Flag of France and BelgiumDe ‘eerste politieke Belgen’ namen het gedachtegoed van Rousseau aan. Dat laat geen echt federaal systeem toe. Daarom is België gedoemd om te sterven.

 

 

De voormalige Chief of Defense August Van Daele wou geen 'balanced score card' maar wel een 'tableau de bord'. Hoe het kwam dat een Vlaming, ingenieur, specialist in de logistiek van onder meer de F-16 een Franse management term verkoos boven een typisch Angelsaksische. Om het antwoord hierop te vinden, dienen we terug te gaan naar 1834. In dat jaar werd Luitenant-Kolonel Jean Chapelié belast met de opdracht om een school op te richten voor de opleiding van Belgische officieren. Hijzelf was alumnus van de Franse Ecole Polytechnique. Hij werd de eerste commandant van de Militaire School en was dit tot 1863. Hij heeft dus gedurende 29 jaar de basisfilosofie van de Belgische officieren kunnen kneden naar het Franse model. Gelet op die gesloten omgeving is het dan ook niet verwonderlijk dat dit gedachtengoed verder heeft kunnen gedijen tot in de 21ste eeuw.

De militairen in een democratie zijn ondergeschikt aan de politiek, daarom schreef Carl von Clausewitz: oorlog is de voortzetting van de politiek met (gewelddadige) middelen. Indien de militaire filosofie Frans was, was de Belgische politiek dan ook Frans geïnspireerd?

John Locke: Het volk delegeert de macht

locke

 

Hiervoor moeten we twee belangrijke gebeurtenissen op het einde van de 18de eeuw bespreken, namelijk de Franse en de Amerikaanse revoluties. Jean-Jacques Rousseau en John Locke worden respectievelijk als geestelijke vaders gezien. De staatsfilosofie van John Locke is gebaseerd op het feit dat de Staat de macht van het volk krijgt om datzelfde volk te dienen. Indien de Staat hiervan misbruik maakt dan heeft het volk het recht om die macht terug te nemen. Het volk heeft de volledige soevereiniteit en om die reden heeft het volk het recht op revolutie tegen die Staat.

In zijn werk Two Treatises of Government stelt hij dat mensen fundamenteel het recht hebben om hun leven vrij en ongestoord te leiden, en dat de enige beperking van die vrijheid de plicht is om anderen dezelfde vrijheid te gunnen, wat in feite neer komt op de basis van de Verlichting. Deze filosofie werd door Thomas Jefferson overgenomen in de Amerikaanse revolutie en Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring: de vrije mens, die niet door de wil van een ander gedwongen kan worden.

Jean-Jacques Rousseau: de Algemene Wil

Heel wat anders was het gesteld met Rousseau. Ofschoon Jean-Jacques Rousseau beïnvloed werd door John Locke (Social Contract) vond hij dat het belang van het individu volledig ondergeschikt was aan het belang van de gehele groep. De Algemene Wil was de wil van de Staat, niet de wil van het volk en iedere burger moest zich schikken naar het algemeen belang, zo niet zou hij hiertoe gedwongen worden. Het gevolg hiervan op de Franse revolutie was dat de onderstroom dus niet gestoeld was op de zelfbeschikking van de vrije burger, maar op de collectieve wil van wat de machtshebbers de Staat noemden (in feite bedoelden ze: hun wil).

rousseau 166 200

Daar waar Locke zo de nadruk legde op de vrije mens (zonder dwang), was dit net omgekeerd bij Rousseau: de dwang van de Staat was een essentieel element van de samenleving, wat in feite neer kwam op de totalitaire macht van de Staat (of van wie de Staat controleert). Het is diezelfde Staat die het algemeen belang bepaalt (Algemene Wil) en die deze ook doet naleven.

Rousseau wantrouwde het volk en meende dat het nooit tot een coherent geheel van samenlevingsregels kon komen. In zijn werk Du Contrat Social uit 1762 schreef hij: ‘Soevereiniteit laat zich niet vertegenwoordigen, om dezelfde reden als waarom zij ook niet ontvreemd kan worden. Zij bestaat in haar diepste wezen in de algemene wil, en die wil kan niet vertegenwoordigd worden. Zij is het of zelf of het is iets anders. Een tussenweg bestaat niet. [...] De afgevaardigden van het volk zijn geen vertegenwoordigers en kunnen dat ook niet zijn; het zijn slechts lasthebbers en zij kunnen geen definitieve beslissingen nemen’. In feite heeft de Staat altijd gelijk, net zoals een dictator. De legitimiteit van de macht kwam niet meer van God , maar ontstond uit de Algemene Wil, met andere woorden in tegenstelling tot Locke (Recht op Revolutie) maakte Rousseau het volk onmondig en het kon dus niet in opstand tegen de Staat komen.

Een van de leiders van de Franse revolutie was Maximilien de Robespierre. Het werk van Rousseau had grote invloed op Robespierre. Hij zou het gedachtegoed van Rousseau in een (terreur) politiek omzetten. De Staat was almachtig, werd om evidente redenen volledig centraal bestuurd en moest zich in alle materies bemoeien. Een paar van de maatregelen om Frankrijk een en ondeelbaar te maken, was om alle dialecten te verbieden en om het onderwijs in het teken van de revolutie, de Staat te plaatsen.

De staatsfilosofie van de “Algemene wil” beperkte zich niet tot Frankrijk, maar spreidde zich over het ganse continent. Latere dictators zoals Stalin en Hitler (Du bist nichts, Dein Volk ist alles! – Jij bent niets, jouw volk is alles) hadden zonder de Algemene wil nooit zoveel macht kunnen hebben. Dit alles staat in schril contrast met de staatsfilosofie van Locke en Thomas Jefferson: When governments fear the people, there is liberty. When the people fear the government, there is tyranny. (Wanneer regeringen het volk vrezen, dan is er vrijheid. Wanneer het volk de regering vreest, dan heerst tirannie).

Belgique of Belgium?

Natuurlijk is Frankrijk geëvolueerd en zijn er meerdere politieke partijen met een verschillende ideologie maar het algemeen kader of onderstroom is toch nog steeds die van het collectivisme waarbij de macht van de Staat uitgaat. Is België anders geëvolueerd? Zeker niet. De Franstalige bewindslieden van het eerste uur in België gingen ervan uit dat zij de Staat (Algemene wil) vertegenwoordigden. In feite besliste nog geen één procent van de bevolking over de grondwet en de wetten van het Belgische volk. Het ontvoogdingsproces van de Belgen heeft heel lang geduurd.

Er werd door de Franstalige bewindslui gepoogd om de dialecten in het Zuiden en in het Noorden van België uit te roeien. Hierop kwamen er reacties: de Vlaamse en de Waalse bewegingen. Echter deze laatste was eerder om het Frans in heel België te laten gelden (één en ondeelbaar dus ook de taal) en om het Nederlands uit Zuid-België te weren.

Kunnen we dan stellen dat naast België ook Wallonië onder invloed van Rousseau en Robespierre staan? Inderdaad, onder de titel Francophilie van de Waalse beweging staat : ‘Een van de gemeenschappelijke punten voor de Waalse beweging - maar niet exclusief - is haar inzet voor de politieke tradities van de Franse Revolutie en de Franse taal en cultuur.’ (Un des points communs à l'ensemble du mouvement wallon - tout en étant pas son apanage - est son attachement aux traditions politiques de la Révolution française, ainsi qu'à la langue et la culture françaises).

Het is dan ook niet verwonderlijk dat een typisch centraliserende partij als de Parti Socialiste een dominante rol speelt in Wallonië. En door het systeem van grendelwetten houdt Rousseau ook een vinger in de Belgische Federale pap.

Rousseau dus ersatz-federalisme

Echter de staatsfilosofie van Rousseau en het principe van een federale staat gaan zeker niet hand in hand. Niet voor niets schrijft professor Hendrik Vuye dat België permanent geblokkeerd is (DS 16/07/13). België is op papier een federale staat, maar in praktijk is België dat niet. Het is met andere woorden een ersatz-federaal land. Indien we terugkoppelen naar Locke en Jefferson, dan moet een land zo lokaal mogelijk bestuurd worden en dus zoveel als mogelijk gedecentraliseerd worden. Bijgevolg moeten enkel materies zoals defensie en buitenlandse zaken op het hoogste niveau van de staat behandeld worden. De Vlamingen eisen meer autonomie voor de gewesten, zoals het in een federale staat hoort, maar zijn ze daarom aanhangers van Locke's staatsfilosofie?

Initieel waren de klassieke partijen unitair. Door de communautaire spanningen einde jaren zestig, werden ze opgesplitst in Nederlandstalige en Franstalige partijen. Er bestaat langs Vlaamse kant dus niet echt een staatsfilosofie van Locke. Bovendien bleven de vakbonden en mutualiteiten unitair. Het zijn schoolvoorbeelden van centraal gestuurde netwerken (lokaal, sectoraal). De partijen of de zuilen in een partij die sterk aanleunen bij die vakbonden hebben geen uitgesproken Vlaams karakter. Dit impliceert niet dat ze een collectieve wil volgen, zoals de Franstaligen, maar de politiek is niet echt die van Locke. Een feit is wel dat een niet georganiseerde groep mensen (een volk) het moeilijker kan halen van een georganiseerde groep. Daarom zal Vlaanderen als groep enkel zaken uit de brand slepen door geld (aan de PS) of door grond (aan MR) af te staan.

Kentering?

Evenwel lijkt er een kentering te komen. N-VA als Vlaams-nationalistische partij lijkt een verhaal te hebben dat bij meer en meer bij de Vlamingen aanslaat en waarbij er een bewustwording van Vlaamse identiteit bij een groter deel van de bevolking ontstaat. Iets wat de traditionele partijen niet kunnen aanbieden (tenzij ze afstand doen van hun huidige politiek). Zeker zijn het falen van de light- of ersatz-federale staat en voor de Vlaming het almaar meer geld verslindend communautair gekibbel, hier niet vreemd aan.

In het eerste geval is het, net zoals voor een communistisch centraal gestuurd systeem, onmogelijk om alles onder controle te hebben, laat staan bij te sturen. Wat Kris Peeters (CD&V), de huidige Vlaamse Minister-President ook moge zeggen over het Chinese systeem (Democratische inspraak en de grondwet). De actoren zijn complex adaptieve systemen (CAS) die constant met elkaar en met hun omgeving interageren en waarvan het geheel groter is dan de som van de delen. De actoren zijn autonoom maar hebben een gemeenschappelijk doel voor ogen (bijvoorbeeld het algemeen welzijn van een gemeenschap) en hebben de vrijheid om beslissingen te nemen.

Dit principe komt overeen met het politiek-filosofisch model van Locke. De ondernemersmentaliteit van de Vlaming past in dit kader. Indien een politiek model van een partij compatibel is met deze sociaal-economische attitude dan ontstaat er een symbiose die met de dag krachtiger wordt. Helemaal in lijn met het Recht van Revolutie kan dan een maatschappelijk platform gecreëerd worden waarin de Vlaamse bevolking afstand neemt van het actueel Belgisch politiek bestel. Dit kan onder meerdere vormen gebeuren, zoals onafhankelijkheid of een afgedwongen federaal model (Artikel 35 van de Grondwet) wat in min of meerdere mate overeenkomt met het confederalisme dat sommige Vlaamse politieke partijen willen. Hoe dit aanpakken? Meer hierover in een later artikel.

In het geval van een nieuw (echt) federaal model, kan het politiek-filosofisch kader niet het Rousseau type zijn, wel het Locke-type. Hoe de federale lidstaten hun poltiek-filosofisch kader uitwerken is van geen belang voor de bovenliggende federale structuur. In een hiërarchisch systeem kunnen, zodra een niveau een Rousseau-type is, de onderliggende niveaus geen volwaardige Locke-types meer zijn (autonome actoren die een vrijheid van handelen hebben).

En effet, la Belgique suit Rousseau

Uiteindelijk dienen we onze vraag of ons politiek model gebaseerd is op het Frans model bevestigend te beantwoorden. We kunnen vaststellen dat de principes van de Franse revolutie door de in 1830 nieuw gevormde staat België werden overgenomen. De geestelijke vader Jean-Jacques Rousseau schreef dat de macht vanuit de Algemene wil, dus de Staat kwam. De filosofie van Locke stelt het tegenovergestelde namelijk dat het volk de macht aan de Staat geeft, maar ook dat het volk dit op eender welk moment kan herroepen en indien nodig zelfs dit via een revolutie kan realiseren.

Het Franstalig landsgedeelte is duidelijk door Rousseau geïnspireerd. In Vlaanderen zien we dat er een groeiende massa zich aan het ontwikkelen is en dat dit mogelijk het gedachtegoed van John Locke zal aannemen. En er dus een kracht kan groeien om zich af te zetten tegen het door Rousseau geïnspireerd Belgisch politiek bestel.