karl popperBij proportionele representatie worden theoretische voordelen gedomineerd door praktische nadelen.

In een systeem met proportionele representatie en vele partijen geldt dat kleinere partijen een disproportionele invloed kunnen uitoefenen op de vorming van een regering, op haar levensvatbaarheid, op haar ontslag, en op al haar beslissingen. Een regering vormen wordt moeilijker, budgettair zwaarder, en haar leefbaarheid op langere termijn precairder. Nog bezwaarlijker is dat uiteindelijk de zin voor verantwoordelijkheid wordt ondermijnd. Bij alle partners in de coalitie vermindert de eigen verantwoordelijkheid.

Daardoor kunnen mensen gaandeweg gewoon worden aan het idee dat noch politieke partijen noch  hun leiders aansprakelijk zijn voor beslissingen die hen als het ware opgelegd worden door de noodzaak van coalitievorming. In het spel van coalitievormingen zullen kleinere partijen vaak een grotere invloed kunnen uitoefenen dan hun loutere electorale sterkte.

In een democratisch systeem met proportionele representatie en een veelheid aan partijen hoeven partijen geen lessen te trekken uit hun electoraal verlies. Een verlies wordt dan gemakkelijk gezien als een tijdelijke fluctuatie in populariteit en niet als een afkeuring. De vele coalitiemogelijkheden maken doorgaans dat zij daar ook mee weg komen.

Aldus enkele stellingen van Karl Popper (1902-1994) in een essay “Popper on democracy. The open society and its enemies revisited” dat werd gepubliceerd in The Economist van 23 april 1988. Daarin vroeg hij zich af of zijn boodschap over de theorie van de democratie, zoals vervat in zijn boek “The Open Society and Its Enemies” (1945), wel werd begrepen. In de aankondiging van het essay benadrukt The Economist dat democratie door Popper niet wordt gekarakteriseerd als “the rule of the people”.

Zijn ideeën zijn atypisch maar relevant. In het licht van de recente Belgische ervaring lijkt deze tekst  vooruitziend.

Zo is het mogelijk dat een meerderheid van kleinere partijen waarvan de meeste verkiezingsverlies leden, een regeringscoalitie vormt, waarbij de grootste partij ontbreekt. Dat kan worden geïnterpreteerd als een coalitie tegen die grootste partij.

Dat lijkt moeilijk te rijmen met de geest van democratie.

In wat volgt laten we vooral Popper zelf aan het woord. Zijn essay is een diepgravende tekst waarvan slechts een klein deel hier aan bod komt. Hij was een van de beroemdste denkers van de 20ste eeuw en zowel maatschappijfilosoof, met zijn invloedrijk werk over de open maatschappij,  als wetenschapsfilosoof (1).

De essentie van Popper’s betoog

Een tweepartijen democratie, of benaderingen daarvan, geniet een zeer sterke voorkeur op een veelpartijen democratie, en dit zowel vanuit praktisch als moreel standpunt. Daarbij staat verantwoordelijkheid centraal, een cruciaal element voor de goede werking van een democratie en een spiegelbeeld van de vrijheid zoals geponeerd in alle grondwetten van democratieën. Zoals er ook geen rechten kunnen bestaan zonder plichten.

Onder meerderheidsstelsels, zoals in de VSA en Engeland, zijn twee partijen meestal de regel. Onder evenredige vertegenwoordiging, zoals in de meeste Europese democratieën, zijn meer dan twee partijen de regel. 

Terloops. In een meerderheidsstelsel gaan alle beschikbare zetels in een kiesdistrict naar de partij die de absolute of relatieve meerderheid behaalt. In een systeem met proportionele representatie tellen vrijwel alle stemmen mee voor de zetelverdeling.

Proportionele representatie: theoretische voordelen gedomineerd door praktische nadelen

De oude theorie over democratie of het geloof dat het staatsbeheer van het volk, door het volk en voor het volk een natuurlijk of een goddelijk  recht is, vormt de achtergrond van het geloof ten gunste van proportionele representatie. De voorstanders van proportionele representatie menen ook dat de alternatieven niet enkel unfair, maar ook tegen alle principes van rechtvaardigheid (“justice”) zijn. Deze mening lijkt ook te stroken met die van de meeste politicologen en commentatoren (2). 

Maar, aldus Popper, dit nobel argument stort in wanneer we kijken naar de onvermijdbare consequenties van proportionele representatie in de praktijk. Die zijn ronduit vernietigend.

Op eerste zicht lijkt een toename in het aantal partijen wenselijk: meer keuzemogelijkheden, meer opportuniteiten, minder rigiditeit en meer kritiek.

Maar, deze eerste indruk is volledig verkeerd.  Een veelpartijen stelsel bemoeilijkt de vorming en het samenhouden van een regering. Kleine partijen kunnen vaak meer invloed uitoefenen dan hun numeriek gewicht. Daarenboven, zoals reeds benadrukt, gaat zulk systeem gepaard met een verwatering van verantwoordelijkheid bij alle partijen die deel uitmaken van de coalitie.

Deze argumenten ontkrachten, paradoxaal en ironisch genoeg, één van de belangrijkste argumenten van de pleitbezorgers van proportionele representatie, namelijk dat de invloed uitgeoefend door elke partij proportioneel moet zijn met het aantal stemmen dat ze vertegenwoordigt.

Een bijkomende reden voor Popper om geen voorstander van proportionele representatie te zijn heeft te maken met partijen. Evenredige vertegenwoordiging met lage kiesdrempels verhoogt niet enkel  het aantal partijen, maar het tendeert die ook machtiger te maken. Daardoor verkleint de persoonlijke verantwoordelijkheid en - daar kunnen we aan toevoegen – ook de collectieve verantwoordelijkheid.   

Partij en persoonlijke verantwoordelijkheid

Ook over de macht van partijen heeft Popper sterke opinies. Die macht holt de individuele verantwoordelijkheid uit. En de macht van partijen tendeert groter te zijn in electorale systemen met proportionele representatie – die tevens  gepaard gaan met een groter aantal partijen – dan het geval is in meerderheidsstelsels.

Het is de plicht van de verkozene, zo vervolgt Popper, de belangen te behartigen van hen die hem verkozen hebben. Voor hen is hij persoonlijk verantwoordelijk. Kan hij die verantwoordelijkheid beter nemen via een partij of via zichzelf? Daar moet hij zelf over oordelen. Kan hij zijn mandaat beter vervullen via een connectie met een partij of zonder een partij?

Persoonlijke verantwoordelijkheid komt in de verdrukking wanneer het individu tracht verkozen te worden in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van een partij. Hij is dan loyaal ten overstaan van de partij en haar ideologie, en niet ten overstaan van zijn of haar kiezers. De persoonlijke verantwoordelijkheid wordt hem daarmee afgenomen (“…the system under which he was elected robs him of personal responsability;”). Hij wordt een stemmachine eerder dan een denkend en voelend persoon (“…a voting machine rather than a thinking and feeling person.”).

Wanneer de verkozene het partijstandpunt niet langer in overeenstemming kan brengen met zijn geweten, heeft die, in de opinie van Popper, de morele plicht zich terug te trekken.

Bovenstaande argumenten, aldus Popper, zijn een voldoende voorwaarde om tegen evenredige  vertegenwoordiging te zijn. Wat nodig is zijn mensen die zelf kunnen oordelen en die bereid zijn verantwoordelijkheid op te nemen.

Of, met andere woorden, meerderheidsstelsels met doorgaans slechts twee partijen genieten de voorkeur omdat partijen er doorgaans minder machtig zijn (3).

Ook Popper geeft toe dat we nog geen middel hebben gevonden om het zonder partijen te rooien.

Letterlijk zegt Popper over partijen, de grondwet en de onderwerping van verkozenen aan de partijmachine:

“But if we have to have parties, we had better not, by our constitution, add deliberately to the enslavement of our representatives to the party machine and to the party ideology by introducing proportional representation.”

In de huidige tijd van hyperrelativisme waar de eigen verantwoordelijkheid op velerlei niveaus gestaag wordt uitgehold, kan de opinie van een praktisch georiënteerde filosoof verhelderend werken.

Partijen lijken echter moeilijk los te denken van het huidige politieke landschap. Ook in 1988.

Maar het was ooit anders. In het 18de en vroeg 19de eeuwse Engelse parlement waren er twee strekkingen: de “Whigs” en “Tories”, later vervoegd door de “Radicals”. Die  worden door ons vandaag vaak als partijen gezien. Maar dat waren ze niet. Het waren wel groeperingen rond gemeenschappelijke maatschappelijke zienswijzen of rond personen. Dat betekende echter niet dat leden van één groep over alles als blok stemden. Ook de “Founding Fathers” van de Amerikaanse grondwet vormden aanvankelijk geen partijen (4). Maar daar zou snel verandering in komen (5).

Gegeven de huidige vertrouwdheid met partijen kan het voor de meesten van ons als een verrassing overkomen  hoe de opinie over partijen vooral vroeger, maar ook nu nog, zo negatief kan zijn.

Verzwakking van de democratie

Sedert Popper zijn essay schreef in 1988 is de democratie verzwakt.

De vijanden van de democratie moeten niet zozeer in niet-democratische regimes worden gezocht dan wel in eigen falen.

Er is een toenemende uitholling van zowel verantwoordelijkheid in het algemeen als van politieke verantwoordelijkheid. Het verlies van beiden tendeert samen te gaan. Met verlies aan competentie en performantie. De coronacrisis illustreert dit.

Alle Westerse democratieën degenereren, maar sommigen meer en sneller dan anderen. De volksaard is hierbij een bepalende factor zoals we in Europa zien. Aziatische vrijemarktkapitalistische democratieën als Taiwan, Zuid-Korea en Japan deden het recent veel beter dan de Westerse in het bestrijden van het coronavirus. Onder meer omdat Aziaten collectivistisch zijn. Collectivisme is gekenmerkt door groepsloyauteit, inschikkelijkheid en gehoorzaamheid aan superieuren. In tegenstelling tot de in het Westen gangbare opinie van het tegendeel, illustreren Aziaten dat collectivisme en vrijemarktkapitalisme wel degelijk verenigbaar zijn.

Voorwaarden voor de goede werking van democratieën

Een tekst die aanspreekt luidt:

“Het voortbestaan van de democratie in onze tijd zal er vooral van afhangen of ook de massa, die politieke rechten heeft, van het daarbij behorende bewustzijn van verplichting en verantwoordelijkheid doordrongen zal zijn; of zij bereid zal zijn ogenblikkelijk belang aan duurzaam belang, groepsbelang en aan algemeen belang ondergeschikt te maken, en ook gezag te aanvaarden dat onwelkome maatregelen oplegt waar deze noodzakelijk zijn.”

Aldus J. Bierens de Haan in de Winkler Prins Encyclopaedie van 1950 onder de hoofding “Democratie”. Deze tekst kan moeilijk actueler zijn. Noteer hoe rechten, waaronder voornamelijk vrijheid,  en plichten, zoals verantwoordelijkheid, aan elkaar gekoppeld worden. Voor de goede werking van de democratie zijn ze samenhangende ingrediënten. Toch is over de tijd de nadruk quasi uitsluitend op rechten komen te liggen. Electoralisme, publieke opinie en media zorgden daarvoor. Maar geen enkele maatschappij kan overleven met enkel rechten. Zo ook de internationale gemeenschap niet.  We worden zelden herinnerd aan onze plichten. Zo ook niet in de verscheidene “Verklaringen van de rechten van de mens” (6).

Tweepartijen systemen: zelfkritiek, verantwoordelijkheid en beslissingen

De sterke conclusie van Popper is dat we moeten weerstaan aan het op eerste zicht bekoorlijke idee van evenredige vertegenwoordiging met haar vele partijen. Verantwoordelijkheid kan dan gemakkelijker ontlopen worden dan onder een meerderheidsstelsel met doorgaans slechts twee partijen waardoor zelfkritiek wordt bevorderd. In een tweepartijenstelsel is bij een verkiezingsnederlaag de kans groot dat de verliezende partij haar verlies ernstig neemt. Bij een tweede en een eventueel derde verlies stijgt de kans dat ze zich herbronnen.

De ervaring met de proportionele representatie en het multipartijen stelsel in België illustreert dat dit bij verliezende partijen niet altijd het geval was.  Ook na mei 2019 niet. En ook dat kleinere verliezende partijen zich soms niet meer bewust zijn hoe ver ze van hun oorspronkelijke ideologische basis zijn afgeweken. Zeker wanneer het verlies tamelijk klein is heeft zowel de partijleiding als haar electoraat de neiging die afwijkingen te minimaliseren. Ook al omdat ze door coalitievorming deze herbronning kunnen vermijden. En een naamwijziging is niet noodzakelijk een herbronning.

Een echte en werkzame democratie is meer gebaat met een tweepartijenstelsel of een equivalent daarvan dan met een veelpartijenstelsel, aldus Popper. Dit in tegenstelling tot gevestigde ideeën daaromtrent.

Frank Boll

 

(1) “Een theorie is pas wetenschappelijk als ze aan de ervaring kan worden getoetst, als ze ‘falsifieerbaar’ is.” Lothar Schäfer, “Karl R. Popper” (1996) en een Nederlandse vertaling daarvan “Popper” (2002), p. 17. Voor een korte en duidelijke uitleg over falsifieerbaarheid die ook wordt toegepast op de democratie, zie Luc Ferry, “Sagesses d’Hier et d’Aujourdhui” (2019), pp. 619-643. Deze atypische Franse filosoof is een allround intellectueel en groot pedagoog. Voor een résumé van Popper als maatschappijdenker, zie Dirk Verhofstadt (red.), “De open samenleving onder vuur: De wereld van nu in popperiaans perspectief” (2012), pp. 9-45.

(2) Zie bv. Ignace Vandewalle, “Een mondige maatschappij verdraagt geen particratie”, Doorbraak, 3 november 2019, en Guido De Bruyker, “Boekbespreking: The Flaws that kill our Democracy”, Dwarsliggers, 21 oktober 2020.

(3) In vergelijking met andere parlementaire systemen zijn de partijleiders in het Amerikaanse Congress relatief zwak. En, de twee Amerikaanse partijen kennen meer decentralisatie en hun controle is meer diffuus dan in vele Europese partijen. Toch kunnen de Democraten en de Republikeinen beter beschreven worden als coalities van oligarchieën dan als democratische organisaties. Aldus de  gezaghebbend Amerikaanse  politicoloog Robert A. Dahl (1915-2014) in “Pluralist Democracy in the United States: Conflict and Consent” (1967), respectievelijk de pagina’s 131 en 245. Dahl wordt beschouwd als één van de grootste theoretici van de democratie. Walter Lippmann (1889-1974), één van de meest invloedrijke Amerikaanse columnisten van de 20ste eeuw, zegt over evenredige vertegenwoordiging dat het een complexer politiek systeem is dat daarom minder goed dreigt te werken, in “Public Opinion” (1965 – eerste editie 1922), p. 149.

(4) In haar vroege geschiedenis werden in Amerika partijen door de “Founding Fathers” als verderfelijk beschouwd. Die mening bleek de geschiedenis aan haar kant te hebben. De langst bestaande republiek in de geschiedenis, de aristocratische republiek Venetië, verbood uitdrukkelijk de formatie van blijvende politieke organisaties. Ook de republiek Rome beschouwde georganiseerde oppositie als onnodig en een gevaar voor haar stabiliteit. In zijn afscheidsrede als president veroordeelde George Washington in 1797 ‘the spirit of party” als giftig. Een toen reeds lang gangbare opinie werd door de Amerikaanse senator Hillhouse in 1808 als volgt vertolkt “Party spirit is the demon which engendered the factions that have destroyed most free governments”. Dahl op.cit., p. 207. Recenter is de mening van de Rus Moisey Ostrogorski (1854-1921) in zijn “La Démocratie et l’Organisation des Partis Politiques” (1902) : “Zodra een partij, zelfs als ze in leven wordt geroepen voor het meest nobele doel, zich bestendigt, tendeert ze te degenereren.” De Rousseau-geïnspireerde Rus was een beroemd politiek socioloog met vooral theorieën over politieke partijen.

(5) De bekering tot aanvaarding van partijen kwam snel. “Het instrument dat uitgevonden werd in de Verenigde Staten tussen 1789 en ongeveer 1809 om verkiezingen te winnen en om wetgevende meerderheden te leiden was de politieke partij.”, aldus Dahl, op.cit., p. 210. Een product van noodzaak als de moeder van de uitvinding, aldus Dahl.

(6) Bv. in de Universele variant daarvan van 1948, dat 30 artikels bevat,  wordt het woord plichten slechts éénmaal  vermeld, namelijk in artikel 29, deel 1. Dat luidt: “Eenieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.”