Nationaal zangfeestDefensieminister en Vlaams-nationalist, Steven Vandeput, kiest voor minder Nederlands aan de Koninklijke Militaire School (KMS). Terug naar taaltoestanden als tijdens WO I? Neen, want de ‘gewone soldaten’ zijn al eerder afgeschaft.

De beslissing om het Nederlands te schrappen in de twee masterjaren voor burgerlijk ingenieur en die alleen nog uitsluitend in het Engels te geven, net zoals het laatste jaar aan de afdeling sociale en militaire wetenschappen (SSMW), viel op een koude steen bij menig cultuurflamingant. Het is alvast méér dan opmerkelijk dat net een overtuigde Vlaams-nationalist dergelijke beslissing nam. Het is daarenboven weinig waarschijnlijk dat zo’n gevoelige beslissing zonder de goedkeuring van N-VA partijvoorzitter De Wever werd genomen. Dergelijke keuze verhoogt in elk geval de geloofwaardigheid niet van de recente partijoproep voor Vlaamse natievorming niet. ‘Nation building’ dan maar?

Het is een kwestie van centen: het aantal studenten is te klein om twee taalregimes, Nederlands en Frans, in stand te houden. Dat is blijkbaar een voldoende reden, zelfs als het ten koste gaat van de Vlaamse culturele eigenheid waarvan taal een zeer belangrijke pijler is. Dan blijft enkel nog het centennationalisme over!

Toch twee bedenkingen: voor de afdeling SSMW is deze maatregel niet echt nodig en voor de richting burgerlijk ingenieur zou ik graag eens weten hoeveel daarmee bespaard wordt? In vergelijking met andere militaire uitgaven die op stapel staan, lijkt deze besparing te getuigen van een kruideniersmentaliteit.

Er zijn uiteraard nog andere consequenties: Wanneer de masterjaren (of in het geval van SSMW, het masterjaar want de studie wordt ingekort van vijf naar vier jaar) in het Engels gegeven worden, zal ook de masterproef in het Engels moeten geschreven worden. Dat zal ongetwijfeld tot enkele mislukkingen leiden (tenzij een compensatie à la belge) bij de Franstaligen en Afrikaanse studenten.
En wat voor soort Engels zal er gesproken worden? In andere Vlaamse universiteiten kwam men reeds tot de vaststelling dat de professoren onvoldoende kennis van het Engels bezitten (of het moet een soort Amerikaans Engels zijn) en vond men er niets beter op dan de taalcontrole af te schaffen. En ja, dan hoeven de Vlamingen geen Frans meer te leren en de Franstaligen geen Nederlands. Engels als laatste redmiddel om een gemeenschappelijke ‘Belgische constructie’ overeind te houden?

Internationale taal

Vertalingen zijn altijd een dure oplossing geweest voor een internationale samenwerking. De Europese Unie heeft desondanks respect voor de taalverscheidenheid betoond wanneer het gaat om de politieke besluitvorming (het Europees Parlement) maar minder voor de ‘uitvoerende’ organismen (de Commissie en Europese Raad) waar werktalen in gebruik zijn. In de toekomst zou dat wel eens kunnen leiden tot de paradoxale situatie dat het Engels als enige resterende werktaal in de machtigste Europese instellingen overblijft, terwijl deze taal in geen enkele lidstaat nog de voertaal is! Dat zou pas het ultieme bewijs zijn van de culturele teloorgang van Europa.

Toen in 1993 het Eurocorps werd opgericht, een samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland, waaraan ook België bereid was om mee te werken, pleitte minister Leo Delcroix (CD&V) met succes voor het behoud van het Nederlands als werktaal, naast het Duits en Frans. Maar het Eurocorps werd geen militair succes en de belangstelling voor deze instelling kalfde zienderogen af. Ook het taalgebruik evolueerde om uiteindelijk slechts het Engels over te houden als werktaal.

In deze context lijkt de beslissing van de minister, die als Vlaams-nationalist België als een internationale organisatie beschouwt, consequent. Waarom dan niet in diezelfde logica defensie ‘nationaliseren’, lees territoriaal organiseren, waarbij België enkel nog een internationaal hoofdkwartier levert. Dan kunnen we de Vlaamse defensie ook fusioneren met Nederland en kan zelfs een beurtrol ingesteld worden voor de functie van defensieminister. Besparingen die allemaal perfect passen in de ‘rechtse’ politiek van N-VA én hun project ‘Leger van de Lage Landen’.

Belang van nationale talen

Men hoeft geen cultuurhistoricus te zijn om te weten dat een taal veel meer is dan een communicatiemiddel. Taal is een bibliotheek van gedachten en betekenissen. De inhoud is afhankelijk van de geschiedenis en de levensomstandigheden van het volk dat die taal hanteert. Elke taal is een venster dat ons een werkelijkheid toont. Kortom, taal is het werktuig van onze gedachten en de deur van een cultuur.
Dat zijn de redenen waarom talen verschillen en waarom we deze taalverscheidenheid best koesteren, ook al kost dat iets meer. Wie dat niet doet en zelfs voor het onderwijs de eigen taal onderdrukt, heeft duidelijk het belang van een ‘moedertaal’ niet begrepen.

Cultuurflamingantisme, vasthouden aan de eigen volkstaal, wordt al snel gepercipieerd als extreem flamingantisme; 'Blut und Boden' zoals een ‘pragmatische' nationalist het verwoordde. Wat is aan deze perceptie heel erg fout?
Het getuigt van elitarisme. Zou het werkelijk volstaan voor een elite om vlot Engels te spreken, en wie dat niet kan, telt niet meer mee? Was dat ooit niet de status van het Frans ten overstaan van het Vlaemsch in la Belgique? Nu Engels in plaats van Frans. Oppervlakkigheid troef en precies daarom sta ik heel sceptisch tegenover specialisten die voorgesteld worden als dé kenners van een land zonder dat hij of zij de landstaal spreekt. Jawel, Engels volstaat in de omgang met een elite in de comfortabele salons van de macht, maar om de ziel van een volk te begrijpen volstaat het niet, ook niet in eigen land. Is precies dat niet het toenemend probleem van politici in twitter-tijden?

Dé vraag die zich hier stelt is of nationale talen nog wel maatschappelijk nodig zijn voor, onder meer, persoonsgebonden materies zoals het onderwijs, en hoe veel dat mag kosten? Als N-VA zijn rechtse visie volgt en onvoldoende geld hiervoor wil uitgeven, dan zit de partij met een serieus spagaat: Vlaanderen boven maar zonder eigen taal, want het kost te veel?

Waren er echt geen andere oplossingen voor dit probleem?

Het zal wel een permanent discussiepunt blijven: is geld dé graadmeter voor een beleidsmaker of zijn er waarden die ‘wat mogen kosten’? Dat het overheidsbeslag in België te hoog ligt en N-VA daar iets wilt aan doen, kan rekenen op een ruim maatschappelijk draagvlak. Dan is het risico op blinde maatregelen echter het grootst, want men denkt dat (electoraal) ongestraft te kunnen doen. Precies daarom zou het verstandig zijn om daar zorgvuldig mee om te springen. Zeker voor een organisatie als een krijgsmacht waar het menselijk kapitaal onvervangbaar is en de taal een essentieel onderdeel is van de werkcultuur én de band leger-natie. We hebben de stellige indruk dat de huidige beleidsmakers denken dat een krijgsmacht alleen om centen en economische argumenten draait en kan gekocht of uitbesteed worden.

Europese samenwerking

Laten we kort zijn: Na de Brexit, is een Europese defensie zonder de Britten gedoemd om een kleine speler te blijven. Duitsland wordt ook vandaag nog bij elke gelegenheid herinnerd aan zijn oorlogsverleden en Frankrijk zal nooit zijn primauteit op een eigen nationale defensie, inclusief een nucleaire capaciteit, willen delen. L’Hexagone’ is heilig en de Franse taal is er een belangrijk symbool van. Overigens, wanneer ik het standpunt van de nieuwe president goed begreep wil hij van de andere Europese landen dat ze inzake defensie meer zelf doen zodat hij de eigen uitgaven kan verminderen. Kortom: een Europees leger die naam waardig? Eerst zien en dan geloven!

Samenwerking met Nederland

Een gemeenschappelijke officiersopleiding met Nederland is niet evident. Immers de Nederlandse Koninklijke Militaire Academie heeft geen studierichting burgerlijk ingenieur.

Er zijn ongetwijfeld samenwerkingsmogelijkheden met Nederland, maar of die ook altijd gepast zijn voor ons eigen defensiebehoeften is een ander vraag. De werkelijkheid is dat Nederland vandaag al in functie van de eigen visie heel wat samenwerkingsverbanden heeft, waaronder met België, maar de Nederlandse landmacht is quasi volledig geïntegreerd in een Duits-Nederlands Corps.

Rekening houdend met deze realiteit is het N-VA project voor een ‘Leger van de Lage Landen’ duidelijk géén Nederlandse militaire prioriteit. Een voor alle partijen positieve samenwerking kan pas wanneer Vlaanderen politiek opgaat in ‘De Nederlanden’. Waarbij de nuchterheid van het protestantisme de zorgeloze bourgondische levenswijze van het ‘katholieke’ Vlaanderen bij de les houdt.

Interdepartementale samenwerking

Hierover kan veel geschreven worden. Er zijn heel veel mogelijkheden die voor zo ver wij weten niet aan bod kwamen. Wij gaven reeds een aanzet tot een structurele verandering in Raadgevingen aan de Minister van Defensie. Een citaat: “De Koninklijke Militaire School wordt onderbenut terwijl sommige administraties geen plaats hebben voor een specifieke vorming. (…) Waarom zouden militairen die het brevet van Militair Administrateur (MAB) bezitten en dus specialisten zijn in openbare aanbestedingen niet samenwerken met collega’s van andere administraties in een gecentraliseerde dienst? De vereiste capaciteiten (kwalificaties) verschillen toch niet naargelang het product?” Tel eens het aantal burgerlijk ingenieurs die 'aan de staat' werken met specialiteit 'bouwkunde' ...  en een beetje meer discipline lijkt mij géén slechte zaak!

In Een toekomstvisie voor defensie (deel 3), stellen we het concept van ‘civil servant’ voor als hoeksteen van een totaal nieuw ambtenarenbeleid (dat niet hoeft beperkt te worden tot het (con)federaal niveau).

Een beleid waar veel minder plaats is voor (partij) politisering en corporatisme, integendeel, waar samenwerken over de grenzen van de administraties heen de regel wordt. Dat kan belangrijke synergievoordelen opleveren, ook inzake de opleiding van leidinggevende ambtenaren, diplomaten en militairen. En gezien de minister van defensie ook bevoegd is voor ambtenarenzaken, hadden we gehoopt dat deze idee op zijn minst zou onderzocht worden. Toegegeven, dergelijke ideeën kunnen niet het visitekaartje zijn van één minister, van één regeerperiode. Daarvoor is een langetermijnvisie nodig.

Tenslotte, kan ik mij voorstellen dat de leiding en het academisch personeel van de KMS bevreesd waren voor de sluiting van hun instelling en daarom met pijn in het hart kozen/steun verleenden aan het mindere kwaad. Dat verandert echter helemaal niets aan de politieke verantwoordelijkheid voor deze betreurenswaardige beslissing.

 

Belangrijk of slechts een anekdote?

Zoveel ophef zal voor sommigen onnodig zijn, zelfs ongepast. Daar hebben WIJ toch niets meer aan. WIJ kijken naar de toekomst en die is grenzeloos: wereldburgers zijn we en het verleden met al die bekrompen nationalisten, hier cultuurflaminganten, en hun nostalgie, remmen de vooruitgang alleen maar af. Zelfs voor culturele verenigingen die opkomen voor het behoud van onze taal en cultuur zijn dergelijke beleidsbeslissingen geen aanleiding om ‘in hun pen te kruipen’! Al zal N-VA partijvoorzitter en historicus Bart De Wever wellicht een uitzondering zijn. Ik herinner mij dat hij ooit tussenkwam omdat iemand uit het publiek hem vroeg of de Vlaamse regering wel voldoende deed voor R&D (research en development) en hij prompt de vraagsteller vroeg of hij soms ‘Onderzoek en Ontwikkeling’ bedoelde?

Wat we daarbij wel moeten bedenken is dat deze lankmoedigheid onderdeel is van een groter probleem, namelijk de teloorgang van onze (culturele) weerbaarheid. Het is allemaal zo erg niet. Dat dacht het establishment in de USA, tot ze Trump cadeau kregen. Dat denkt een deel van de elite ook in Europa alhoewel steeds meer mensen zich afkeren van het lakse beleid. Het zal 'onze tijd' nog wel meegaan? Het zal 'onze tijd' nog wel meegaan?

Er is nog een groter probleem waarvan deze taalverloedering slechts een signaal is: het verleden is een sta-in-de-weg geworden voor mensen die denken dat ze god zijn en zelf de toekomst gestalte kunnen geven zonder rekening te houden met die enorme overdracht van het collectief weten uit het verleden. Ik herinner mij dat de hoofdredacteur van De Standaard ooit liet noteren in een artikel gepubliceerd bij Doorbraak, ‘dat ze hem nooit zouden horen zeggen dat het vroeger beter was’. Vandaag is dat zo vanzelfsprekend geworden dat daaraan twijfelen zelfs niet meer toegelaten is. WIJ kunnen de toekomst voorspellen en laat daarover niemand meer twijfelen. In gewone mensentaal: Hoogmoed komt voor de val.

Omdat het groter maatschappelijk probleem wél belangrijk is, werken we aan een diepgravende bijdrage voor publicatie in juni.

Bij wijze van voorsmaakje in onze bibliotheek: Pessimisme en optimisme

Veel leesplezier,

Dwarsligger

Bewaren

Bewaren