Nausicaa Marbe: Hoe ver moet je gaan om de Nederlandse cultuur te beschermen? Sommigen hebben een pasklaar antwoord: er bestaat geen Nederlandse cultuur, dus valt er niets te verdedigen.
Oorspronkelijk artikel gepubliceerd op telegraaf.nl
Cultuurrelativistische flauwekul waar lak uit spreekt over de politieke en morele plicht om het leven van gemeenschappen humaan en herkenbaar vorm te geven. Uiteraard durven deze zelfverloochenaars niet te beweren dat culturen van niet-westerse migranten niet bestaan. Zo inconsistent zijn ze wel.
Politicoloog Cas Mudde riep onlangs in de Volkskrant dat de Nederlandse cultuur nooit bestaan heeft. Want: ’onze’ cultuur is dermate vaak omgeploegd ten gevolge van immigratie, economische en sociale ontwikkelingen dat die nooit bestaan heeft. Tja: omdat een cultuur een geschiedenis heeft, zou die niet bestaan... Lariekoek, verkocht als wetenschap.
Er bestaat nóg een kort(zichtig) antwoord, nu op de vraag hoe je cultuur te verdedigen is: ga tot het uiterste! Verbied alles wat de Nederlandse cultuur bedreigt; schop iedereen die dat doet het land uit. Maar wie zulke rabiate maatregelen ambieert, brengt precies die cultuur in gevaar die hij zo vurig wil beschermen. Wie een cultuur wil zuiveren van vreemde invloeden, denkt in rigide, totalitaire termen over culturen en hun vijanden. De liberale westerse cultuur valt zo niet te verdedigen. Censuur, bestraffing en uitzetting van andersdenkenden zijn methodes van dictaturen die vrije samenlevingen slopen.
Deze discussie woedt al een tijdje; de meningen blijven verdeeld. Deze week sprak rechtsfilosoof Paul Cliteur zich uit op The Post Online in het opiniestuk Over occidentofobie: haat tegen Westerse cultuu r. Daarin beschrijft hij hoe het geloof in de Westerse cultuur afbrokkelt. Hij waarschuwt voor de eenzijdige focus op negatieve aspecten van het Westen, die de westenhaters zullen begunstigen. Hij betreurt het dat er geen intellectueel, politiek en artistiek verzet is tegen deze westenhaat. Behoud en verdediging van de Westerse cultuur moet een prioriteit zijn van de EU.
Zelfhaat
Inderdaad, zelfhaat is een fors aspect van de Westerse cultuur. De vraag (die Cliteur helaas niet onderzoekt) is natuurlijk hoe dominant of allesbepalend Westenhaat geworden is. Hoe gevaarlijk precies? Gaat het om overheidspropaganda; een doctrine die het academische leven gijzelt; een politiek offensief via gedienstige media? Ik relativeer dat beeld, zelfs in deze tijd waarin een nieuwe, naargeestige politieke correctheid in zwang is. De Nederlandse cultuur is vitaal en dat verklaart mogelijk de achteloosheid waarmee ermee omgegaan wordt.
Cliteurs waarschuwing blijft overeind: alle bovengenoemde domeinen zijn aangetast door nieuwe racistische propaganda vermomd als ’antifascisme’, censuurdrift en links activisme dat grossiert in geboden en verboden. Aangetast, maar nog lang niet vernield.
Voor Cliteur is de maat vol. Hij wil drastische maatregelen, waartegen hijzelf nog niet zo lang geleden in opstand zou zijn gekomen. In Dirk Verhofstadts dialoog-in-boekvorm In gesprek met Paul Cliteur, een zoektocht naar harmonie (2012) bepleitte hij nog de vrijheid van meningsuiting. Hij plaatste zelfs vraagtekens bij Nederlandse bestraffing van het aanzetten tot haat en discriminatie. Het haatgevoel is niet strafbaar, zei Cliteur, waarom het aanzetten ertoe wel? Nu, vijf jaar later, pleit hij voor meldpunten voor occidentofobie en voor criminalisering van de aanzet ertoe. De situatie is zo kritiek, aldus Cliteur, dat alleen dit laatste redmiddel ons nog kan redden.
Opiniemisdrijven
Er moeten dus wetten komen die gedachten straffen; plegers van opiniemisdrijven moeten worden aangegeven. Maar in zekere zin bestaan die maatregelen al in de opsporing en bestrijding van radicalisering, haatpredikers en jihadronselaars. Dat vinden we prima, zo lang de link met (IS)-terrorisme evident is. Cliteur gaat een stap verder: hij wil ook de intellectuele terreur tegen het Westen strafbaar stellen. Dat is ironie, roepen zijn verdedigers op internet. Ironie? Dan zou Cliteur niks van wat hij opschreef menen en juist voor het tegenovergestelde staan. Maar uit eerdere stukken en interviews weten we dat dat niet zo is.
Hoe komt zo’n scherpe denker tot zulke rabiate maatregelen waarvan hij zelf kan zien dat ze, eenmaal toegepast, precies die cultuur aantasten die hem lief is? Uit wanhoop, gok ik. Wie Cliteurs werk kent, weet dat hij in vrije kritiek de motor van de westerse vooruitgang ziet. Het vrije debat, de vrije kritiek, het vrije denken waren zijn oplossingen voor sociale kwesties. Maar vrije kritiek kan alleen in een cultuur bestaan waarin het argument nog waarde heeft, waarin logica gerespecteerd wordt en (zelf)kritiek ook tot herziening van gedachten leidt. Als dat ondermijnd wordt door activistische of religieuze geweldstaal en irrationaliteit, dan neemt de weerbaarheid van het vrije discours af. Dan kan de vrijheid van meningsuiting haar werk niet meer optimaal doen.
Toch zou ik, juist in zo’n klimaat, voor méér meningsvrijheid en kritiek willen pleiten in plaats van voor beperkingen. Het gaat tenslotte om het verdedigen, niet om het beknotten van de vrijheid. De juiste tactiek blijft: alle energie stoppen in het verdedigen van het vrije denken, waarbij ook religiekritiek hoort. Zelfs als ze niet willen luisteren, sorteert dat effect. Omdat alleen al het streven iets waardevols beademt: de cultuur die je behouden wilt