminele moordpartijen naar voor geschoven. Dan trokken ze verder naar Spanje en voerden daar een zo slecht bewind dat veel Iberiërs blij waren toen ze enkele eeuwen later de moslims zagen komen.
Voor Europa begon, meen ik, een donkere tijd. Er zijn natuurlijk mensen die dat heel anders zien, bij voorbeeld Johan Huizinga (Herfsttij der Middeleeuwen, Qontro Classic Books, ASIN: B003VRZAL8). Ik ben niet bijzonder romantisch aangelegd, en voor mij weegt het feit dat het van daaruit 1400 jaar geduurd heeft om, bij voorbeeld inzake stedenbouw, stratenbouw, watervoorziening, wetgeving, hygiëne etc. terug de Romeinse levensstandaard te bereiken, zwaar door.
Het is altijd moeilijk iemands motieven te raden, maar ik denk toch niet dat Valens en zijn troonraad het allemaal zo bedoeld hadden…
Kunnen we daaruit iets leren?
De meningen daarover kunnen en zullen verschillen. Ik echter denk dat we hieruit enkele belangrijke lessen kunnen trekken. We kunnen dat enkel doen vanuit een gegeven standpunt. Ik richt de gedachten hier uitsluitend op de – vermoedelijke – belangen van een gegeven sedentaire beschaving. Vanzelfsprekend zijn ook andere oriëntaties mogelijk.
-
Opname van migranten kan niet enkel succesvol maar zelfs voordelig zijn indien:
- Nog niet volledig geassimileerde migranten steeds een kleine minderheid blijven.
- Migranten snel geïntegreerd worden. Dat betekent: de identiteit van het gastland aannemen. Ze moeten daarvoor natuurlijk alle kansen krijgen, maar ze moeten ook daartoe gedwongen worden.
- Migranten geen enkele mogelijkheid krijgen hun eigen cultuur, zelfs gedeeltelijk, aan de gemeenschap op te dringen.
-
De situatie wordt gevaarlijk oncontroleerbaar indien:
Nog niet geassimileerde migranten een meerderheid, of zelfs een grote minderheid worden.
Lokaal grote concentraties van nog niet geassimileerde migranten kunnen ontstaan, vooral als die geen afdoende basisverzorging kunnen krijgen.
De staat zijn geweldmonopolie opgeeft/verliest. De overheid moet op ieder moment in staat en bereid blijven gewelddadige onlusten te onderdrukken. Indien die geweldoptie altijd voldoende duidelijk in de achtergrond staat, kan daardoor verregaand vermeden worden dat ze ooit werkelijk gebruikt moet worden.
De staat geen bereidheid toont de oorspronkelijke identiteit te verdedigen als die onder druk komt te staan. In dat geval zal het volk dat zelf doen, met onafzienbare gevolgen.
Dat mag allemaal heel helder lijken, maar het is allerminst duidelijk hoe wij daar in het debat mee zullen omgaan. Hier zie ik ernstige problemen. Er is blijkbaar met ons denken, collectief, het een en ander catastrofaal fout aan het lopen. Eigenlijk is dat nog een understatement. Men zou, met goede redenen, het huidige denken en dan vooral dat over migratie gewoon disfunctioneel kunnen noemen. We hebben de voeling met de realiteit bijna volledig verloren. Feiten, ook onweerlegbaar observeerbare feiten, spelen in onze discussies en beslissingen geen belangrijke rol meer. Om dat te tonen zal ik uitsluitend voorbeelden uit het buitenland gebruiken. Ik doe dat om onnodige en hinderlijke emoties te omzeilen.
De Nieuwjaarsnacht in Keulen en een Duitse professor
Het meeste wat ik van de laatantieke tijd weet heb ik van professor Alexander Demandt. Demandt is historicus en heeft meer dan dertig jaar aan de Freie Universität Berlin geschiedenis gedoceerd. Hij heeft bijna uitsluitend de laatantieke periode onderzocht en veel daarover gepubliceerd. Wat me aan de man het meest imponeert is de acribie waarmee hij bronnenstudie bedrijft. Er is, net uit de laatantieke tijd, enorm veel geschreven materiaal voorhanden, maar wel niemand heeft die gigantische rijkdom aan bronnen met zoveel energie ontgonnen als Demandt. Hij kan ook, vanuit zijn immens weten, onderhoudend schrijven; echt vertellen. Hij doet dat op een heldere, ‘no-nonsense’ manier.Dat is een talent dat ik ondertussen bij iedere werkelijk grote historicus ontdekt heb. Kortom: een man om te bewonderen, en dat doe ik dan ook zonder enige reserve.
Natuurlijk heeft Demandt de paralellen met de hedendaagse situatie glashelder voor ogen.
Hij zegt en schrijft het al jaren: “Let op: de Romeinen deden alles juist wat wij verkeerd doen, en desondanks zijn ze aan migratie ten onder gegaan.”
Het Duitse tijdschrift "Die politische Meinung", uitgegeven door de prestigieuze Konrad Adenauerstiftung, had in 2015 bij Prof. Demandt een artikel besteld over het verband tussen de val van Rome en de toenmalige volksverhuizingen. Demandt schreef het:“Untergang des Römischen Reichs. Das Ende der alten Ordnung”
Hij bericht daarin de lotgevallen van de arme Valens, die ik hierboven ook verteld heb, maar uitvoeriger, beter geschreven en natuurlijk in het Duits. Hij diende zijn artikel in, en… het werd afgewezen! De reden die opgegeven werd was dat “Het artikel in het huidig politiek klimaat verkeerd zou kunnen geïnterpreteerd worden.”
Want: ondertussen was de Nieuwjaarsnacht 2015-2016 voorbijgegaan. In Keulen, vlak bij de Dom, organiseerden een groot aantal moslim migranten een raid; een jacht op Westerse vrouwen. Dat was natuurlijk een schokkende gebeurtenis. Niet alleen bleek daaruit dat de ‘vooroordelen’ van veel conservatieve Duitsers toch iets meer dan alleen maar vooroordelen waren, ook de volkomen ondeugdelijkheid van het ‘progressief’ mens- , maatschappij- en migratiemodel werd plots overduidelijk. Dat laatste bleek totaal onrealistisch, en de kwalijke gevolgen lagen hier nu open op straat. Een normale gezonde reactie zou geweest zijn: “We hebben ons vergist en we moeten heel die situatie grondig overdenken.” Maar die reactie kwam niet. Er kwam iets heel anders! Hoezo?
Het – ondertussen wijd verbreide – postmoderne denken laat blijkbaar geen zelfkritiek toe. Het heeft zich ook fataal van de realiteit afgewend. Realiteit en waarheid worden nu ‘sociaal’ gedefinieerd: ze zijn wat wij allemaal samen geloven en beweren dat ze zijn. De waarheid is dus niet iets dat erop ligt te wachten om ontdekt te worden, maar iets dat in moeizaam debat collectief geconstrueerd wordt. Die discussie verloopt, zonder dat de deelnemers dat schijnen te merken, zeer elitair. Het volk, dat denkt dat een kat een kat is, ook dan nog als een gezaghebbende meerderheid dat anders ziet, kunnen ze daarbij niet gebruiken.
De postmoderne intellectueel kent de waarheid, sterker nog: hij bezit de waarheid en ze is hem dierbaar want hij heeft er hard voor gewerkt en gestreden. Die – zijn – waarheid is onaantastbaar. Ze is voor kleinigheden, zoals bij voorbeeld onweerlegbare feiten, totaal immuun. Indien tussen de waarheid en onloochenbaar observeerbare feiten een schijnbare contradictie zou bestaan is dat nooit een reden om aan de waarheid te twijfelen. Wat niet waar mag zijn kan ook niet waar zijn. Het moet dus daaraan liggen dat er met de feiten iets mis is. Ook als we dat momenteel nog niet kunnen aantonen moeten we toch minstens die feiten uit ons bewustzijn verdringen. En niet alleen uit ons bewustzijn: we moeten ze zo ver mogelijk uit de openbaarheid, vooral uit de media houden, want …”ze zouden verkeerd(?) geïnterpreteerd kunnen worden.” Als we dat niet doen plegen we verraad aan de waarheid. De postmoderne broederschap zal zich tegen ons keren en ons uitsluiten.
Dat mechanisme schoot in gang, bij de politieke verantwoordelijken, bij de top van de politie, bij de media, en natuurlijk – in de totale context een klein detail – bij ‘Die politische Meinung’: operatie doofpot. Vanzelfsprekend mislukte het, hoewel bijna iedereen in sleutelposities bereid was mee te doen. Want ook vandaag zijn er – in Duitsland – nog altijd redacties, bij voorbeeld bij de ‘Frankfurter Allgemeine Zeitung’, die koppig weigeren afstand te nemen van de realiteit om een ideologie ter wille te zijn. Het kwam dus allemaal aan het licht: groot schandaal! De FAZ publiceerde het artikel van prof. Demandt in toto, inclusief diens commentaar op het gebeurde, waarin hij ‘Die politische Meinung’ kapittelde met de uitdrukking “Das ist eine kapitale Dummheit.” Typisch Demandt: alles gezegd en geen woord te veel.
Het ergste is echter dat met het realiteitsverlies ook het moreel bewustzijn een flinke deuk gekregen heeft. De mensen die zulke manipulaties op zich nemen beseffen niet eens meer dat ze iets verkeerds doen. Ze denken, in tegendeel, het best mogelijke voor hun land en volk na te streven! Daardoor kunnen dergelijke ‘cover up’ operaties vaak zo rimpelloos aflopen. Ach ja; natuurlijk zijn er ook de cynici, die gewoon met de stroom meezwemmen en proberen te profiteren, maar die vormen de meerderheid niet!
Zelfs de slachtoffers…
Bijzonder schrijnend wordt dit fenomeen als het de slachtoffers zelf zijn, die de realiteit weg manipuleren omwille van de ideologie. Ik heb daar een – eigenlijk verschrikkelijk – voorbeeld van, eveneens uit Duitsland:
Selin Gören is een 24 jarige jonge dame uit Mannheim. Ze is tweede generatie Turkse immigrant, perfect in Duitsland geïntegreerd, en politiek actief bij ‘die Linke’ waar ze woordvoerster van de Jongerenorganisatie is. Vanuit die post stijgt men traditioneel snel op in de partij hiërarchie. We hebben het hier dus te doen met een dame die meer dan behoorlijke carrièrekansen heeft. ‘Die Linke’ wordt in de media wel eens “extreem links” genoemd. Maar onze persridders, die de gesublimeerde middelmatigheid bewaken gelijk de heilige graal, noemen alles wat maar een beetje afwijkt nogal gemakkelijk extreem. Links of rechts mag je dan kiezen. In ieder geval neemt ‘die Linke’ zeer sterke pro-migranten posities in.
Selin verblijft in Mannheim, in een buurt die ik ken: ik heb 15 jaar lang niet ver daar vandaan gewoond en Mannheim was voor ons ‘de stad’. Selin ging, na een dag vol stress, laat in de avond, nog een luchtje scheppen en werd door drie mannen, die Koerdisch of Farsi spraken, overvallen en verkracht. Ze ging naar de politie maar verklaarde daar dat ze was overvallen (juist!), dat haar handtas gestolen was (dat was ook waar) en dat de mannen Duits hadden gesproken (dat was niet waar). Van de verkrachting zegde ze niets! Waarom?
Selin gelooft het politiek verhaal van ‘die Linke’ dat ze vertelt rotsvast zelf. Dat is eigenlijk menselijk al zeer positief! Maar wat voor verhaal is dat?
- Alle mensen zijn gelijk en in principe goed.
- Migranten zijn arme slokkers op de vlucht voor geweld: we kunnen en moeten ze helpen zonder al te veel daarover na te denken.
- Migranten zijn, mits een beetje inspanning, zonder problemen in onze maatschappij integreerbaar.
- De boze fascisten willen er zelfs niet over denken ze op te nemen, omdat ze bang zijn voor ‘de zuiverheid van het ras’. Daarvoor gebruiken ze iedere denkbare uitvlucht.
Tot zover Selin’s waarheid en dat is haar goed recht. Ik zou bijna wensen dat ik het ook kon geloven.
Maar toen gebeurde … dat.
Ver van mij om ook maar een ogenblik te denken dat ik de schok en de vertwijfeling van het arme meisje kan begrijpen. Daar moet een heksenketel van getormenteerde gevoelens en conflicten geborreld hebben van het type waaruit – bij betere auteurs dan ik– grote literatuur kan ontstaan. Ik denk dat Selin, in tegenstelling tot vele anderen, de waarden van haar nieuwe vaderland echt omarmd heeft. Artikel 1 van de Duitse grondwet zegt: “Die Würde des Menschen ist unantastbar” (De menselijke waardigheid is onaantastbaar. Overigens, Artikel 1 van de Belgische grondwet: “België is een federale staat bestaande uit…” men bemerke het niveauverschil!). Maar nu was Selin diep gekwetst en in de kern van haar grondwettelijk gegarandeerde waardigheid aangetast, als vrouw en als mens. Ze moest iets doen!
Maar van de andere kant waren de daders migranten. Selin vreesde dat, als ze dit bekend maakte, de gevolgen voor de overgrote meerderheid van de migranten, de mensen van goede wil in nood, zeer nadelig zouden kunnen zijn. Ik heb het al gezegd: Selin gelooft rotsvast in haar waarheid. Dat geloof was zo sterk dat het de feiten overtroefde. Het zal een verschrikkelijk beslissingsproces geweest zijn. Ik wil niet eens proberen me dat voor te stellen. Maar het kwam vast niet in de vrouw op dat het ‘verhaal’, waarin ze zo vast geloofde, misschien wel eens onvolledig, of zelfs gedeeltelijk verkeerd zou kunnen zijn. De droom won het met klank van de realiteit en Selin deed bij de politie een afgezwakt relaas.
Hij van ons die zonder zonden is werpe de eerste steen…
Gelukkig heeft Selin een vriend. Goed dat ze eerlijk met hem praatte, want dat was therapeutisch denkelijk meer dan nodig. Die was niet akkoord en wees haar op haar verantwoordelijkheid. Het was toch haar eerste plicht andere vrouwen tegen hetzelfde lot te beschermen. Dus moest ze eraan meewerken dat de daders gepakt en uit de circulatie gehaald konden worden. Hier lag de prioriteit. Dat zag ze in: ‘die Linke’ maakt zich ook heel sterk voor vrouwenrechten… Ze trok terug naar de politie en pakte uit. Ik wil er wel op wijzen dat ook daarvoor weer moed nodig was! Als dat anders geweest was hadden wij hiervan nooit iets geweten!
Conclusies
Nu zijn dat slechts twee van heel veel voorbeelden. Het kernprobleem is: onze omgang met en ons respect voor de realiteit zijn totaal gestoord. Maar zo helemaal nieuw is het postmodernisme nu ook weer niet. Ook in het verleden hebben we wel eens gedacht dat we door allemaal samen heel hard te roepen de wereld konden veranderen. Met name in het Derde Rijk en onder communistische regimes was dat de normale ‘modus operandi’, tot en met het ‘herschrijven’ van de geschiedenis en het ‘aanpassen’ van fotografische documenten. Ik zie bij de resultaten die deze bewegingen boekten niets dat een herhaling aantrekkelijk maakt, en dat is dan heel geciviliseerd uitgedrukt. Maar ik zie ons wel weer in die richting gaan. Het ‘bewijs door voortdurende herhaling van de bewering’ is daarvan slechts één symptoom. Paradoxaal genoeg sturen net de mensen die beweren zich heel sterk tegen dat soort ideologie af te zetten daarop aan!
Natuurlijk heeft het fenomeen ‘realiteitsverlies’ een veel bredere destructieve werking dan enkel maar in de migratie problematiek. Maar vooral bij die laatste gaan we geen millimeter vooruitgang boeken als we niet ophouden de realiteit te minachten, de ‘opinie’ boven alles te stellen en elkaar doof en blind te schreeuwen met dwaze wereldvreemde ideologie. We moeten de ‘politiek correcte’ mentaliteit opruimen, omdat die ons belet pijnlijke of controverse thema’s aan te spreken. En als we er zelfs niet over kunnen praten, hoe zouden we dan iets oplossen? We moeten terug de realiteit en de feiten in de voorgrond van ons denken en handelen stellen, als we onze cultuur en beschaving niet willen verliezen en weer een millennium van duisternis induiken.
De tekenen daarvoor staan slecht, want de dogma’s die zullen moeten sneuvelen zijn talrijk en hardnekkig. Kijk maar naar de progressieve postmoderne ‘artikelen van het geloof’:
- Alle mensen en alle culturen zijn gelijk. Niets is minder waar! Mensen en culturen zijn – meen ik, overigens zonder een spoor van bewijs – wel gelijkwaardig, maar geen twee zijn gelijk aan elkaar. Natuurlijk bestaat er een ‘Algemeen Menselijk Patroon’ maar het is veel kleiner dan we denken. Onze fataalste vergissing is waarschijnlijk dat we – op grond van die gelijkheidswaan – geloven dat mensen uit andere culturen net zoals wij ‘ineen zitten’ en dus voor ons berekenbaar zijn. Dat is al keer op keer een zeer foute aanname gebleken, maar we leren het niet!
- “Het is niet de Islam”. Iedereen blijft dat maar hardnekkig beweren, ook president Obama. Wat we eigenlijk bedoelen en ook zouden moeten zeggen is: “Ik zou heel graag willen dat het niet de Islam was.” Maar het is wel de Islam. Ik meen dat in ons artikel ‘Bourgeois en de Islam’ voldoende duidelijk getoond te hebben.
- Er zal een Europese ‘verlichte’ islam ontstaan. Dat zal alle problemen oplossen. Wel, ook hier weer is de wens duidelijk de vader van de gedachte. In voornoemd artikel hebben we uiteengezet waarom dat zeer waarschijnlijk niet kan gebeuren.
- De islam zal onder druk van de moderne wereld imploderen. Nu ja, vanuit onze mindset (zie eerste punt) lijkt dat een mogelijkheid, maar wat ik de islam momenteel zie doen is expanderen.
- Etc.
Ik wens ons veel geluk: we gaan het bitter nodig hebben!
Natuurlijk denk ik niet dat ik met dit paar overwegingen ook maar iets opgelost heb. Maar ik denk toch dat ik enkele aanzetten gegeven heb voor een echt migratiedebat. Ik trek ook uw aandacht op het verschil met wat wij in Vlaanderen tot hier toe migrantendebat noemen.
Het is aan ieder van ons om zijn/haar verantwoordelijkheid op te nemen voor de beschaving die wij van onze voorouders geërfd hebben, zo onvolkomen en gebrekkig als ze soms blijkt. Wij zijn – nog – allemaal vrije burgers. Niemand belet ons om zelf met denken te beginnen en onze kritische geest in te schakelen bij alles wat we zien en horen. Niemand belet ons de bedenkingen die wij daarbij hebben met onze omgeving te delen, ongecodeerd en recht voor de raap. En neen, dat is niet respectloos grof tegenover onze medemensen. Omfloerste formuleringen in listig cryptische termen, die zijn respectloos!
Misschien is daar een klein beetje moed voor nodig, maar echt niet veel. Maar wees gerust: alles is sowieso onder controle. Ook indien wij falen heeft de evolutie gegarandeerd een plan B; ze heeft dat altijd. Of wij dat plan B aangenaam gaan vinden is een andere vraag. Maar, vanuit het perspectief van de evolutie gezien, is die vraag totaal irrelevant.
Uw Dwarsligger