soap bubbles 1106868 960 720Moeten we industrie proberen te behouden? Prof. De Grauwe (66) meent dat we onze industrie best laten schieten want ze overleeft toch niet meer. Holslag daarentegen (32) meent dat we met alleen maar diensten onze welvaart nooit op peil kunnen houden, noch onze import financieren. Typerend voor het verschil tussen het oudere Belgische establishment en jonge academici met een sterke(re) internationale focus?

 

Moeten we een sterke industrie proberen te behouden? Twee hoogleraars verschillen van mening: De Grauwe (66) meent dat we ons industrie best laten schieten want ze overleeft toch niet meer. Holslag (32) meent dat we met alleen maar diensten nooit onze welvaart op peil kunnen houden, noch onze import financieren. Typerend voor het verschil tussen het oudere Belgisch gezinde establishment en jonge academici met een sterke internationale focus?

Professor De Grauwe (London School of Economics) stelt in DM, bij de sluitingen van Ford Genk en Arcelor Mittal, dat de zware industrie in België niet meer te redden is. De loonlast is zeker niet de enige reden. Ook in industrielanden met lagere loonkosten, zoals het Verenigd Koninkrijk, sneuvelen massaal banen in de zware industrie. Volgens De Grauwe hoeft dit geen catastrofe te zijn omdat het verlies aan banen wordt gecompenseerd door de creatie van banen in de dienstensector en de lichte industrie (technologie).

Professor Jonathan Holslag, expert in internationale relaties (VUB) volgt die redenering deels, maar waarschuwt voor een dienstenzeepbel die België in een diepe crisis kan brengen. De cruciale zwakte van de dienstensector in België is dat die weinig exportgericht is. De diensten hebben voornamelijk te maken met de eigen bevolking, en dan vooral, direct of indirect, de dienstverlening door de overheid. Er is dus wel degelijk productie maar het zorgt niet voor de benodigde export om de Belgische import te financieren, of om de schuldenlast te laten dalen. Om die reden loopt de redenering van De Grauwe spaak: de creatieve destructie werkt namelijk enkel in een vrije markt, en niet in een economie die teveel ondersteund is door de overheid.

In feite heeft België behoefte aan jobs die niet rechtstreeks of onrechtstreeks gerelateerd zijn aan de overheid (i.c. overheden in België). Deze jobs worden betaald met belastingsgeld. Er wordt daar ook wel belasting op betaald, maar het is een gesloten circuit, m.a.w er komt geen geld van buitenuit bij doordat de productie niet op externe markten wordt afgenomen. Er komt enkel ‘vers’ geld bij door de diverse taksen en belastingen, o.m. op lonen in de industrie en dienstensector.

Gelet op het feit dat er veel overheidsjobs zijn, is de massa niet-overheidsjobs niet genoeg om deze carrousel te financieren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de belastingdruk evenredig toeneemt met het aantal overheid gerelateerde jobs. Door deze belastingdruk vermindert de financiële ademruimte van de gezinnen en van de bedrijven om te investeren. Hierdoor komt de werkgelegenheid in het gedrang en hebben de overheden de neiging om de gemakkelijke weg te kiezen, namelijk zelf banen creëren: de vicieuze cirkel.

De overheid vergt teveel kosten. Deze kosten kunnen verminderd worden door de middelen efficiënter in te zetten, maar nog belangrijker moet de vraag gesteld worden of de overheden al de taken die ze op zich nemen wel allemaal uitvoeren? Beter zou zijn om de schaarse middelen in te zetten om de industrie en de dienstensector te stimuleren.

Het afstoten van taken en het efficiënter maken van de overheden zal natuurlijk het aantal overheidsjobs doen afnemen (minder druk op de uitgaven). Dit zal natuurlijk gecompenseerd moeten worden door jobs die niet aan de overheid gerelateerd zijn. En daar wringt het schoentje vooral in Wallonië omdat daar maar relatief weinig KMO's zijn die flexiebel kunnen inspelen op de snelle veranderingen in de wereldeconomie en het is daar ook waar de industrieën weggaan. Door de zeepbel zal dit ook gevolgen hebben voor Vlaanderen, en zal zonder ingreep deze economie beginnen sputteren, en vergeet niet 82,55% van de Belgische export in 2011 kwam door Vlaanderen (Wallonië: 15,45% en Brussel voor de resterende 2%).

Dwarsligger