de TocquevilleDe Tocqueville

Gastauteur Frank Boll: Met het ontstaan van de democratie begon het gelijkheidsstreven en de vraag of dat verenigbaar was met de vrijheid.

Dit in het kielzog van de Franse revolutie (1789) met haar leuze “Egalité, liberté et fraternité” en van de Amerikaanse “Declaration of Independence” (1776) waarin geloofsmatig wordt beleden “dat alle mensen gelijk geschapen zijn” en “dat de Schepper ze heeft bedeeld met onvervreemdbare rechten als onder meer de vrijheid”.

Dit spanningsveld tussen gelijkheid en vrijheid valt grotendeels samen met breuklijnen in de huidige democratie.  Dit was het thema waarover Alexis de Tocqueville schreef in zijn “De la Démocratie en Amérique”. Het eerste deel verscheen in 1835 toen hij 30 was. Samen met het latere tweede deel was dit de neerslag van een reis naar Amerika in opdracht van de regering van de Franse koning Louis-Philippe om er het penitentiaire systeem te bestuderen. 

De Normandische edelman voorzag in welk moeilijk vaarwater de democratie zou belanden. Een inschattingsvermogen dat 200 jaar later in hoge mate bewaarheid wordt is hoogst ongewoon.

Dat blijkt in de onderstaande anthologie van zijn werk. Die bloemlezing wordt gebundeld onder een aantal thema’s. Die stukken werden door ons vertaald uit een tweedelige Franstalige editie van een 1000 pagina’s (Flammarion, 1981). De opeenvolging van die weerhouden teksten – alle van de hand van de Tocqueville - is niet noodzakelijk dezelfde als die van de auteur van het tweedelige werk. Ook de verdeling ervan in paragrafen is van onze hand. Bij elk geciteerd stuk wordt de bron vermeld. Enkel de cursieftekst is de onze.

Democratie en het gelijkheidsstreven

Gewoonlijk prefereren de mensen de gelijkheid boven de vrijheid. De voordelen van de vrijheid worden maar duidelijk over de lange periode. Die van de gelijkheid onmiddellijk en op alle momenten. Van politieke vrijheid kan niet genoten worden zonder dat ervoor enkele offers worden gebracht.  Men bereikt die maar na inspanningen.  De mensen willen de gelijkheid in de vrijheid. Maar kunnen ze die gelijkheid niet bekomen, dan nog wensen ze die zelfs in de slavernij. (II, 2, I)     

Hoe meer de condities gelijk worden, hoe minder sterk de mensen als individu worden, hoe meer ze zich laten leiden door de massa, en hoe meer moeite ze hebben aan een mening vast te houden die de menigte heeft verlaten. (II, 2, VI)

In een ongelijke maatschappij zijn de mensen niet geneigd om de onfeilbaarheid van de massa te erkennen. Maar in de eeuw van de gelijkheid regeert de opinie de wereld. De mensen hebben geen enkel geloof in mekaar omwille van hun gelijkheid. Maar diezelfde gelijkheid geeft hen een praktisch ongelimiteerd vertrouwen in het oordeel van de massa. Want het lijkt hen correct dat de meerderheid het bij het rechte eind heeft. (II,1, II)

In de eeuw van de gelijkheid houdt men van gemakkelijke successen en van aanwezige pleziertjes. Men houdt van snel bereikte successen, maar ontslaat zichzelf van grote inspanningen. (II, 1, III)

De democratische maatschappijen lenen zich slecht tot meditatie en hebben weinig respect daarvoor. Zij hechten groot belang aan plotse opwellingen en hebben een oppervlakkige conceptie van de intelligentie. Ze ontwaarden graag het trage en diepgravende werk. (II ,1, X)

Over de literatuur in de democratische eeuwen. De vorm zal er gewoonlijk verwaarloosd worden en soms misprezen. De snelheid van werken zal meer gewaardeerd worden dan de perfectie van de details. (II, 1, XIII)

De democratische volkeren hebben maar weinig ontzag voor eruditie. Ze verwachten dat men hen spreekt over henzelf. Alleen het huidige houdt hen bezig. (II, 1, XIX)

Als ongelijkheid de gemeenschappelijke wet is van een maatschappij, vallen de grootste ongelijkheden niet in het oog. Maar, als alles ongeveer van hetzelfde niveau is, zullen de kleinste ongelijkheden kwetsen. Dat is de reden waarom de wens tot gelijkheid altijd maar sterker wordt naarmate de gelijkheid groter wordt. Daaraan moet de melancholie worden toegeschreven waar mensen in democratische maatschappijen soms aan ten prooi vallen te midden van de overvloed, of de levensmoeheid die hen soms overvalt te midden van hun rustig en gemakkelijk leventje.  (II, 2, XIII)

Volledige gelijkheid zal nooit mogelijk zijn. Moest de ramp plaatvinden dat de nivellering absoluut en compleet zou worden, dan nog blijft de ongelijkheid van de intelligentie over, die altijd aan de wetten zal ontsnappen omdat die van God komt. (II, 2, XIII) 

Er bestaat in het menselijk hart een verderfelijk streven naar gelijkheid die de zwakken ertoe doet neigen de sterken naar hun niveau te trekken, en die maakt dat de mensen de gelijkheid in de onderdanigheid verkiezen boven de ongelijkheid in de vrijheid. (I, 1, III)

De democratische instellingen bespelen heel sterk de afgunst in het menselijk hart. (I, 2, V). ”Afgunst” is de vertaling van “envie” wat naast jaloersheid ook gevoelens van irritatie en haat inhoudt.

Politieke leiders en het proces van hun keuze

De meest merkwaardige mensen voelen zich zelden geroepen tot de publieke functie. Daar zijn meerdere redenen voor. De natuurlijke instincten van de democratie zorgen ervoor dat merkwaardige mensen gewoonlijk niet in aanmerking komen als leiders. Een gelijkaardig sterk instinct maakt dat die uitzonderlijke mensen niet kiezen voor een politieke carrière, omdat het daar voor hen moeilijk is om zichzelf te zijn en te leven zonder zich te moeten vuilmaken. De grote talenten en de grote passies vermijden over het algemeen de macht.  (Boek I, Deel 2, Hoofdstuk V)

Het komt vaak voor dat men zich enkel gaat bekommeren om de staatszaak als men zich weinig in staat voelt zijn eigen zaken te behartigen. Het is om deze redenen en omwille van de slechte keuzes gemaakt in de democratie dat er zoveel alledaagse mensen zijn die publieke functies betrekken. (I, 2, V)

Het is onmogelijk, wat men ook moge doen, de intelligentie van het volk boven een bepaald niveau te hijsen. De meerderheid van de mensen mist de kunst de middelen te beoordelen om een doel te bereiken. Welke uitvoerige studie en welke concepten zijn er niet nodig om een juist idee te krijgen van het karakter van een mens. De grootste genieën slagen er niet altijd in, en de massa zou dat wel kunnen! Het volk zal nooit de tijd en de middelen hebben om die klus te klaren. Het zal altijd snel oordelen en zich baseren op de meest opvallende feiten. Vandaar dat charlatans allerhande zo goed de kunst verstaan in de gratie van het volk te komen, terwijl de echte vrienden van het volk er niet in slagen. (I, 2, V)

De overgrote meerderheid van de mensen zijn in te delen in twee groepen: zij die geloven zonder te weten waarom en zij die niet weten waarin ze moeten geloven. Een derde groep van slechts weinigen heeft onderbouwde meningen. (I, 2, III)

De democratie bevindt zich op een hellend vlak omdat in de politiek vaak wordt gehoorzaamd aan gevoelens eerder dan aan redeneringen. Vaak wordt een lang gerijpt plan opgegeven ter voldoening van een momentane passie. De massa van het volk kan worden verleid door haar onwetendheid en haar passies. (I, 2, V)

De overheid en de publieke financiën

Het is in de natuur van elke overheid om continu haar actieterrein uit te breiden. Enerzijds kan men wel van oordeel zijn dat de overheid niet moet tussenkomen in private zaken, maar anderzijds wil iedereen wel dat de overheid tussenkomt in de speciale zaak die hem aanbelangt, terwijl diezelfde iedereen ook wel wil vermijden dat de overheid tussenkomt in de speciale zaken van de anderen. In zulk een atmosfeer breidt het actieterrein van de overheid zich altijd maar uit. Een democratische overheid vermenigvuldigt dus zijn taken door het enkele feit dat zij duurt. De overheid zal des te meer gecentraliseerd zijn naarmate de democratische maatschappij ouder is. (II, 4, III)

De concentratie van de macht en de individuele horigheid zullen groeien, niet enkel in verhouding tot de gelijkheid, maar ook in proportie met de onwetendheid. (II, 4, IV)

De smaak voor welvaart vermeerdert continu, en daar zal de overheid op inspelen. Men gaat dan via twee wegen naar de horigheid: ofwel ontmoedigt die zin voor welvaart de drang van de mensen om zich met de overheid te bemoeien, ofwel leidt die wens tot welvaart naar een altijd maar grotere afhankelijkheid van de overheid. (II, 4, V).  Zo groeit bij velen de idee dat de overheid de bron van welvaart is.

Elke stap naar de gelijkheid vermeerdert het despotisme van de overheid. De staat wordt als een grote onderneming. Honger, ziekte, werk, opvoeding en liefdadigheid worden een nationale zaak. De uniformiteit regeert dan. De diversiteit en de vrijheid verdwijnen. De attributies van de macht en het aantal functionarissen, een natie binnen de natie, stijgen dan en vervangen de aristocratie van weleer. (II, 4, V)

De democratie kent niet de kunst spaarzaam te zijn. De mandatarissen zullen zich altijd voegen naar de wensen van de opdrachtgevers. (I, 2, V).

Bij de meeste Europese volkeren wordt vaak gestreefd naar een functie in de publieke sector. Het lijkt hen dat via een job bij de overheid men een gemakkelijk leven kan leiden op kosten van de publieke financiën. Met kan gemakkelijk verstaan dat zulks de geest van onafhankelijkheid vernietigt, dat daarbij een venale en kruiperige atmosfeer kan gedijen, en dat dit alles improductieve activiteiten omvat, waardoor van alles in het land beweegt zonder het te bevruchten. (II, 3, XX)

De meerderheid  

Het morele keizerrijk van de meerderheid is ten dele gebaseerd op de idee dat er meer intelligentie en wijsheid is in vele mensen samen dan in één enkele. Het betreft hier de theorie van de gelijkheid toegepast op de intelligentie. Die morele dominantie schuilt ook in het feit dat de belangen van een meerderheid de voorkeur genieten boven de belangen van een minderheid. De maxime dat qua regeren de meerderheid het recht heeft alles te doen, is verwerpelijk en oneerbiedig. Om dit te zeggen baseer ik me niet op de soevereiniteit van het volk maar op de soevereiniteit van de mensheid. De macht om alles te doen, die ik ieder mens weiger, zal ik nooit toelaten aan een veelheid van mensen.  (I, 2, VII). De meerderheid is niet almachtig. Boven haar staan, in de morele wereld, de mensheid, de rechtvaardigheid en de rede (of de natuurwet). (I, 2, X)                         

De natuurlijke kwaal van de democratie is de graduele onderwerping van alle machten aan de eerste de beste van de desiderata van de meerderheid. (I, 1, VIII)

De vrije wil

De Voorzienigheid heeft aan iedereen, wie het ook weze, de noodzakelijke graad van rede gegeven opdat die zelf de zaken kan regelen die hemzelf alleen aanbelangen. Dat is het grote stelregel waarop de civiele en politieke maatschappij in de Verenigde Staten berust. (I, 2, X)

De Voorzienigheid heeft de mens noch helemaal onafhankelijk noch helemaal slaaf gemaakt. Ze heeft rond ieder mens een voorbeschikte cirkel getrokken waarbuiten hij niet kan komen. Maar binnen die ruime grenzen is de mens krachtig en vrij, evenals de volkeren. Het hangt af van de naties of de gelijkheid van de condities zal leiden tot horigheid of vrijheid, tot inzicht of barbarij, en tot voorspoed of armoede. (II, 4, VIII)

Associaties zijn sterker dan individuen en dragen minder verantwoordelijkheid voor hun eigen daden dan de individuen. Dus moet men minder onafhankelijkheid geven aan associaties dan aan individuen. (II, 4, V)

Sociale cohesie

Er kan slechts sprake zijn van een maatschappij wanneer mensen een groot aantal zaken op dezelfde manier beschouwen, wanneer een groot aantal over dezelfde onderwerpen dezelfde mening hebben, wanneer tenslotte dezelfde feiten dezelfde impressies en gedachten uitlokken. En zulk een maatschappij bestaat meer in Amerika dan in een aantal Europese naties. (I, 2, X).

 Pers

Wat de pers betreft is er geen midden tussen onderdanigheid en teugelloosheid. Om de onschatbare voordelen te kunnen genieten die de persvrijheid inhoudt moet men er de onvermijdelijke kwalen bijnemen die die persvrijheid doet ontstaan. Wanneer een groot deel van de media in dezelfde richting spreekt dan wordt hun invloed op de duur bijna onweerstaanbaar. Wanneer de media altijd op dezelfde nagel kloppen dan bereiken ze uiteindelijk dat de publieke opinie bedwelmd wordt door die slagen. (I, 2, III). Het imperium van de dagbladen zal groeien naarmate de mensen gelijker worden. (II, 2, VI)

Gelijk geboren zijn versus gelijk worden

De Amerikanen hebben nooit een democratische revolutie gekend. Echter, wanneer de condities gelijk worden als gevolg van een strijd tussen verschillende klassen – zoals in de Franse revolutie - dan worden de harten van de mensen overweldigd door afgunst, haat en misprijzen tegenover buren en door een overdreven zelfvertrouwen. Dit alles draagt sterk bij tot de verdeeldheid tussen de mensen. (II, 1, I)                                                                                                              

Het voordeel van de Amerikanen is dat ze tot de democratie zijn gekomen zonder een democratische revolutie, en dat ze gelijk geboren zijn in plaats van gelijk te worden. Maar in de gelijkheid die werd bereikt door een democratische revolutie – de Franse - zal de haat, die ontstond door de ongelijkheid, verder duren. (II, 2, III). De Amerikanen zijn gelijk geboren, maar niet de Indianen en de Afro-Amerikanen. Die twee onfortuinlijke rassen ondergaan de tirannie. (I, 2, X)                                                                         

Religie

Bij de Anglo-Amerikanen belijden de enen de christelijke dogma’s omdat ze die geloven, en de anderen omdat ze willen vermijden dat sommige zouden denken dat ze er niet in geloven.  De religie moet bij de Amerikanen worden beschouwd als de eerste van hun politieke instellingen. De filosofen van de 18de eeuw geloofden in de geleidelijke verzwakking van het geloof. De religieuze ijver zal stilvallen naarmate de vrijheid en de inzichten toenemen. Het is dan onaangenaam te moeten constateren dat in Amerika de feiten met deze theorie niet in overeenstemming zijn. Bij ons in Europa gaan de godsdienst en de idee van de vrijheid bijna altijd in tegenovergestelde richtingen. Maar in Amerika zijn die intiem met mekaar verbonden. Samen regeren ze op dezelfde bodem. Religie is slechts een bepaalde vorm van hoop, en als dusdanig is ze even natuurlijk voor de mens als de hoop zelf. Gegeven dat de godsdienst zijn imperium over de zielen verloren heeft lijkt alles twijfelachtig en onzeker in de morele wereld. (I, 2, IX). Het equivalent van “Gott is tod” van zijn eeuwgenoot Friedrich Nietzsche in “Die fröliche Wissenschaft” (125, 1882).

In de eeuwen van ongeloof moet men vrezen dat de mensen dag in dag uit hun wensjes zullen najagen terwijl ze opgeven zaken te betrachten die enkel na lange inspanningen kunnen verworven worden. Ze zullen dus niets groots bereiken of stichten. Het is maar indien men weerstand biedt aan de duizend kleine speciale passies van elke dag dat de algemene passie van geluk kan worden voldaan. De godsdiensten bevorderen dat men zich gedraagt met het oog op de toekomst. Het is belangrijk dat zij die het land besturen dat doen met het oog op de toekomst. Men bereikt maar blijvende en waardevolle resultaten wanneer dat moeite heeft gekost. (II, 2, XVII)

Eigendom en de rijken

Hoe komt het dat in Amerika, een democratisch land bij uitstek, niemand de bezwaren uit die vaak in Europa te horen zijn? Amerika kent geen proletariërs. Omdat iedereen er een particulier goed te verdedigen heeft, erkent iedereen het recht op bezit. (I, 2, VI) 

De mensen in een democratische maatschappij zijn zich er vaak niet van bewust dat er een sterke band bestaat tussen het vermogen van éénieder en de welvaart van allen. (II, 2, XIV)

De rijken, het volk zal ze niet kunnen slaan zonder zichzelf te benadelen. (II, 3, XXI)

Amerika zal groot worden

De Amerikanen van de Verenigde Staten, wat ze ook doen, zullen één van de grootste volkeren worden in de wereld. De rijkdom, de macht, en de glorie kunnen hen niet ontglippen (I, 2, X).  

Dr Frank Boll