Wat hebben mensen meer dan bonobo's? ... Enkel verwaandheid
Uitgangspunt
Ergens in Oost-Afrika, in de streek van de Grote Slenk, speelde zich zo’n 3 miljoen jaren geleden een biologisch fenomeen af, dat in de geschiedenis van de planeet van verstrekkende betekenis zou blijken. Mutaties hebben zich doorheen de geschiedenis van biochemische wezens bij voortduring voorgedaan. Maar wat zich afspeelde met de Australopithecus afarensis, in de Afar-driekhoek, in het noorden van het huidige Ethiopië, is voor ons, moderne Homo sapiens van enorme betekenis. Antropologen vonden een haast compleet skelet van een mensachtig wezen, dat ze Lucy noemden. Hoe ze – het moet een vrouwelijk exemplaar zijn geweest – aan haar eind is gekomen, weet niemand. Het is mogelijk dat ze uit een boom is gevallen. In ieder geval is het zeker dat ze gewoonlijk rechtop liep. Later werden nog meer gefossiliseerde voetafdrukken van rechtoplopende tweevoetigen ontdekt. Maar sinds de verspreiding van de naam Lucy is haar skelet zowat het beginpunt geweest van een hoop theorieën over de oorsprong van de hedendaagse mens.
Dat verhaal kan hier verder onbesproken blijven. Zeker is dat de huidige Homo sapiens – een naamgeving die niet gespeend is van enige zelfingenomenheid, maar dat is iets wat Carl Linnaeus in 1758 niet goed kon beoordelen – uiteindelijk is voortgekomen uit een geëvolueerde apensoort oftewel een primitieve mensachtige die in Oost-Afrika rechtop liep en door de savanne struinde, op zoek naar voedsel en beschutting.
Wie zo denkt en naar de feiten van vandaag kijkt, ontsnapt slechts met grote moeite aan de idee dat de geschiedenis van de menselijke soort – de soort Homo – er een is van een gestadige opgang van een uiterst primitief stadium naar een hoogontwikkeld wezen, dat zichzelf vandaag als de kroon van de schepping ziet.
De Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 4 juli 1776 geeft onder meer de volgende tekst te lezen: “Wij houden deze waarheden voor vanzelfsprekend, dat alle mensen gelijk zijn geschapen, dat ze door hun Schepper zijn begiftigd met zekere onvervreemdbare rechten, waaronder het recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk.”
Wat zeggen biologen daarover? Dat mensen niet geschapen zijn, maar geëvolueerd, zoals hiervoor al werd geïllustreerd. Dat ze absoluut geen gelijken zijn, simpelweg omdat evolutie is gebaseerd op verschillen en niet op gelijkheid. Iedereen heeft een genetische code die ietwat van die van anderen verschilt. Dat is ons geluk, want als Lucy niet een genetische code had gehad die haar enigszins van haar familie deed verschillen, zou er van de huidige mensen misschien geen sprake zijn geweest. Dat blinde evolutionair proces zonder enig doel beoogt evenmin het vestigen van rechten. Er zijn alleen maar organen, vermogens en eigenschappen. Vogels vliegen niet omdat ze daar recht op hebben, doch omdat ze vleugels hebben. Vrijheid? In de biologie bestaat er geen vrijheid. Er bestaan alleen blinde biochemische processen die reageren op de vaak toevallige omstandigheden uit de omgeving.
Al wat ik hier over biologen schrijf, vindt elke lezer terug in het nieuwe boek van de Joodse historicus Y.N. Harari – niemand dus moet er mij scheef voor bekijkeni.
De biologische wetenschap trekt dus een dikke streep door de overtuigingen die uit de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring blijken. Maar ze streept ook een hoop illusies die de moderne mens over zichzelf koestert weg.
Grofweg vallen deze illusies uiteen in twee delen.
Het eerste deel stelt dat de moderne mens het eindpunt is van een natuurlijke evolutie, die noodzakelijk moest uitlopen op het ontstaan van de huidige Homo sapiensii. Het tweede deel van de hoger genoemde illusie stelt dat binnen de verzameling van menselijke soorten die doorheen de geschiedenis zijn ontstaan déze mens het hoogtepunt van een ontwikkelde beschaving belichaamt.
Ik gebruik wat in dit stuk verder volgt om deze overtuigingen aan een kritisch onderzoek te onderwerpen.
Als voorafname op dit onderzoek stel ik, ten eerste, dat de huidige mens als soort helemaal niet aan de top van de biologische evolutie staat, maar slechts één richting vertegenwoordigt die de evolutie van het leven op deze planeet heeft genomen. Ten tweede is deze mens, in zijn huidige vorm, misschien wel overtuigd van het feit dat hij aan de top van de beschaving staat, maar dat is zeer betwistbaar om de eenvoudige reden dat wij over geen enkel criterium beschikken om deze pretentie te ondersteunen.
De mens aan de top van de evolutionaire ladder
De moderne mens zou, volgens deze opvatting, dus biologisch en intellectueel boven alle andere levende wezens verheven staan. Dat wil zeggen: al die andere levende wezens bezitten niet de uitgebreidheid noch de accuratesse van de biologische en/of intellectuele processen die de mens te zien geeft.
Psychologen en biologen maken korte metten met deze illusie.
Een eerste, nogal stekelig, punt is dit: wij geloven dat wij het grootste hersenvolume hebben van alle levende soorten. Het staat echter vast dat het hersenvolume van de inmiddels uitgestorven Homo neanderthalensis groter was dan dat van de huidige Homo sapiens. Meer zelfs: het blijkt uit onderzoek dat het menselijk hersenvolume met de tijd is afgenomen! We zijn trots op de omvang van onze hersenen en we stellen ons voor dat een verdere ontwikkeling van de soort een verdere toeneming van de hersenmassa zal te zien geven, maar dat is dus helemaal niet zo zeker.
Een tweede punt verwijst naar onze, al eerder genoemde, rechtopstaande loop. Doordat de hominiden rechtop zijn gaan lopen, ontwikkelden ze andere, nieuwe vaardigheden. Ze ontwikkelden een goed zicht om, rechtopstaand, over de savanne te kunnen turen om te zien of er gevaar dreigde of er prooidieren waren. De betere ogen boden bijgevolg een evolutionair voordeel. Op dezelfde manier ontwikkelde zich een opponeerbare duim, waardoor het maken van werktuigen praktischer werd. Men zou hierin het begin van de technische beschaving kunnen zien.
Eidoch: psychologen hebben ontdekt dat kraaien (Corvus) heel goed in staat zijn om ingewikkelde constructies op te zetten om aan voedsel te komen. Zo zijn ze in staat om twee verschillende stokjes in elkaar te steken om anders onbereikbaar voedsel toch voor de dag te peuteren. Van chimpansees (Pan troglodytes) is al langer geweten dat ze simpele werktuigen maken. Idem dito voor de Bonobo ( Pan paniscus). Die rechtopstaande loop is dus geen sine qua non voor het ontstaan van een technologische beschaving. Daar is kennelijk heel wat meer voor nodig.
Ten derde. Het sensorisch en intellectueel apparaat van de mens steekt op dezelfde wijze in elkaar als dat van vele zoogdieren. Tolman ontdekte al in de jaren dertig van vorige eeuw dat de rat (rattus) heel goed in staat is om zich de succesvolle weg doorheen een doolhof voor de geest te halen en daar voordeel uit te haleniii. Ze onthouden heel goed wat ze geleerd hebben. Aan de andere kant weten we dat de leerprocessen die we traditioneel reserveren voor “lagere” diersoorten, net zo goed kenmerkend zijn voor de mens. Mariniers die door een bel naar hun gevechtsposities werden geroepen, vertonen net zo goed conditioneringsverschijnselen als de hond van Pavlov, die begint te kwijlen bij het horen van een bel.
Vaak is het sensorisch apparaat van dieren overigens aanzienlijk beter dan dat van de mens. Een hinde ziet gemiddeld acht keer scherper dan een mens.
Het langetermijngeheugen van de mens is weliswaar één van de krachtigste biologische machines die we kennen, maar ons sensorisch geheugen of het zogeheten werkgeheugen zijn mentale toestanden die de sensaties of mentale inhouden hooguit een halve minuut vasthouden. Dat is nauwelijks meer dan bij wat we gewoonlijk “lagere diersoorten” noemen. Neuronen werken op dezelfde manier bij mensen als bij dieren. Daarom bijvoorbeeld zoeken Afrikaanse woudolifanten de plaatsen op waar ze mineralen vinden, omdat voor het tot stand komen van een actiepotentiaal natrium en kalium nodig zijn. We weten overigens dat olifanten rouwen om het verlies van een verwante. Wat gaat er bij deze wezens in hun hersenpan om? Welke belevingen ervaren zij? We weten daar gewoon niets over. We weten niet eens of ze bewustzijn bezitten. We zijn als mensen ook nog steeds niet in staat om zodanig met hen te communiceren dat we hierover een goed idee zouden kunnen krijgen. Of dieren een bewustzijn bezitten is stof voor een discussie die al lang gaande is. Het ziet er evenwel naar uit dat althans een aantal soorten een simpel niveau van bewustzijn bezitiv.
Ten vierde. De overwegingen in de vorige lijnen doet ons vragen stellen over ons eigen bewustzijn. Daar lopen we hoog mee op. We zijn er van overtuigd dat de mens een wetend, bewust denkend wezen is. Maar biologen ontdekten dat beslissingen in onze hersenen meetbaar zijn, voor we ons deze beslissingen bewust wordenv. In de geschiedenis van de filosofie werd dat bewustzijn altijd opgevat als het centrale kenmerk van het mens-zijn. Als andere biologische wezens ook een vorm van bewustzijn bezitten, moeten we onze plaats in het dierenrijk in ieder geval herbekijken.
Maar er is meer. Dat geroemde bewustzijn is de ervaring die zich vormt tijdens de werking van ons werkgeheugen. Dat werkgeheugen verbindt sensorische ervaringen met gegevens die het ophaalt uit ons langetermijngeheugen. Echter: de bewuste belevingen in dat werkgeheugen hebben een duurtijd van slechts ongeveer een halve minuut. Binnen die halve minuut speelt ons hele geroemde “denken” zich af. Dat moge een stuitende gedachte lijken, maar onze gedachten volgen elkaar in dat rappe tempo op. Stukken van wat wij als bewuste ervaringen beleven worden opgenomen in ons langetermijngeheugen en bij volgende acties van ons werkgeheugen gedeeltelijk of geheel weer opgehaald. Daaruit ontstaat de illusie van ons bewust denken.
Ik mag dit deel besluiten.
Er bestaat op dit ogenblik maar één menselijke soort, zij het in verschillende typesvi. Ooit was dat helemaal anders: de homo neanderthalensis, de homo erectus en de homo denisova hebben met de sapiens seksuele omgang gehad, en de menselijke soort bestond in verschillende versies. Wie het hele psychologische en biologische plaatje bekijkt, ziet voor zich nog maar één soort, Homo genaamd, de laatste overgebleven soort van de homofamilie en één van de soorten zoogdieren die medebewoners zijn van deze planeet.
We zijn het product van een lange evolutie, die een voor ons definitieve richting uitging zo’n 3,5 miljoen jaar geleden. Naast ons bestaan er vele andere soorten wier evolutie een andere weg op ging.
Laat ons dat toe te stellen dat onze soort de top van de evolutie zou zijn? De vraag wordt nog scherper als we bereid zijn ons af te vragen door welke wezens wij, als soort, zullen worden opgevolgd. Want kan iemand een reden verzinnen waarom de evolutie, die al zoveel miljoenen jaren blind doorgaat, plots bij de verschijning van onze soort zou stoppen?
De huidige mens als top van de menselijke beschaving.
Als we onszelf niet zonder meer kunnen zien als de top van de evolutie, dan mogen we misschien onszelf wel opvatten als het hoogtepunt van de ontwikkeling van onze eigen soort?
Een eerste, pijnlijke opmerking hierbij is de constatatie die ook Harari maakt: de Homo sapiens is tot nog toe de absolute recordhouder onder alle organismen wat betreft de uitroeiing van planten- en diersoorten. ‘Geloof vooral de boomknuffelaars niet die beweren dat onze voorouders in harmonie met de natuur leefden’, schrijft hijvii.We genieten de twijfelachtige eer dat we de dodelijkste soort uit de annalen van de biologie zijnviii.
Dat is sedert de ontwikkeling van de industriële beschaving helaas niet verbeterd. Om biodiesel te maken - zogenaamd om het milieu te sparen – hakken we miljoenen hectaren oerbos om in Borneo, waarmee we de habitat van de orang-oetan vernietigen en zijn voortbestaan in gevaar brengen. Op vele plaatsen in de wereld kunnen we het niet laten olifanten te stropen voor hun ivoor of neushorens te doden omdat we onszelf wijsmaken dat de hoorns van die dieren als een afrodisiacum zouden werken, hetgeen volstrekte onzin is. Om onze industrie te doen draaien en voor de instandhouding van de economische waanidee dat een economie altijd moet groeien, vervuilen we het oerwoud van Nigeria. Onze technische beschaving bracht ons inderdaad een sterk ontwikkelde geneeskunde, uitgebreide transportmogelijkheden, knappe elektronische apparaten en we werken driftig aan de bouw van allerlei soorten robots, van seksrobots tot robotsoldaten, zonder te beseffen dat we onszelf misschien wel eens overbodig zouden kunnen makenix.
Ten tweede: als we zeggen dat de huidige mens aan de top van de menselijke beschaving staat, hebben we de huidige westerse mens voor ogen. Velen onder ons geloven nog steeds dat het de opdracht van de westerling is de rest van de mensheid te beschaven. Destijds gingen jonge artsen tijdens hun vakantie naar Congo, om daar heelkundige operaties uit te voeren en inlanders op te leiden. Eén van hen deelde me vele jaren later mee dat zij de bedoeling hadden om de zwarten “de beschaving te brengen”. Zwarten hadden dus geen beschaving, althans niet wat de westerling zich daarvan voorstelt. Maar scherpe observators zoals Basil Davidson zijn bikkelhard in hun oordeel: de westerling heeft de zich ontwikkelende Afrikaanse samenlevingen overhoop gehaald door er zijn koloniën te vestigen die een kopie vormden van de staatkunde zoals die zich in het westen had ontwikkeldx. Als we er onze handen hadden van afgehouden zouden de Afrikanen hoogstwaarschijnlijk een ander “staatstype” hebben ontwikkeld dan de westerlingen. We beseffen als westerlingen echt niet hoezeer we opgesloten zitten in onze eigen paradigma’s en denkschema’s. Zoeloes maken altijd ronde vormen: hun vensters zijn rond, hun huizen hebben ronde vormen, hun vee loopt rond in weiden die ronde vormen hebben. Psychologen concluderen daaruit dat de mentale beeldvorming van Zoeloes anders opgebouwd is dan die van westerlingen.
Heel dit verhaal doet één centrale vraag oprijzen: welk criterium hebben we om te stellen dat onze westerse beeldvorming de beste/hoogste is?
Ten derde: staan wij, als westerlingen, moreel hoger? Men is geneigd dat te denken. De Amerikanen zijn in dit opzicht meesters: ze denken dat ze “de” democratie en hun “waarden” over de wereld moeten verspreiden. Dat betekent: daarvan afwijkende waarden uitroeien. Ik verwijs ook naar de hoger genoemde doktoren, die vaak te maken kregen met commentaar van inlanders, die zich afvroegen waarom je zoveel moeite moet steken in een leven dat toch niet waard is geleefd te worden. Wij schruwelen als we zoiets horen, want we vinden dat ieder individueel leven met alle middelen moet gespaard worden. Alleen zijn we daar niet zo consequent is, want als we ten oorlog trekken – vaak voor de belangen van een elite – dan mogen jonge, gezonde, beloftevolle kerels wél opgeofferd worden.
Maar zelfs als we deze overwegingen achterwege laten en we ons simpelweg op de feiten richten, smaakt een en ander toch wrang.
De code van Hammurabi bevat een hele reeks bepalingen die straffen voorzien voor misdrijven. De straffen verschillen naargelang van de maatschappelijke positie van het slachtoffer. Zo zal men tien zilverstukken betalen als men een vrouw uit de hogere klasse slaat zodat die haar ongeboren kind verliest. Als het om een vrouw uit een lagere klasse gaat, bedraagt de prijs 5 zilverstukken. Pleitbezorgers van gelijkheid en mensenrechten zullen hierop boos reageren. Ze zullen zeggen dat mensen weliswaar in biologisch opzicht verschillend zijn, maar dat ze allemaal gelijkwaardig zijn en dat alleen het naleven van dat principe een stabiele maatschappij oplevert. Maar is dat laatste ook echt waar? Of gaat het gewoon om een geloof, een overtuiging? Want in het laatste geval kan Hammurabi zeggen: ik weet best dat mensen inherent gelijkwaardig zijn, maar als we de mensheid indelen zoals ik doe, kunnen we een stabiele, welvarende beschaving opbouwen.
Ik haal dit punt aan om te laten aanvoelen hoe betrekkelijk onze denkwijzen wel zijn en dat we uiterst omzichtig moeten zijn als we beweren aan de slag te gaan met onze westerse universele principes. Studies wijzen uit dat onze westerse beleving van individuele identiteit overigens niet universeel is: oosterlingen zien de menselijke persoon veeleer als een deel van een groepxi.
De zaak wordt nog precairder als we naar andere diersoorten kijken. Bonobo’s blijken wel degelijk moreel besef te bezittenxii. “Menselijkheid” in de zin van mededogen en moraliteit is veeleer een biologische eigenschap.
Wat meer is: als de evolutie doorgaat, zullen wij opgevolgd worden door een wezen, waarover wij vandaag zo ongeveer niets met enige zekerheid kunnen zeggen. Hoe zouden we dan kunnen beweren dat wij, hedendaagse westerlingen, aan de top van de beschaving staan?
Het ziet er veeleer naar uit dat wij ons bezondigen aan een klassiek westers antropomorfisme, waarbij wij onze eigen vooroordelen, opvattingen en voorkeuren projecteren op anderen. Concreet projecteren wij ons eigen technisch kunnen – we zijn in dat opzicht inderdaad meesters – op de natuur zelf van onze soort en putten daaruit de gedachten dat wijzelf ‘dus’ top zijn. We kunnen die psychologische operatie evenwel alleen maar volhouden, zolang we onvoldoende zicht hebben op wat rondom ons, bij andere volkeren, beschavingen en soorten gaande is. We veralgemenen ons eigen zelfbeeld en hechten hieraan morele waarde, omdat we er onze eigen waardigheid uit denken te kunnen puren.
Conclusie
De homo sapiens, en dan vooral de westerse versie daarvan, heft vooral zichzelf heel hoog op. We zitten evenwel opgesloten in een zelfgeschapen wereld. Een eigenzinnige en zeker niet door iedereen gedeelde interpretatie van Immanuel Kants idee dat menselijke kennis maar mogelijk is volgens de vormen (Kant spreekt over categorieën) van ons verstand. Vrijmoedig geïnterpreteerd komt zijn visie hierop neer: de mens kijkt naar de wereld met zijn zintuiglijke en mentale uitrusting en vanuit zijn eigen behoeftewereld. Dat is een andere manier om de fundamentele intuïtie van Martin Heidegger onder woorden te brengen: mensen leven in een zinvolle situatie, een wereld van zin, een wereld die ze zelf hebben geschapen.
In principe moet je zo’n houding verwaand noemen, of hoogmoedig, of pretentieus. En dat zijn we wel een beetje, als we elkaar om de oren slaan met geboden en verboden waarmee we geloven de klimaatverandering te kunnen tegenhouden of elkaar het spreken te beletten, omdat iemand iets vertelt wat men niet politiek of anderszins correct acht.
Ik pleit evenwel niet voor moraalloosheid. Als de bonobo tot moreel gedrag in staat is, moeten wij dat ook tenminste proberen. Dat is onze plicht tegenover onze eigen soort en de soorten die samen met ons de planeet bewonen.
Maar we moeten dat doen vanuit een realistische houding, die zelfingenomenheid inruilt voor de nederige erkenning van wat we echt zijn.
Uw Dwarsligger
i Yuval Noah Harari. Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid. Thomas Rap, 2018.
ii “De wijze mens”.
iii Philip Zimbardo et alii. Psychologie. Een inleiding, Pearson, 2017.
iv Max van der Linden. Hersenen en gedrag. Boom, 2006.
v Dick Swaab. Wij zijn ons brein. Contact, 2011.
vi Dat is niet geruststellend: het is beter dat een soort in vele, onderscheiden versies bestaat. Dat verhoogt de overlevingskansen.
vii Harari, o.c., blz. 85.
viii Sedert de verschijning in Australië van de Homo sapiens zijn 23 van de 24 diersoorten van meer dan 50 kg. uitgestorven. Op andere continenten is het plaatje niet fraaier.
ix Zie ook: Kees le Pair. De tweede apocalyps. Eigen beheer, 2017.
x Basil Davidson. Afrika en de vloek van de natiestaat. Schilt publishing, 1999.
xi Hazel Rose Markus & Shinobu Kitayama. Culture and the Self: Implications for Cognition, Emotion, and Motivation. Psychological Review, 1991, nr 2, blz. 224 – 253.
xii Frans de Waal. De bonobo en de tien geboden. Moraal is ouder dan de mens. Contact, 2015.