Mia Doornaert is voorgedragen als de nieuwe voorzitter van het Letterenfonds. Vanuit progressieve hoek stond men meteen klaar om fors bagger uit te storten over haar vinnige lijf. Overname publicatie 't Pallieterke
Dat heeft te maken met haar conservatieve meningen en met het feit dat een handvol mensen van de georganiseerde letterkunde met uw belastinggeld vrienden, kennissen en meelopers pampert. De angst om minder subsidies voor de linkse letterenkerk te krijgen, speelt mee in de kwaaie kreten tegen Doornaert.
De zelfverklaarde kwaliteitskranten De Morgen en De Standaard verdragen de warboel echter. De Standaard heeft het bovendien gepresteerd, maar dat zal u niet verbazen, niets van zich te laten horen bij haar promotie, behalve een negatief en chagrijnig artikel. En dat over een eigen columnist met een staat van dienst van 38 jaar.
De sinterklazen van de Vlaamse literatuur vormen een kluwen van elitemensen dat de handen samenklemt - soms zelfs via verwantschap of huwelijk - bij onder meer het Vlaams Fonds voor de Letteren, de Stichting Lezen, Het Beschrijf, deBuren, Ons Erfdeel, Passa Porta en Behoud de Begeerte. Met werkbeurzen, reistoelagen, vertaalsubsidies en euro’s voor lezingen voedt dat clubje steeds dezelfde schrijvers. Jarenlang, door dik en dun. De voortrekkers waren en zijn: letterkundeprofessor Hugo Bousset, zijn dochter Sigrid Bousset (de vrouw van Stefan Hertmans die, na een kwart eeuw literair slijpsel in de coulissen, eindelijk won met “Oorlog en terpentijn”), Mayo de Saedeleer, Carlo van Baelen (de autoritaire dagelijkse chef van het Vlaams Fonds voor de Letteren, tot hij met pensioen ging, maar opvolger Koen van Bockstael brengt geen beterschap), Ilke Froyen (Het Beschrijf/Passa Porta), Luc Devoldere (Ons Erfdeel), Dorian van der Brempt (ex-deBuren), Luc Coorevits (Behoud de Begeerte). Twee auteurs symboliseren het cliëntelisme: Bart Moeyaert - een jeugdschrijver voor dames van middelbare leeftijd - en Anne Provoost, bij de Vlamingen onbekend en onbemind, maar populair bij haar progressieve subsidiemakkers.
“Man in de marge, Kafka in letterland”
Wie dat allemaal aan het licht bracht in een pracht van een onderzoeksboek (2015), is Marc Hendrickx, zelf jarenlang uitgever. In “Man in de marge, Kafka in letterland” is zijn stelling onderbouwd met feiten: “Wie niet uitverkoren is, zal jarenlang zélf zijn brood moeten verdienen door voor zijn/haar boeken kopers te vinden. Niet zo voor ‘de ontvangers’. De Vlaamse republiek van de letteren is allerletterlijkst een milieu van ik krab jouw rug en jij de mijne.”
Marc Hendrickx (53) publiceerde zijn analyse in een tekst van 380 bladzijden bij De Vries-Brouwers, met namen, cijfers, anekdotes, voorvallen, getuigenissen. “Man in de marge, Kafka in letterland” is onbehaaglijk, snijdend, onthullend en vernederend voor de hogere zogenaamde letterenvrienden. N-VA en VB - met hun wrevel om de culturo’s - en de blauwe cultuurminister Gatz hoeven het boek slechts te openen met een boekhouder en McKinsey aan hun zijde en vervolgens de inteelterige rotzooi op te kuisen tijdens deze legislatuur. U las over het boek van Hendrickx een interview in ’t Pallieterke, maar zag nooit een bespreking in De Morgen en De Standaard, want die vormen een onderdeel van het beschreven milieu.
Hendrickx weet dat dit boek niet zijn verstandigste investering is. Hij had echter stapels nota’s liggen en vond dat die op het moment dat ze ‘nog warm zijn’ op schrift moesten. Hij kotst immers van de kliekjesvorming en het favoritisme in de Vlaamse letteren.
Namen noemen
Marc Hendrickx noemt veel namen, want, zegt hij, het gaat over concrete mensen en misstanden, dus je moet namen noemen. Lanoye en Mortier kunnen leven zonder de rijkelijke aalmoezen van de fondsen en zijn daarin uitzonderingen. Naar jeugdauteur Marc de Bel op de Boekenbeurs stromen massa’s kinderen voor een handtekening, maar bij Bart Moeyaert staan vrouwen van plus veertig, geen kinderen. Het is echter ‘jeugdauteur’ Moeyaert die tienduizenden euro’s ontvangt van de fondsen, terwijl De Bel geen cent ontvangt.
De Jeugdboekenweek bereikt amper 15 procent van de scholen en promoot 60 tot 70 procent Nederlandse auteurs. Dan kom je tot stommiteiten. Zo was er een journalist van Vrij Nederland die jubelde over het kwaliteitsbesef van de Vlaamse jeugd, maar die niet weet hoe die oefening opgezet spel is om zogenaamde hoge kwaliteit te promoten. De Vlaamse jeugd kiest voor de speelse muis Geronimo Stilton, waarop de fondsen en de stichtingen neerkijken, niet voor Guus Kuijer of Bart Moeyaert.
De ‘verfondsing’ begon onder Bert Anciaux, met de beste bedoelingen, maar door gebrek aan goed toezicht is die onafhankelijkheid verworden tot een nomenklatoera die ver van de minister en het parlement haar goesting doet. Marc Hendrickx stelt dat een handvol pennenridders met volle teugen geniet van toelagen, werkbeurzen, lezingengeld, vertaalsubsidies en reisbeurzen. Deels omdat zij talent hebben, maar zo zijn er meer. Het is voor het grootste deel omdat zij in de smaak vallen van de fondsenbazen. Het fonds wikt en beschikt. Dezelfde auteurs ontvangen bovendien jaar na jaar overdreven veel middelen. Idem bij de illustratoren: Carll Cneut en Klaas Verplancke zijn de chouchou’s van de fondsen. Dat vloekt met de geest van een fonds, want dat moet jong talent kansen geven en in leven houden.
Marc Hendrickx beveelt aan: “De tijd waarin iemand kan gesubsidieerd worden, moet beperkt worden en afgetopt, bijvoorbeeld gecumuleerd op 18.000 euro per jaar maximum (vandaag is dat alles samen bijna het dubbele!). Verdeel de geldpot over meer schrijvers. Als je iets waard bent als auteur of illustrator, dan zal je het na het zaaigeld redden op eigen kracht.”
De letterenfondsen werden opgericht om ministeriële interventies uit te bannen, maar werden net daardoor een probleem. ‘Ontfondsing’ is een spoor om te overwegen, maar begin met minstens meer toezicht, aldus Hendrickx. Als een fonds in de fout gaat, dan krijgt het vandaag een terechtwijzing, maar sancties zijn niet voorzien. Zo wijzigt er niets aan het beleid en worden dezelfde fouten - heel bewust - aangehouden.
Vertaalsubsidies zijn kassa-kassa
Hendrickx hekelt ook de vertaalsubsidies, want dat is makkelijk geld voor buitenlandse uitgevers die slechts vertaalde boeken uitgeven waarvan het merendeel in hun kelder verstoft. De Vlaming en sinoloog Luk Kwanten leidt in China het grootste literaire agentschap ter wereld. Hij weet, en vertelde aan Hendrickx, hoe Chinese uitgevers Vlaams geld ontvangen voor vertalingen, goedkoper vertalen (dus winst maken) en die boeken niet eens écht uitbrengen, maar als relatie-exemplaren gebruiken.
Als co-oprichter van het enige Belgische literaire agentschap A.A.A. ziet Hendrickx hoe het óók kan… Hij werkt keihard en zweet uren aan een peperduur werktafeltje op de Frankfurter Buchmesse, zonder het snoepje van de vertaalsubsidies voor onze auteurs. A.A.A. verkocht Diane Broeckhoven in 17 landen, louter op basis van haar kwaliteit. Toen pas was het fonds bereid om haar werk te subsidiëren, omdat ze er niet meer omheen konden. In een ander Messe-gebouw kloppen de bedienden van de Vlaamse fondsen hun uren met een zak belastinggeld bij de hand om gewillige buitenlandse uitgevers lekker te maken voor Vlaamse boeken. Denk je, aldus Hendrickx, dat Annelies Verbeke in 22 landen zou vertaald zijn zonder Vlaamse subsidies, en idem voor Bart Moeyaert? Voor buitenlandse uitgeverijen zijn vertaalsubsidies kassa-kassa. De uitgever loopt amper een risico, verkoopt meestal weinig exemplaren en kan zich de status aanmeten van een internationaal uitgeefhuis. Wie onderzoekt, met de boekhoudingen erbij, wat de vertaalsubsidies hebben opgeleverd?
Mia Doornaert is gedropt in een wespennest, maar wie haar kent, weet dat zij kundig en kordaat is en niet terugschrikt voor het saneren van rotsituaties.
Frans Crols in 't Pallieterke