Deel 1 Het Verloren Paradijs
Het is een gegeven dat men iets pas mist als het weg is. Ik weet niet precies hoe en waarom het is vertrokken, maar ik meen dat we als westerse beschaving twee zaken hebben verloren, die ik in elk geval mis: kinderlijke onschuld en optimisme.
Dwarsligger, Peter-Paul de Waal
Het tuinpad van mijn vader (en moeder)
Het is een gegeven dat men iets pas mist als het weg is. Ik weet niet precies hoe en waarom het is vertrokken, maar ik meen dat we als westerse beschaving twee zaken hebben verloren, die ik in elk geval mis: kinderlijke onschuld en optimisme.
Als kind van ouders die in de jaren ’60 volwassen werden, deelde ik in een optimistisch mens- en wereldbeeld. Nu was dat beeld verre van realistisch: alles zou maakbaar zijn als men er maar genoeg positieve energie in investeerde. De samenleving was slechts een ingewikkeld mechanisme, dat met wat goede wil en natuurwetenschappelijke methoden bestuurd en geregeld kon worden. Mensen waren van nature goed en konden met wat bijschaven in het onderwijs en via flower power enkel beter worden. De toekomst zou een en al progressie laten zien.
Menigeen kon vrij snel zien dat deze kijk op zaken niet klopte. Eigen ervaringen lieten immers zien, dat er behalve aardige mensen ook beslist vervelende hufters en trutten waren, dat de regelzucht en illusie van beheersing niet tot verbetering leidde en dat men de beste bedoelingen ten spijt soms van de regen in de drup belandde, omdat niet elke verandering ook automatisch verbetering betekent.
En toch, nu ik terugkijk, mis ik dat naïeve vertrouwen dat alles goed komt en dat de meeste mensen deugen. Ik kijk op mijn jeugd terug met dezelfde nostalgie als “Het tuinpad van mijn vader” van Wim Sonneveld, een lied dat weemoed schetst naar een tijd van eenvoud, geborgenheid en warmte.
(eigen foto)
Ik zie in mijn dagelijks leven dat vertrouwen heeft plaatsgemaakt voor wantrouwen. En dat wat nu voor realisme doorgaat in feite niet veel meer is dan nauwelijks verholen cynisme, om niet te zeggen nihilisme. Willekeurig dacht ik aan een poster van Loesje uit de jaren ’90, waarop stond: “Alleen mensen zonder verbeelding vluchten in de realiteit.” Een ironische omdraaiing van de volkswijsheid, maar met een kern van waarheid. Wie zich niets kan verbeelden, zal nooit iets ondernemen en enkel capituleren voor die werkelijkheid.
Nu is het afzweren van elk realisme geenszins de bedoeling, als we maar beseffen dat realisme alleen niet volstaat.
Onze cultuur lijkt doordrongen te zijn van een chagrijn, dat uitnodigt tot lethargie, het wijzen op de splinter in andermans ogen (zonder de balk in die van zichzelf te zien) en een toestand van permanente verontwaardigheid over andermans transgressies of het overdrijven van de eigen – en vaak vermeende – merites. Dat is iets dat men bij alle politieke kleuren kan bespeuren. Veel ademt tegenwoordig opgekropte verontwaardiging enerzijds en de angst om die te ontketenen anderzijds. Hetgeen niet zelden tot bestuurlijke en maatschappelijke verlamming en het weglaten van niet-opportune feiten leidt.
Zodoende verstomt ook elke kritische gedachtewisseling, want er zijn de laatste jaren meer heilige huisjes opgericht dan afgebroken. Optimisme, een open- en kritische geest gepaard aan realisme zijn gezondere drijfveren dan waarin we nu verzeild zijn geraakt.
De vrucht en de boom
Waar komt dat chagrijn vandaan?
De eenvoudige antwoorden liggen voor het oprapen: de toegenomen sociaaleconomische ongelijkheid (met name op gebied van vermogen), massa-immigratie en de import van licht ontvlambare sentimenten, het postmodernisme, het neoliberalisme/neoconservatisme, de toegenomen urbanisatie en de tegenstelling tussen urbane centra en de periferie, de opkomst van ‘sociale’ media en alles dat daarvan kan worden afgeleid, etc.
Maar hoezeer die ontwikkelingen ook beslist van invloed zijn op doen, denken en laten van mensen, toch kan men zich afvragen of die nu samen de afdoende verklaring vormen. De reden is eenvoudig. Omdat er landen zijn die aan min of meer dezelfde ontwikkelingen zijn blootgesteld, maar waarin dat chagrijn in mindere mate te bespeuren is. En laten dat nu net de landen zijn, die niet volledig afstand hebben gedaan van het jaren ’60 optimisme, maar het zelfs hebben omarmd en consequent, zij het realistisch hebben doorgevoerd: de Scandinavische landen, waarvan grote delen tijdens de winter pikkedonker zijn, waar zwaarmoedige psychologische drama’s vandaan komen en waar het gebruik van alcohol zwaar gereguleerd is.
Ik wil het op een geheel ander vlak zoeken, namelijk in de verschillen tussen het oude, Europese mens- en wereldbeeld en dat van de Angelsaksische wereld. Het laatste en de daaraan ontleende narratieven zijn met de Britse, Amerikaanse en Canadese bevrijders meegekomen in de vorm van literatuur, film en muziek.
Figuur 2 Met de bevrijding kwam ook het Angelsaksische model binnen gerold (rijksarchief)
Het Angelsaksische mensbeeld
De Angelsaksische mens leeft in een wereld waarin een enkele held of een klein groepje helden het opneemt tegen de overweldigend onrechtvaardige wereld tegen schurken, malafide vorsten of achterlijke indianen. De Angelsaksische held wordt gelouterd door die strijd en mag daarom pakken wat hij pakken kan. Het is een wereld van voortdurende competitie, zelfs binnen groepen waarin men geacht wordt samen te werken.
En de verdienste van de held(in) in deze wereld kan ook uitermate simpel en oppervlakkig zijn: hij of zij is bijvoorbeeld uitermate knap van uiterlijk en bezit naast seksuele aantrekkingskracht weinig andere kwaliteiten (vergelijk met Marilyn Monroe), hij of zij is op commercieel gebied een uiterst gewiekste en meedogenloze ondernemer (vergelijk met Rockefeller), een begenadigd spreker (vergelijk Kennedy, Obama) of een brute veroveraar (vergelijk met generaal Custer).
Figuur 3 De eenzame held (copyright free stock foto Dreamstime.com)
De held is in deze wereld ook meteen een idool (letterlijk: afgod), een ster, die in menig opzicht doet denken aan de vergoddelijking van Romeinse keizers. Een enorm verschil tussen de gewone stervelingen en de halfgoden is dan ook niet alleen volkomen normaal, het is ook wenselijk. Rangen en standen zijn in de Engelstalige landen subtieler maar niettemin onwrikbaar vastgesteld en worden angstvallig in stand gehouden door de mythe dat men het van krantenjongen tot krantenmagnaat kan schoppen. Een verhaal dat is opgeblazen om de geërfde Britse klassenmaatschappij in stand te houden.
Wat vooral kenmerkend is in deze cultuur, is dat mededogen wordt beschouwd als zwakte. Verliezers moeten hun mond houden en al wegkwijnend nederig en dankbaar leven van de broodkruimels die van de tafel van de overwinnaars op de grond vallen. Verliezers zijn niet zomaar mensen die pech hebben, het zijn mensen met een gebrek aan karakter en zijn dus moreel verwerpelijk. Compassie is dus niet alleen het tonen van zwakte, het is ook gelijk aan het belonen van gebrek aan karakter.
Iets dat we met name zien in het politieke systeem van Groot-Brittannië en de VS. Beide zijn meerderheidssystemen gebaseerd op districten met als uitgangspunt ‘the winner takes all.’ En een politieke tegenstander is niet slechts iemand met een andere of verkeerde opvatting, maar het gereïncarneerde kwaad zelve, tenminste als men het naarstig zoeken naar ongerede zaken uit iemands verleden en de over het algemeen venijnige slogans en verkiezingsspotjes mag geloven. Wie denkt dat lastercampagnes pas opdoken toen Obama meedeed aan de verkiezingen, vergist zich deerlijk. Wie zich president wil noemen moet laster, rechtstreekse beledigingen en karaktermoord van zich weten af te laten glijden als regendruppels van het verendek van een vogel. En de kandidaat moet uiteraard over een omvangrijk en duurbetaald campagneteam – topjuristen incluis – beschikken, hetgeen weer een aanzienlijke bron van inkomsten (en dus sponsors) vereist.
Ideologische tegenstellingen worden in de VS of in Groot-Brittannië op de rand van het toelaatbare uitgevochten, waarbij menig rechter moet uitmaken wat nog wel en wat niet meer betamelijk is. Iets dat gezien het juridische systeem van beide landen, dat op gewoonterecht is gebaseerd en niet op codificatie, nogal aan snelle veranderingen onderhevig is. Temeer ook, omdat jury rechtspraak daar nog geldt – of zoals men het daar deftig noemt: ‘beoordeling door zijnsgelijken’ (“judgement by peers.”) Jury’s blijken weer erg bevattelijk voor goed doorwrochte pleidooien die gretig gebruik maken van volkswijsheden (‘waar rook is, is vuur’) en vooroordelen, aangevuld met jurisprudentie en aanzienlijk minder voor feiten en bewijzen.
Figuur 4 Het minder bekende werk van Francis Fukuyama (Amazon.com)
Die cultuur, waarin elk geschil meteen een zaak van leven of dood kan zijn, levert niet alleen een snoeiharde samenleving maar ook weinig vergevingsgezinde mensen op. Francis Fukuyama schreef na zijn beruchte en bespotte boek ‘The end of history” een ander boek, “Trust” getiteld, waarin hij stelt dat juist wederzijds vertrouwen het cement is waarmee succesvolle samenlevingen verschillen overbruggen en tot samenwerking komen. En hoewel hij het niet met zoveel woorden zegt, laat hij tussen de regels door merken, dat Amerikanen daar niet in grossieren.
Men zou denken, dat de VS, na de bloedige Burgeroorlog genoeg materiaal had om op te reflecteren en op grond daarvan tot een andere wereldbeschouwing was gekomen, zoals de continentale grootmachten op het Europese vasteland na “de Honderdjarige- en Tachtigjarige Oorlogen” daar aanleiding toe hadden gegeven, maar niets is minder waar. Het Amerikaanse Zuiden verloor de oorlog, maar won de vrede. Met andere woorden, nog steeds doen veel ideeën die de opstandelingen van de zuidelijke Confederatie vleugels gaven vandaag de dag nog opgeld.
Ook Groot-Brittannië zou na een bloederige successieoorlog (de zogenaamde War of the Roses, tussen de Huizen York en Lancaster) en het schrikbewind van Oliver Cromwell na de Engelse burgeroorlog weliswaar enigszins humanere denkbeelden ontwikkelen, maar die waren vooral aan de hogere klassen voorbehouden.
Het is misschien ook te wijten aan het feit, dat Groot-Brittannië en de VS de Eerste en Tweede Oorlog anders hebben beleefd dan de landen op het Europese continent. Hun zeges, nederlagen en ontberingen deden in niets onder voor die van hun bondgenoten, maar zij streden ver van huis en de bevolking thuis leed niet onder een bezetting of de schaal van vernietiging die op het vasteland zichtbaar was.
De Europese mens
Hoe het ook zij, er is een wezenlijk verschil tussen de continentale West-Europese kijk op zaken en de Angelsaksische. De continentaal Europese cultuur is strenger in de leer maar daarom ook consequenter. De zaden van het christendom zijn hier anders tot bloei gekomen, mede door de Hervorming en de Reformatie. Het romantisch humanisme vond zijn uiting in de Franse Revolutie en de schokgolf daarvan ging in gelijke mate door de adel, de geestelijkheid en de welgestelde burgers en grootindustriëlen; men zag het vege lijf al op het schavot voor de plaatselijke Bastille onder de guillotine liggen, uitgejouwd door het uitzinnige rapaille. En de latere bedreiging van het Sovjetcommunisme hield de welgestelden ook na de wereldbranden nog lange tijd in toom.
Daar kwam bij, dat het Britse Rijk en de jonge Amerikaanse Republiek tot bloei kwamen toen de rijken van Nederland, Spanje, Frankrijk en Portugal begonnen te tanen, Duitsland nog geen eenheid was en het Habsburgse Rijk al scheuren begon te vertonen.
Dat leidde in de machten op de terugweg tot iets dat we kunnen aanduiden als een ‘rijk van de geest.’ Ook al werden de koloniën nog wel degelijk leeggeplunderd, de inheemse bevolkingen onderdrukt of tot slaaf gemaakt en verhandeld, er werden ook ethische vragen gesteld over het brute kolonialisme. Daarvan was ook in de Angelsaksische wereld sprake, maar in mindere mate dan op het Europese vasteland. We zien ook, dat in het Amerikaanse Noordoosten, waar de gegoede burgerij zich meer verwant voelde met de Europeanen, de weerstand tegen de slavernij groeide terwijl die in het Zuiden en Westen een belangrijke pijler onder de ontluikende welvaart vormde.
Ook de Verlichting was hier anders dan daar. Terwijl Immanuel Kant bijvoorbeeld de Morele Imperatief postuleerde ontstond in de Engelstalige wereld eerder een filosofie die de nadruk legde op het recht van de sterkste en de zegeningen van het kapitalisme.
Kort gezegd kwam het verschil hierop neer: de continentale benadering leidde geleidelijk tot wat men zou kunnen aanduiden als een idealistische of romantische kijk op de realiteit, terwijl we de Angelsaksische meer als de realistische of hardvochtige kijk op zaken kunnen aanduiden.
Toen de Berlijnse Muur neergehaald werd en niet lang daarna de vijand uit het Oosten desintegreerde, hetgeen niet in geringe mate te danken was juist aan het Angelsaksische model, begon die ook in continentaal Europa aan een zegetocht.
Met vermoedelijk als voorlopig resultaat dat we de daarbij horende hoogoplopende ideologische conflicten, de heldenverering, de zegepraal voor de winnaars en de hardvochtigheid voor de verliezers en een door de band genomen hardere samenleving eveneens hebben overgenomen.
Realisme versus idealisme
Nu zou men kunnen denken, dat het ene model beter is dan het andere. Maar dat is, zo vermoed ik, een denkfout.
Er zijn tijden, dat idealisme een inspirerende rol kan spelen. Met name in tijden dat men een ingrijpende crisis te boven komt, kan een zeker idealisme mensen vleugels geven. Mits dat gepaard gaat met een flinke dosis realisme. En dat realisme bedoel ik dan niet in de ideologische sfeer, maar meer in de zin van de praktische vaardigheid om haalbare doelen te stellen en de juiste maatregelen te treffen om die te realiseren.
Maar ook voor ideologisch realisme is een plaats, vooral in tijden van crisis. Dan moeten de neuzen dezelfde kant op staan, gericht op het bij de horens vatten van de problemen die een crisis veroorzaken. Het Angelsaksische realisme biedt uitgelezen kansen om het gepalaver te stoppen en een duidelijke organisatie op te tuigen die heldere doelen nastreeft en met een bijna militaire discipline verwezenlijkt. En die een overschot aan interne democratie gemakkelijk terzijde schuift, als ideologen te veel weerstand oproepen.
Zoals met veel zaken is het een kwestie van balans. En is dat wat deel uitmaakt van hetgeen de hele westerse beschaving heeft verloren. En zowel het Angelsaksische als het continentaal-Europese model lijdt aan het wegvallen van elke vorm van matiging. Terwijl de Angelsaksische landen steeds verder het pad van het economische neoliberalisme opzochten, werd continentaal Europa bezield door een ferm geloof dat een grotere unie ook een stabielere en betere betekende. Dat de mensen in de dagelijkse realiteit weinig merkten van de broederschap die zo mooi werd bezongen in Beethovens “Ode an die Freude,” dat ontging de mandarijnen in Brussel, Straatsburg en de hoofdsteden.
We zien het in de uitwassen van het postmodernisme èn het conservatieve modernisme. Toen de externe dreiging van het communistische Oostblok wegviel, gingen de remmen er aan beide zijden af. De claims die beide stromingen over en weer laten horen, zijn vaak ronduit absurd en toch is het geloof daarin steeds onwrikbaarder geworden en zoekt steeds verder de rafelranden van het politieke spectrum op. In het kielzog daarvan kwamen ook de oude ressentimenten weer boven drijven: onvervalst nazisme en onvervalst marxisme.
Door de opkomst van sociale media met hun tamelijk stompzinnige vraaggestuurde algoritmen, slaafs gevolgd door de traditionele media en bijgesprongen door overheden, kregen de flanken meer aandacht en aanhang, terwijl het van nature gematigder maatschappelijke midden uiteengereten werd. En zo verdween het regelmechanisme uit onze samenlevingen en werden wijzelf ook steeds chagrijniger en fanatieker.
Inmiddels zijn de loopgraven betrokken en bestaat het verkeer tussen de beide kampen enkel nog uit polemieken, muggenzifterij en verdachtmakingen. Maar een zinnig gesprek behoort tot het verleden. Want met de omarming van de Angelsaksische geestesgesteldheid zien we in iemand met een andere opvatting geen medeburger meer, maar een gevaarlijke gek of een kwaadaardige vijand.
Als we iets kunnen opmaken van hoe de Covid-19 pandemie in verschillende westerse landen is bestreden en hoeveel tumult, verontwaardiging en verzet dat heeft opgeleverd, dan denk ik dat de stelling gerechtvaardigd is dat we leven in ‘een tijd van ieder voor zich’. Dat lijkt althans de enige modus die we als samenleving nog kennen.
En die is vanuit geen van beide perspectieven vruchtbaar. Als de redding van onze samenlevingen enkel nog daaruit kan bestaan, dat we elkaar naar het leven gaan staan – en dat is de uiterste consequentie van de geschetste ontwikkeling – dan is ons aller teloorgang verzekerd. Temeer omdat zich nu naast de beide geschetste perspectieven twee nieuwe hebben aangediend, die bovendien veel succesvoller lijken te zijn en die de concurrentie met de onze aangaan.
Exceptionalisme en Hemelse Vrede
Er is een historische reden waarom de Slavische volkeren zoveel anders zijn dan wij, die menigeen over het hoofd zien. Na de slag bij het Teutoburgerwoud, waarbij de legioenen van Augustus onder leiding van Varus door de Germanen in de pan werden gehakt, is de Romeinse beschaving niet verder oostwaarts opgerukt. Dat heeft vergaande gevolgen gehad. De Slavische volken werden later gekerstend en waren overgeleverd aan de grillen van vele veroveraars zoals de Noormannen en de Mongolen. En hun versie van het christendom is een rauwere dan de onze, die zich meer verenigt met een ellendig leven in het ondermaanse, al dan niet verzacht door sterke drank of verzwaard door onderdrukking door wrede heersers, veroveraars en staatscommunisme.
Figuur 5 Figuur 5Het Hermansdenkmal, dat Arminius, de Germaanse leider afbeeldt, die de Romeinse legioenen versloeg (copyright free, Dreamstime.com)
In die zin heeft Alexander Dugin, de ideoloog achter het Russische exceptionalisme volkomen gelijk; de Slavische volkeren, de Indo-Germaanse Hongaren erbij inbegrepen, delen de moderne westerse waarden niet. Zeker nadat de Russische droom zich ooit bij de EU aan te sluiten en te delen in de welvaart met zachte hand de wereld uit werd geholpen, heeft zich bij dat verschil rancune gevoegd. Een levensgevaarlijke mix, die door het Westen enkel is gevoed. En zo is het gekomen, dat West-Europa in de ogen van menig Oost-Europeaan een hypocriete juffer is met verwijfde waarden, waarvoor ze bovendien weigert te vechten. Nee, de dame in nood verweert zich met recht en sancties.
We kunnen met enige overdrijving en grove generalisatie zeggen, dat het Russische exceptionalisme een nog extremer variant is van de Angelsaksische cultuur. Vol mannelijk en martiaal machismo, het mededogen van een aasgier en de vergevingsgezindheid van een giftige slang waarop men is gaan staan. Alle sancties ten spijt, die het Russische regime zeker in het nauw hebben gebracht en waarop het met nog meer verbetenheid onderdrukking op elke vorm van oppositie loslaat, bouwt Rusland aan een krijgsmacht die maar één doel heeft: de grenzen van de oude Sovjet Unie herstellen en het Westen naar de ondergang helpen.
Sommigen van ons mogen dan schuldbewust zijn en hopen op vergeving, wat de EU en NAVO doen is olie op het vuur gooien, door ondanks alle afspraken toch steeds verder op te rukken in de Russisch achtertuin.
Menig analist wijst er met enige zelfvoldoening op, dat de Russische strijdkrachten een schaduw zijn van wat ze ooit waren en dat Rusland niet het geld heeft, om een echte bedreiging te vormen. Die zijn vergeten hoe een failliete Sovjet-Unie decennia lang een numerieke overmacht op de NAVO in stand heeft kunnen houden en hoeveel dreiging daarvan uitging. Ook ziet men kennelijk niet dat Rusland met hybride oorlogsvoering tamelijk wat voor elkaar heeft gekregen (inname van de Krim, inmenging in Oost-Oekraïne, Georgië op de knieën) en met wat de KGB vroeger ideologische subversie noemde tamelijk effectief bijdraagt aan de desintegratie in de westerse wereld. Je zou zelfs kunnen stellen dat landen als Polen en Hongarije, die onder huidig bestuur niet zoveel ophebben met de ‘verheven’ Europese waarden, zijn gevallen voor de verleiding van het Russisch exceptionalisme en een eigen versie daarvan hebben geadopteerd. Hoe men het ook wendt of keert, de Sirenen in Moskou klinken blijkbaar in die zin aantrekkelijk, dat ze bruikbaar lijken voor Hongaarse en Poolse nationalisten. En in geval van Polen, waar de haat jegens de Russen nog net iets groter is dan die voor de West-Europanen, mag dat opmerkelijk heten.
De koers die de EU en de NAVO nu varen, zijn geen garantie dat niet meer landen uit het voormalige Oostblok voor die verleiding gaan vallen. Wat dat betreft lijken de NAVO en de EU op olietankers, die maar moeizaam slechts enkele graden van koers kunnen veranderen, maar enkel wanneer de wal het schip keert, niet op inzicht van de stuurlui of de kapiteins.
Het Europese antwoord daarop lijkt inmiddels steeds meer op dat van de Chinese leider Xi Jinping, die in democratie, vrijheid van meningsuiting en mensenrechten slechts een uitnodiging tot chaos en oproer ziet. De EU is zo druk doende het politiek correcte narratief te omhelzen en met internationale instituties als de WHO, de VN en het World Economic Forum daarin te volgen, dat men zich kan afvragen wie men binnen de EU meer vreest: Rusland, China, een klimaatcrisis of de eigen bevolking.
Want wie ziet hoe de surveillance door veiligheidsdiensten is uitgebreid richting groepen die maar al te vaak als extreemrechts worden weggezet voornamelijk omdat men verbaal veel rumoer maakt tegen dat politiek correcte narratief, die zou maar zo de indruk kunnen krijgen dat de grens tussen Xi Jinpings hemelse vrede en die van het duo Von der Leyen en Timmermans niet zo heel breed is. De methoden mogen verschillen, de tolerantie jegens afwijkende opvattingen nadert een bedenkelijk niveau.
Figuur 6 Wat de 'hemelse vrede' in feite inhoudt (AP Press 1989 via Wikipedia, fair use policy).
Conclusie
En dat is onderhand in bredere termen het dilemma waarvoor we ons als West-Europeanen gesteld zien. Gaan we ons eigen, oorspronkelijke mens- en wereldbeeld herschikken of geven we toe aan de gemakkelijke weg, waarin we niet-eigen ideeën incorporeren en het paradijs dat we ooit hadden afstaan aan steeds luider wordende extremen aan de randen van ons politieke spectrum?
Laten we eens realistisch zijn en beseffen, dat we als West-Europanen de laatste vijfenzestig jaar in een paradijs hebben geleefd onder de Angelsaksische veiligheidsparaplu en dat we in ruil daarvoor hun model hebben overgenomen en met hun oorlogen hebben meegestreden. En laten we nu ook zo realistisch zijn om te laten doordringen, dat het Angelsaksische model niet voor ons werkt. Laten we anderzijds ook zo verstandig zijn om in te zien dat het sluipenderwijs toelaten van een subtielere vorm van censuur eveneens niet werkt of dat een grote Reset, zoals die nu wordt voorgesteld, niet gaat werken. Zodra idealisme hand in hand gaat met welke vorm van onderdrukking ook, verwordt ze tot wat ze wil bestrijden.
Ik vermoed dat zolang we collectief aan realisme geen gebrek hebben, we ons op enig moment wel weer idealisme en optimisme zullen kunnen veroorloven.
De vraag is echter wie de moed vat om de eigen ideologische onwankelbare overtuiging los te laten en in te ruilen voor een realistisch en tegelijkertijd humanistischer perspectief. En wie de wil vat om het niemandsland over te steken en tijdens Kerst met de vijand te voetballen, muziek te luisteren en foto’s van elkaars geliefden te bekijken.
Als we die moed ontberen, nemen mensen als Klaus Schwab van het World Economic Forum de macht en worden zijn woorden werkelijkheid: “U zult niets bezitten en u zult gelukkig zijn.” Wie dat gelooft, is verblind door het aura van de miljardairs die niet bekend staan om hun filantropische instelling en die nu de humanist willen uithangen.