Onze radeloze hulpeloosheid tegenover de dingen die we rondom ons zien gebeuren staat in schril contrast met de toeterende arrogantie van het moderne denken.
Het Antropoceen.
De veelgeplaagde mensheid heeft er weer een zorg bij. Er woedt een heftig debat over de vraag of wij vandaag een nieuw geologisch tijdperk zien beginnen: het antropoceen, het tijdperk van de mens dus.
Geologen bestuderen de geschiedenis van de aarde. Wat ze zien is het gecombineerd effect van twee dingen die voortdurend in beweging waren en zijn: de aardkorst en het klimaat. Ze benoemen de geologische tijdperken; holoceen (daar zijn we nu), pleistoceen en zo verder aan de hand van scherpe overgangen die ze in de gesteentelagen (en dus in het verleden) vinden. Die breekpunten duiden meestal op een dramatische verandering in het milieu.
Nu vinden sommige dames en heren dat er weer zo’n breekpunt is. De invloed van de mens is ondertussen zo sterk geworden dat de daaruit overblijvende sporen in de toekomst dominant het beeld zullen bepalen, denken ze… Daarom dus ‘antropoceen’. Het is natuurlijk waar dat we gigantische afvalhopen creëren, onder de grond en in de zee. Het is ook waar dat sommige polymeren een heel lange tijd nodig zullen hebben om af te breken. Het kan misschien wel tienduizenden jaren duren vooraleer de wansmakelijke ‘graffiti’ die wij vandaag achteloos op moeder aarde spuiten weg gewassen zijn en het evenwicht in de natuurlijke cycli hersteld is. Maar het is eveneens waar dat zelfs een miljoen jaren, geologisch gezien, slechts een ogenblikje is. Dat laatste verliezen we uit het oog, want we reduceren alles tot mensenmaat.
Zelfoverschatting.
Al goed dat moeder aarde (hopelijk) niet kan denken of zich beledigd voelen: anders zou ze allicht geneigd kunnen zijn om die lawaaierige bende kleutertjes even af te schudden. Ze heeft alle redenen om zich kwaad te maken. Misschien is onze mateloze zelfoverschatting – gewoon pretentie dus – nog moeilijker te verdragen dan ons vandalisme.
Wellicht zouden we dit nog als een amusant ‘fait divers’ kunnen wegzetten, moesten we niet datzelfde fenomeen, namelijk oeverloze antropocentrische pretentie, voortdurend en overal tegen komen. Als je namelijk aandachtig observeert, merk je dat hier de bepalende kern van onze postmoderne cultuur zit: wij overschatten de genus homo sapiens, zijn betekenis voor de wereld en zijn capaciteiten op een belachelijke manier.
Wij spreken met gloeiend enthousiasme over de ‘maakbare wereld’ en niemand lacht. Maar lieve mensen: er is al een wereld. Ze mag dan niet helemaal naar onze zin zijn, een betere maken kunnen we echt niet, ook dan niet als we met z’n allen luid beweren van wel. Wat we – theoretisch – wel zouden kunnen is ons met de bestaande wereld verzoenen en er verstandiger mee omgaan. Maar voor zo iets triviaals hebben we geen aandacht meer. We gaan – als deelproject – ook een nieuwe mens maken, een multiculturele maatschappij. Maar zelfs als we dat zouden kunnen, wat gelukkig niet het geval is, zouden we een catastrofe produceren. We willen bij voorbeeld miljoenen moslims in Europa ‘integreren’, maar we ‘vergeten’ eventjes ons huiswerk te maken en ernstig te bestuderen hoe de islam in elkaar zit. De gevolgen daarvan worden stilaan duidelijk.
De enen menen dat we gedachteloos moeder aarde kunnen plunderen en vervuilen: ze is immers ons eigendom! De anderen menen dat we het klimaat kunnen sturen, zonder zelfs maar een begin van begrip te hebben over wat dat nu eigenlijk betekent. Ik zou niet weten welke van die twee instellingen erger, gevaarlijker of meer verwaand is. Merk op dat beide schijnbaar tegengestelde posities uitgaan van het zelfde antropocentrisch denken, en dus dezelfde basisfout maken. Wij eisen en beweren dat mensen gelijk zijn, en zetten ons daarmee vlotjes over de evolutie en haar kernmethodiek van natuurlijke selectie weg. Wij pochen op de verlichting. We zijn er van overtuigd dat de wetenschap de oplossing voor al onze problemen kan brengen. Tegelijkertijd verminderen we door een voelbaar zwakker wordend onderwijs onze wetenschappelijke competentie drastisch. We verloederen de wetenschappelijke methodiek door onzinnige publicatie eisen te stellen aan onderzoekers, door onderzoek naar belachelijke onbelangrijke vraagstellingen in de pseudowetenschappen en door de frequente publicatie van regelrechte kwakkels. We ondermijnen de grondvesten zelf van het wetenschappelijk denken door de wetenschap te politiseren, bij voorbeeld in dat onzalig klimaat debat. We praten luid en overtuigend over de kenniseconomie. Maar tegelijkertijd verwateren en saboteren we ze. Immers: niet alleen is ’t stad van iedereen, iedereen moet ook een diploma krijgen.
Denken we er dan niets meer bij als een krant – in alle ernst – een enquête organiseert om haar lezers te vragen ‘hoe tevreden was U met het weer deze zomer?” Alsof onze ‘opinie’ over het weer ook maar enige relevantie zou hebben! Wij mogen, durven en kunnen dat allemaal, want wij zijn homo sapiens, de heren van de schepping, pardon, de seculiere wereld.
De media maken het mogelijk
Nu komt toch wel een vraag op. Hoe is dat allemaal mogelijk zonder dat de mensen massaal beginnen te merken dat: “Something is rotten in the state of Denmark.”? Die situatie wordt, blijkbaar met succes, door onze media onder controle gehouden.
“Het nieuws moet inspireren, niet deprimeren”, zegt Björn Soenens (hoofredacteur van Het Journaal / VRT). Hij wil ‘constructieve jounalistiek’. Dat klinkt wel goed, maar het is natuurlijk criminele onzin. Het nieuws moet helemaal niets: het is wat het is. De journalist moet het nieuws brengen, zo objectief en evenwichtig mogelijk, en liefst met een rationele, neutrale en als het even kan diep gravende duiding. Natuurlijk mag hij goed, positief nieuws niet weg censureren, maar het slechte evenmin. Dat laatste concept is voor de postmoderne journalist volkomen ontoegankelijkheid. Hij ziet niet informeren als zijn eerste plicht, maar wel de mensen tevreden en gelukkig houden. Daarom ligt zijn focus niet op dat wat is, maar op het ‘beeld’ dat hij vormt. Goed gemeend is dat in veel gevallen ook nog: dat maakt het enkel maar moeilijker te bestrijden. Maar dat neemt allemaal niet weg dat ‘constructieve journalistiek’ de facto voor ‘manipulatie’ staat.
Bovendien zie ik hier een zeer ondemocratische grondhouding. Het plebs kan – zo meent men – met de realiteit niet omgaan. Het moet door een elite – de journalisten dus – worden geleid. Men moet echt geen heel slecht karakter hebben om hier fascistoïde trekjes te zien. En dat dan voor mensen die het woord ‘fascist’ toch wel heel losjes in de mond nemen…
Soma of verantwoordelijkheid.
De machtigen in ‘Brave New World’ hadden ‘soma’ om het volk zoet te houden. Soma wordt door Huxley als een mild hallucinogeen, zonder onplezierige nevenwerkingen beschreven. Onze machtigen hebben de media. Ze moeten daarvoor – meestal – niet eens druk uitoefenen: de journalisten werken heel bereidwillig en vrijwillig mee.
Natuurlijk heeft onze collectieve bewustzijnsvernauwing soms verrassende gevolgen. Onlangs schreef Gilles-William Goldnadel in ‘Le Figaro’: “…que l'extrême gauche est tellement islamophile qu'elle en est devenue antisémite”. Tja, dat komt ervan als iedereen, door de media geleid, voelt en niemand meer denkt.
Vanzelfsprekend is die verdoving en gelijkschakeling niet het recept voor een performante levensvatbare maatschappij en cultuur. Dergelijke dingen hebben zich in de geschiedenis al vaak voorgedaan: we weten dus wat er van komt. “Civilizations die from suicide, not by murder” merkte Arnold Toynbee droogjes op. In ‘Hamlet’ laat Shakespeare Horatio over de situatie in Denemarken zeggen: “Heaven wil direct it”. Dat gaat in ons geval niet helpen: wij hebben immers de hemel afgeschaft. Maar één vraag kunnen en moeten we ons toch allemaal stellen: “Kan, mag en wil ik daaraan meedoen?”