tussen geld staanDe particratie leidt steeds sterker tot een gesloten regime en steeds minder tot een stem van het volk. De financiering, om de partijen te beschermen tegen lobbygroepen, maakt ze zelf tot lobbygroepen.

 

 

 

Bij het lezen van politoloog Bart Maddens die schreef dat de politieke partijen een grotere waarde toekenden aan de kiezer (Knack online 23/08), maakte ik van vreugde een salto. Onderweg besefte ik helaas dat het niet waar was en de landing was nogal onzacht. In plaats van 1,49 euro zijn wij, kiezers, voortaan wel 2,99 euro waard, maar dat dient enkel voor de financiering van de politieke partijen.  Dat had ik dus te laat door. Deze nieuwe regeling moet het gebrek aan maatschappelijk draagvlak compenseren. Dat de regering Di Rupo  hiermee opnieuw haar gebrek aan empathie voor de kiezer etaleert, blijkt geen obstakel te zijn. Zo min als dat de ecologisten (+ Groen/Ecolo) zich opnieuw presenteren als waterdragers van een regering waar zij geen deel van uitmaken. Zij worden immers beloond met klinkende munt.

Geen lobbygroepen meer

Terugblikkend zijn we niet vergeten dat de publieke financiering bedoeld was om politieke partijen te behoeden voor een te grote afhankelijkheid van lobbygroepen die hun eigen belangen verdedigen. De mantra luidde toen dat de partijen met het geld van de belastingbetaler op zak meer geneigd zouden zijn om het algemeen belang te dienen.  Ondertussen hebben we hier enige ervaring mee  opgedaan: de financiering is een succes (voor de partijen), het algemeen belang dienen lijkt een moeilijker oefening te zijn.

In België is de politieke onafhankelijkheid van lobbygroepen inderdaad een misplaatste grap. Immers, de politieke wereld heeft zélf de lobbygroepen formeel ingesteld – het zogeheten middenveld - en ze de macht gegeven om in zijn plaats het beleid te bepalen voor de meest cruciale aspecten van een mensenleven: de gezondheid, de sociale omgeving en de tewerkstelling. De partijen hebben zich met deze spelers geassocieerd. Echte apolitieke spelers zouden hun invloed alleen maar afremmen.

Zelfs Bart Brinckman omschrijft in dS (26/08) het dieperliggend probleem als volgt: “Voorlopig blijven partijen noodzakelijk om de democratie te laten functioneren. Maar politieke wetenschappers vinden al langer dat de financieringswijze hen bevrijdt van een maatschappelijke verankering. Partijen krijgen voor zowat 90 procent hun geld van de staat. Het comfortabel eten uit de staatsruif maakt lui. De opkomstplicht, die partijen ontslaat van de moeite om kiezers te overtuigen een stem uit te brengen, versterkt dit”.

De publieke financiering had nog een ander voordeel voor de politieke partijen: terwijl lobbyisten vooral de verkiezingen sponsorden, hebben de partijen via de publieke financiering zich meteen ook verzekerd van de nodige geldelijke middelen om hun dagelijkse werking te betalen. Zo groeiden ze uit tot echte zelfstandige bedrijven. Terwijl men zou denken dat politieke ondernemers hun medewerkers beter behandelen dan die ‘op winst beluste’ ondernemers, gebeurt net het omgekeerde. De ultieme kick van toppolitici blijkt ‘het maken of kraken van carrières’ te zijn. De partijen evolueren steeds meer naar dynastieën met erfelijke opvolging en partijslaven waarvan het gelukkige deel de Kamer en de Senaat mag vullen. De minder gelukkigen worden zoet gehouden met even partijafhankelijk werk op de achtergrond, in studiediensten of mantelorganisaties. Zulk een invulling van de particratie leidt niet tot een open samenleving, maar tot een gesloten systeem. Zo worden partijen zelf lobbygroepen met een buitenissig grote macht.

Iedereen niet inbegrepen

Wouter Beke wond er zelfs geen doekjes om: de fractiemedewerkers van de senaat werken eigenlijk voor de partij en dus moet de vergoeding blijven bestaan ook al zijn die niet meer nodig voor het 'senaatswerk'. Hiermee zegt Wouter Beke ‘en passant’ dat de partij zich in de plaats stelt van de verkozenen en dus van het algemeen belang. Innesto! Iedereen inbegrepen, tenminste als het om de partijinkomsten gaat. 'Inesto' is dus geen nieuwe oploskoffie maar een nieuwe manier om de partijkas te spijzen.

Bart Brinckman schrijft over dit specifiek : “Dat partijen fractiemedewerkers zonder verpinken beschouwen als ‘eigen personeel’ versterkt het beeld van een particratie waarbij almachtige leiders carrières maken en kraken. Hoeft het dan te verbazen dat de slagkracht van de volksvertegenwoordiging ten aanzien van de regering enkel afneemt?”

Wat we ondertussen wel weten is dat onder meer de studiediensten van de politieke partijen veel geld kosten maar enkel het partijbelang dienen. Want als we even aannemen dat ze het algemeen belang dienen, dan zou het toch voor de hand liggen om ze allemaal samen te zetten en er een forse publieke studiedienst van te maken die alle kennis verzamelt en op een transparante manier iedere ‘verkozene’ (en het publiek) kan voorzien van alle gevraagde informatie. Zou dat niet in het belang zijn van de parlementaire democratie?  

Als het evenwel een stap te ver is om te beweren dat politieke partijen zelfbedieningszaken zijn, dan hadden de voorzitters van de partijen die deze nieuwe regeling willen erdoor duwen ten minste de moeite kunnen doen om de kiezers uit te leggen hoe ze met die acht miljoen euro extra, ook beter het algemeen belang zullen dienen. Dat ze in het Canvasdebat (Terzake 27/08) weigerden hun standpunt te verdedigen spreekt voor zich. Een duidelijker gebrek aan empathie voor de kiezers is nauwelijks mogelijk.

Dwarsligger

Zie ook het artikel  'Partijfinanciering zure oude wijn' van Martha Huybrechts.