Mark GeleynEen lamento als pleidooi voor een combattief optreden: in tijden van crisis is het nodig de ruggengraat te rechten, niet om mee te lopen of nog straffer te willen doen dan de vijand.

 

 

In 1969 begon de kunsthistoricus Kenneth Clark zijn beroemde BBC-productie “Civilisation” met de volgende zin: “Wat is beschaving? Ik weet het niet. Ik kan dat niet in abstracte termen definiëren. Maar ik herken beschaving wel als ik ze zie. En ik kijk er nu naar”.  En hij wees de kijkers naar de kathedraal Notre-Dame van Parijs.

Kenneth Clarke

Kenneth Clark bij het begin van zijn BBC reeks "Civilisation" in 1969. (BBC)

Het Christendom is het fundament en het cement van de Westerse beschaving, van de Westerse moraal en van het Westers sociaal idealisme. Het was de dynamiek in filosofie en wetenschap, in het denken over staat, natie en natuurrecht, in opvoeding, kunst en cultuur.

De elites zijn die religie en die beschaving al twee-drie generaties hardnekkig aan het afbreken. Grote verhalen moesten eraan geloven. De Westerse canon ging op de schop. Met het ondermijnen van de geschiedenis en de moraal, en met minachting voor het Christendom, zijn die elites uit op een radicale breuk met het verleden.

Hun ideologie is het liberalisme, dat het denken in heel het Westen domineert. Dat liberalisme heeft één grote vijand: het katholicisme. Katholicisme is alles wat het liberalisme niet is: niet de mens is de maat der dingen, maar God. De mens neigt naar het kwade en moet dat intomen. Naties en samenlevingen moeten zich ordenen volgens de goddelijke orde en de natuurwet, en zich richten op waarheid, schoonheid en goedheid. Dat alles is lichtjaren verwijderd van het liberalisme, dat steunt op de dogma’s vrijheid, gelijkheid en individuele autonomie.

Het paradoxale is nu dat het liberalisme de Kerk zelf verregaand in zijn greep heeft. Die is gezwicht voor de tijdgeest en de lokroep van vrijheid en gelijkheid. Johannes Paulus II en Benedictus XVI hebben nog getracht die dijkbreuk te stoppen, met encyclieken van grote diepgang. Het was tevergeefs. 

Tegen de seksuele revolutie, die de samenleving overrompelde, verzette de Kerk zich nog zwakjes. De verdediging van het huwelijk van man en vrouw gaf ze op, nog voor de strijd begonnen was. Tegen de normalisering en de ophemeling) van homoseksualiteit durfde ze zich niet meer verzetten, ook al omdat het fenomeen in eigen rangen even courant bleek als in de seculiere wereld. En nu begint een nieuw front: de seksualisering van het kind. Daarop heeft de Kerk zelfs nog geen begin van antwoord.

Wie zich wel hardnekkig blijven verzetten zijn de traditionele christenen. Die moeten het bijzonder hard ontgelden bij een grote coalitie van links en liberaal, die de confrontatie met de traditie bewust uitlokt. In die coalitie zitten tal van Westerse regeringen, media, magistratuur, universiteiten, supranationale ambtenaren, nationale en internationale ngo’s, en de Big Tech.

Voor die machten zijn de traditionelen een kwaad dat moet geëlimineerd worden, want ze zijn onverdraagzaam, homofoob, anti-LGBT en ongetwijfeld rechtsextreem. Wat hier woedt is geen titanenstrijd tussen twee machtige kampen. Het lijkt eerder op het opruimen van nog enkele resterende christelijke weerstandnesten op al overwonnen terrein.

Ook de Kerk keert zich tegen de traditionelen

En nu komt de tweede, verbijsterende paradox: de Kerk zelf keert zich ook tegen de traditionele christenen. Paus, Vaticaan en bisschoppen willen “met de tijd meegaan” en “andere leefwerelden omarmen”, inclusief  LGBT en polygamie. De Kerk kopieert de liberale slogans van Vrijheid en Gelijkheid en legt zich neer bij de liberale interpretatie van Scheiding van Kerk en Staat, in de “blijf in uw kot”-interpretatie. Met veel begrip relativeren de theologen de objectieve moraal. “Wetenschappelijke” inzichten relativeren de bijbel, de doctrine en het misgebeuren. De Pauselijke Academie voor het Leven verwelkomt nu ook atheïsten, eugenisten (verbetering van de genetische samenstelling van een populatie of groep ) en abortusbepleiters. Alles in een geest van openheid.

Allen zijn welkom, behalve traditionele christenen. Paus Franciscus is niet mals voor hen: hij noemt ze stijfkoppen (rigidi), achterlijken (retardati), van gisteren (indietristi). Hij verwelkomt experimenten en folklore in het misvieren en tolereert regenboogkazuifels en pride-missen, maar spreekt de banvloek uit over de Latijnse Mis. Die mag niet meer in parochiekerken opgedragen worden. In Limburg, waar ik woon, is er nog slechts één kapel waar de mis in het Latijn en met Gregoriaanse zang gedoogd wordt: de kleine Sint Michaëlskapel in Niel bij As. Die was in 1997 ingezegend door de jezuïetenpater Karel Van Isacker.

Waar Johannes Paulus en Benedictus steevast waarschuwden voor relativistische ideologieën, kiest Franciscus er bewust voor. Met die keuze voltrok zich ook een breuk in dogma en moraaltheologie. In de brief waarmee hij zijn vriend en ghostwriter, kardinaal Fernandez, uitnodigde om in Rome het dicasterium van de Geloofsleer te komen leiden, formuleerde hij die breuk in alle duidelijkheid: “Verschillende denkstromingen in filosofie, theologie en pastorale praktijk kunnen … de Kerk doen groeien… Ze zijn beter dan de controlemechanismen uit het verleden”. Franciscus wil een ”theologie die niet met harde en koude logica heerst”.  Dit is Benedictus ondersteboven. Dit is een revolutie van bovenuit. Dit is een andere Kerk, een kerk-light.

Bedreigd door liberalen, neomarxisten en natuurheidenen, en daar bovenop nog vijandschap vanuit de kerkleiding zelf, staan de traditionele christenen alleen, als op een smeltende ijsschots. In hun weinige kerken klinkt de Gregoriaanse liturgie, het grootste Gesamtkunstwerk aller tijden, bijna als een hulproep. Tevergeefs, zoals de hoorn van Roeland in Roncevalles ook tevergeefs schalde. De traditionele bedevaart naar Chartres lijkt wel een uitval uit een belegerde stad. Bezwaren tegen het homohuwelijk worden door de kerkleiding in de kiem gesmoord. In ons land gaat die kerkleiding nu homokoppels zegenen. In Antwerpen zorgde het bisdom al voor “spirituele begeleiding” van de Antwerpse Pride parade.

Een derde paradox is dat diezelfde kerkleiding geen woord van protest laat horen tegen Pride-optochten waar kinderen moeten aankijken tegen naakte mannen die met hun wulpsheid koketteren. Ook bij de nieuwste perversie van drag queens voor kinderen blijft die kerkleiding (en de mainstream politieke partijen) doof.

Een langzame dood

Belegerd door het modernisme, en bijna versmacht door de eigen kerkleiding, sterft het traditionele Christendom een langzame dood. Wat in de plaats komt, is een lichtere, minder eisende, versie van dat Christendom, gedragen door emotie en het discours van de tijdgeest, en ontdaan van lastige dingen zoals natuurwet, zonde en boete.

Voor de Westerse beschaving is die wurggreep een catastrofe. Geen samenleving kan duurzaam stand houden met alleen vrijheid en gelijkheid en een “ik-zonder-remmen”. Alleen een religie met klare leerstellingen en met de natuurwet als leidraad is daartoe in staat. Met een strikte moraal kon het Christendom eeuwenlang een dam opwerpen tegen passies en begeertes en de burgers deugdzaamheid inprenten.

Met het verdwijnen van Dogma en Traditie blijft een samenleving over waar individuen en instellingen (en de Kerk zelf ook) doelloos ronddobberen. Met als resultaat: scholen zonder karaktervorming, universiteiten zonder zingeving, rechtspraak zonder moraal, filosofie zonder transcendentie, seks zonder binding, en religie zonder Credo.

Hoe de toekomst van onze kinderen er dan uitziet, dat beschreef de Britse dichter T.S. Eliot:

“Als het Christendom verdwijnt, verdwijnt de hele cultuur. Dan moeten we pijnlijk opnieuw beginnen. Wachten dat het gras groeit om de schapen te voeden om wol te leveren om dan een nieuwe jas te maken. We zullen door eeuwen barbarij moeten gaan. We zullen die nieuwe cultuur niet meer meemaken, en ook onze achterachterkleinkinderen niet; en als we het toch zouden beleven, zouden we er niet gelukkig mee zijn”.

 

Mark Geleyn