Enkele consequenties voor onze moderne wereld
Sigmund Freuds onbewuste: het wezenlijkste
De grote bijdrage van Sigmund Freud tot de moderne wetenschap is zijn diep doorleefde inzicht in de onbewuste drijfveren van het menselijk gedrag.
Freud meende – terecht zo zal verderop blijken – dat het gedrag van mensen in grote mate aangestuurd wordt door onbewuste krachten. De term krachten is hier bedoeld als de naam voor een verzameling van factoren zoals: lichamelijke impulsen, onbewuste hersenprocessen, verlangens die niet aan de oppervlakte verschijnen en ‘vergeten’ ervaringen uit het verleden.
Volgens Freud oefent dit soort factoren dus een grote invloed uit op ons feitelijke gedrag.
Freud was niet de eerste om op de rol van het onbewuste te wijzen. De Franse psychiater Charcot was van oordeel dat sommige psychische stoornissen hun oorzaak vinden in de onbewuste wereld. Freud werd door Charcot beïnvloed.
Freud heeft ons geleerd dat het onbewuste niet alleen voor de verklaring van een aantal ziekten van belang is, maar dat het onbewuste ons hele leven doordesemt. Dat is een breuk met de inzichten van voordien, toen men meende dat de mens bij uitstek het wezen is dat meester is over zijn eigen bestaan.
Wat zegt de moderne wetenschap daarover?
Dat het gedrag van mensen in grote mate buiten het bereik van het bewustzijn valt, is inmiddels in de moderne wetenschap algemeen bekend.
In feite kunnen we ook zonder veel wetenschappelijke vorming al een heel eind met dit idee meegaan.
In de rechtspraak kennen we de vreemde uitspraak: “onbeheersbare drang”. We betrappen onszelf op versprekingen die ontstaan doordat onze geest kort voordien met een bepaald onderwerp bezig was. Bijvoorbeeld: “het slipje van de tuier”, voor wie zopas de wasmachine bediende. We praten bij voorkeur over onderwerpen die ons bijzonder interesseren en niet omdat ze het de belangrijkste zijn.
In de wetenschap kennen we de experimenten van Benjamin Libet: al bijna een halve seconde vooraleer wij een bewuste beslissing nemen is in onze hersenen deze beslissing al te meten. Er gaat dus psychische activiteit vooraf aan elk van onze bewustzijnstoestanden. Dat onderbouwt de idee dat er zoiets als een onbewuste bestaat.
Gewiekste reclamejongens maken dankbaar gebruik van dat onbewuste. Ap Dijksterhuis vertelt in zijn boek Het slimme onbewuste dat de gemiddelde Amerikaan per dag aan zo’n 3000 advertenties wordt blootgesteld. Het merendeel daarvan dringt niet eens tot het bewustzijn door! We zien veel meer dan we te denken te zien: we zijn er ons alleen niet van bewust. Eenzelfde boodschap geeft ons de Amerikaanse natuurkundige Leonard Mlodinow: het menselijke brein reageert onbewust op signalen van buitenaf. Hij vertelt het verhaal van een neurowetenschapper die toegaf dat hij jarenlang een psychotherapeut bezocht met als enige echte bedoeling een soort levensverhaal over zichzelf te construeren, eentje waar hij zich goed bij voelde. Ik heb een verhaal nodig waarin ik kan geloven, maar of het waar is? Waarschijnlijk niet. Maar het spoort goed met wat in zijn onderbewustzijn leefde.
Vilayanur Ramachandran schrijft in de allerlaatste zin van zijn boek dat politiek, kolonialisme, imperialisme en oorlog hun oorsprong vinden in de hersenen – onder verstaan: “en veelal zonder dat we dat zelf bewust in de gaten hebben”. Ook deze auteur wijst erop dat niet onze bewuste subjectieve ervaring de oorsprong van ons gedrag is, maar datgene wat zich in onze hersenen afspeelt.
Als bijgevolg Sigmund Freud zo’n enorme betekenis toekent aan het onbewuste, dan zegt hij slechts in zijn woorden wat in de hedendaagse wetenschap algemeen bekend is.
Een lastige consequentie: het probleem van de vrijheid
Nog steeds draait een groot deel van ons maatschappelijk leven op de veronderstelling dat mensen bewust agerende, vrije wezens zijn. Al onze instellingen en zelfs onze democratie zelf gaan uit van deze idee, net als mensen die zichzelf tot leiders willen kronen onder de invloed staan van de indrukken vanuit hun eigen onbewuste.
Als het idee dat we te allen tijde meesters zijn over onszelf niet juist is, dan heeft dat geweldige maatschappelijke en politieke consequenties.
Laten we voor het gemak maar eens beginnen met de filosofische gevolgen van wat voorafging.
Sinds Descartes (en eigenlijk al eerder) is de westerse mens ervan overtuigd geraakt dat het basisschema van ons bestaan is: het waarnemende en handelende subject dat zich vrij richt tot of handelt met de werkelijkheid buiten zichzelf: het object. De werkelijkheid valt dus uiteen in een subjectief deel – dat zijn we zelf - en een objectief deel - dat is de wereld rondom ons, die vervolgens voorwerp van ons manipuleren wordt.
Uit de waargenomen feiten blijkt dat dit schema veel te simplistisch is. De mens is niet die bewust handelende zelfstandige kracht, die losstaat van de werkelijkheid rondom hem. Deze laatste dringt namelijk in zijn brein binnen en veroorzaakt daarin allerlei fenomenen, waarvan de persoon zich maar héél gedeeltelijk bewust is.
Dat is vervelend, want het roept de vraag op of de menselijke vrijheid wel bestaat. Victor Lamme schreef enkele jaren geleden een boek onder de titel De vrije wil bestaat niet. Daar is geen verder commentaar bij nodig. Ook de experimenten van Libet (zie hoger) doen ons twijfelen aan zo’n zelfstandig, vrij handelend subject. Hoe kan er van vrije wil sprake zijn als de hersenen kennelijk al beslist hebben vooraleer we ons dat bewust worden?
Voor de rechtspraktijk is dit alles van fundamenteel belang: als de vrije wil niet bestaat, hoe kun je dan iemand veroordelen? En als het brein ons vanuit het onbewuste allerlei inhouden toeschuift, hoe kunnen we dan nog vertrouwen hebben in de kwaliteit van onze eigen herinneringen?
Als ons bewust optreden kennelijk de hele tijd door doorspekt wordt door inhouden vanuit onze onbewuste wereld – die volgens Dijksterhuis 200 000 keer omvangrijker is dan de bewuste! – moeten we dan niet gaan veronderstellen dat onze maatschappelijke discussies de hele tijd misvormd worden door onbewuste inhouden, neigingen en bedoelingen? Dat vele argumentaties derhalve voor een deel door niet ter zake doende schijnargumenten worden ingegeven?
Kunnen we ons inbeelden welke de gevolgen zijn van deze feiten als we beslissingen nemen over het klimaat, de sluiting van kerncentrales of de vandaag gevoerde covidpolitiek?
Een realistische houding dringt zich op
Dat alles is, om het nogal onelegant te zeggen, geen kattenpis.
Het feit dat de mens de betekenis van zijn bewustzijn en de daarbij horende vrijheid schromelijk overschat kan maar één ding betekenen: we moeten beter en dieper gaan nadenken over de positie en de rol van onze soort in deze wereld.
Natuurlijk voelen we de neiging te grijpen naar methoden of technieken om de invloed van dat onbewuste te omzeilen en, in ieder geval, ons gevoel veilig te stellen dat we onze bewuste en de vrije greep op de werkelijkheid kunnen behouden.
Toch pakken we het maar beter anders aan. Laat ons maar wat afstand nemen van onszelf en vervolgens trachten een correcter zelfbeeld op te bouwen. Daarvoor moeten we afstappen van vele intuïtieve ideeën die ons door onze voorouders werden doorgegeven.
We beginnen best met het aanvaarden wat de wetenschap ons over onszelf leert. Dat oogt dan wellicht minder fraai dan het hooggestemde beeld van de vrije zelfstandige mens. Maar onrealistische ideeën zullen ons nooit in staat stellen om de wereld rondom en in ons te verbeteren – en reken maar dat daar behoefte aan is.
Dat drijft ons naar enkele heel praktische feiten.
De eerste zaak is dat we anders moeten leren denken over wat vrij zijn eigenlijk is.
We moeten het niet altijd gaan zoeken bij gerenommeerde hooggeleerde heren: soms valt het dichter bij huis op te rapen. Zo bijvoorbeeld bij de jonge Antwerpse doctorandus Amber De Kock, die in een bijdrage in De Uil van Minerva dit probleem aanpakte. Haar visie luidt dat de menselijke vrijheid niet te vinden is in een of andere vorm van volledige onafhankelijkheid van anderen. Ze sluit daarmee aan bij Hannah Arendt, die ze fictief plaatst tegenover de laboratoriumsituatie waarbij de proefleider vraagt om de rechterarm op te tillen en dan te zien wat er in de hersenen van de proefpersoon gebeurt. Natuurlijk is het onderzochte subject onvrij! Je moet de vrijheid niet in de causale verbanden tussen hersenonderdelen en concreet gedrag gaan zoeken.
De vrijheid doet zich voor in de wereld van de intermenselijke constructies. De ware vrijheid vind je in het handelen, in het politiek en maatschappelijk bezig-zijn, waar mensen met elkaar in open discussie gaan over welk maatschappelijk vraagstuk dan ook en over de toestand die ze met z’n allen willen bereiken. En daar speelt het toeval en de oneindige waarschijnlijkheid.
Sommigen zullen antwoorden: “daarmee ontkom je toch niet aan het onbewuste leven waarover Freud het zo uitvoerig had”?
Natuurlijk niet en dat zal ook nooit lukken. We kunnen immers niet buiten de mogelijkheden van ons genus treden.
Maar we kunnen wel onze ware aard aanvaarden. Mensen bezitten die mogelijkheid. Als een viroloog een collega van hem uitscheldt omdat deze laatste een diametraal ander standpunt inneemt, dan moeten we beseffen dat hier andere dan bewuste en rationele overwegingen in het spel zijn. Het voormelde geldt dus ook voor dit soort mensen! De zaak begint daarom altijd met het weten dat we de loopjongen van ons eigen onbewuste zijn. We moeten daaruit dan leren op onze hoede te zijn. In tegenstelling tot dieren kunnen mensen dat wel.
De consequentie is veel verreikender dan we misschien wel denken. Theorieën over complotten of de ongenuanceerde afwijzing daarvan, verwijzingen naar duistere tijden uit het verleden, gezagsargumentaties, sfeerschepping en allerlei pogingen om andersdenkenden op oneigenlijke gronden het zwijgen op te leggen: daarop moeten we erg bedacht zijn, want daar loert altijd weer het duiveltje uit het onbewuste doosje. Als we aan dit soort vaak begrijpelijke reacties toegeven, dan maken we onszelf tot gemakkelijke speelbal van een zich altijd opdringend onbewuste en van de bijhorende illusies waarin we zelf graag geloven.
Een simpel voorbeeld kan alles verhelderen. Enkele jaren geleden werden vuurwapens bij wet verboden. Werden er sindsdien minder moorden gepleegd? Het antwoord laat zich raden: het duiveltje uit het doosje werd er niet door verjaagd. Dus hebben we ons laten vangen, ondanks alle redelijk lijkende argumentatie. Of nog: als we behoefte voelen om elkaar de loef af te steken door het uitvinden van nieuwe hebbedingetjes, zouden we dan niet eens eerst nadenken wat dat duiveltje uit het doosje daar mee kan uithalen? Hoe zegden de Grieken dat weer? Gnothi Seauton? (“Ken uzelf”)
Dit is inderdaad veel meer dan theorie
Waarom zoveel aandacht voor wat per slot van rekening toch veeleer zorg lijkt voor psychologen en psychiaters, die hele dagen bezig zijn met het doorwrochten van de zielen van mensen die men doorgaans als ziek of abnormaal omschrijft?
De eerste reden is: de werkzaamheid van die onbewuste wereld in onze hersenen is even belangrijk voor gewone, gezonde mensen als voor mensen die we ziek plegen te noemen.
Om als normale mens in een gemeenschap door het leven te gaan, moet onze onbewuste wereld goed functioneren. Het volstaat ons innerlijke leven overhoop te zetten om ons sociaal volkomen te isoleren. Onze innerlijke onbewuste ervaringen moeten dus op de juiste manier georganiseerd zijn, bijvoorbeeld om de gevoelswaarde van een heleboel dingen te begrijpen. Anders reageren we verkeerd en dat kan vreselijk slecht uitpakken.
Hiermee wordt tegelijk duidelijk beklemtoond dat mensen leven in een sociale wereld. Hoe mensen elkaar ervaren, hoe we onszelf zien als we met andere mensen samen zijn, welke betekenissen we hechten aan gewone, alledaagse dingen van en in het menselijk samenleven: dat alles speelt zich voor het overgrote deel op een onbewust niveau af.
Als we het sociale leven in een samenleving willen begrijpen, moeten we kijken naar wat leeft in het onderbewustzijn.
Wat algemener: mensen maken theorieën over onze fysische wereld. Maar als sociale wezens vormen wij ook theorieën over de sociale wereld. Die theorieën bepalen mee de vorm en de verdere ontwikkeling van het avontuur dat het leven van mensen in gemeenschappen is. Die theorievorming speelt zich in belangrijke mate in het onbewuste af. Zo bepaalt het onbewuste uiteindelijk in grote mate wat het is mens te zijn in een mensenwereld.
Hiermee komen bij het meest fundamentele punt.
De evolutie heeft deze onbewuste onderbouw niet voor de grap in ons gelegd. De natuur houdt niet van nutteloosheid: wat overtollig is wordt genadeloos weggesnoeid. Het is goed dat goed voor ogen te houden.
Al in de jaren ’80 van de negentiende eeuw schreef Charles Peirce dat het vermogen om op een onbewust niveau met medemensen om te kunnen gaan, het indrukwekkendste is van onze instinctieve vermogens. Peirce was van mening dat zonder dit onbewuste leven in ons het menselijk ras hoogstwaarschijnlijk al lang zou zijn uitgestorven.
Wie kijkt naar de wereld van vandaag beseft dat deze uitspraak van Peirce waarschijnlijk actueler is dan ooit.
Toen onze vroege voorouders vuur maakten om hun jachtbuit te roosteren, ontbraken hen gewoon toen de mogelijkheden om in zichzelf of in hun wereld grote ravage aan te richten.
Maar alleen al onze technologische mogelijkheden zijn vandaag van die omvang, dat we deze geruste houding maar best opzijzetten. En onder technologie moeten we ook de methoden verstaan om een irreëel wereldbeeld te construeren.
Meer dan ooit is het daarom van het grootste belang om het verschijnsel mens zo goed mogelijk te begrijpen. En dat kan niet zonder naar zijn onbewuste wereld te kijken, waarvan de indrukwekkende omvang hiervoor werd aangewezen. Pas dan zal het mogelijk worden beter de momenten te identificeren, waarop onze hele soort existentieel gevaar loopt. Pas dan wordt het mogelijk om het gevaarlijke duiveltje uit het onbewuste doosje met succes in de gaten te houden. En ook pas dan wordt het mogelijk om een leefbare samenleving te organiseren die de nu eenmaal bestaande moderne technologische mogelijkheden incorporeert.
Slot
Wat hier kort beschreven staat is niets minder dan een wetenschappelijke revolutie, die onder meer mogelijk werd dankzij de komst van nieuwe neuronale waarnemingstechnieken in de jaren tachtig van de afgelopen eeuw. De eer om de eerste stappen naar die wetenschappelijke revolutie te zetten komt toe aan Sigmund Freud.
Het is echter niet alleen een wetenschappelijke revolutie. We staan ook voor een menselijke revolutie. We staan voor een veel omvattender taak, misschien wel de lastigste uit de geschiedenis van ons genus. Misschien is dit probleem zelfs groter dan de hele klimaatproblematiek.
We moeten onszelf doordringen – overtuigen, inprenten, want het is een moeizaam leerproces - van onze eigen natuur zoals die echt is – zo goed alleszins als we die natuur zelf kunnen kennen.
Dat alles schreeuwt om een goed onderwijs, om het aanleren van een scherpe zelfkritische geest, om veel inspanning voor wetenschappelijk onderzoek en om een betere mediawereld.
En omdat onze vrijheid ontstaat in het vaak geroemde maatschappelijk debat zou dat laatste wel eens veel belangrijker kunnen zijn dan we tot nog toe dachten, want dáár dààr bevindt zich onze democratie. Er wordt aan de democratie thans te veel lippendienst bewezen.
Heel misschien leren we onszelf dan zelfs op te vatten als een schepsel onder al die andere schepsels die deze wondere planeet bewonen.
Dat zou voor meer evenwicht kunnen zorgen.