Med moneyGastauteur, Jan Vercammen cardioloog en gewezen federaal volksvertegenwoordiger, belicht aspecten van de ziekenhuiswereld die minder aan bod komen in de traditionele media.

De roep naar een artsenvertegenwoordiging die er toe doet neemt toe, zeker nu een aantal grote spelers in de zorg hun kanonnen nadrukkelijk in stelling brengen. Vooral de oudere generatie ziekenhuisartsen likt elk jaar z’n wonden nadat nieuwe tariefafspraken vanuit de MedicoMut worden bekend gemaakt. Daar proberen de artsenvakbonden de meubelen te redden van een uit de hand lopend budget van een overheid die ooit beloofd heeft garant te staan voor de medische zorgen van al haar onderdanen. Opnieuw gaat de kaasschaaf over recente wonden. Ook de beheerders goochelen met ‘belastingen voor ziekenhuisartsen tweede pijler’: indirecte kosten, inningskosten, informaticakosten, herziening van de (ziekenhuisgebonden) financiële regelingen over de afdrachten op de honoraria. Daar bovenop: divide et impera. Met het goede oude ‘verdeel en heers’ wordt het artsengild uit mekaar gespeeld: huis- versus ziekenhuisartsen, clinici tegenover lab- en fotogeneesheren, top- tegen dorpsdokters…

Er is geen weg terug. Het Zuiden des lands roept al jaren dat er te weinig artsen zijn… het Noorden weet dat de waarheid iets genuanceerder is. Dat er ooit te weinig artsen zullen zijn met de huidige stand van het land klopt, maar misschien vooral in bepaalde financieel minder interessante disciplines. Laten we kijken naar het wachtgebeuren. De creatie van grote huisartsenwachtposten rationaliseerde - in een relatieve stilte en tegen lichtsnelheid, politiek gesproken toch - een jarenlang aanslepend probleem: de dringende zorg.

De huisartsenwachtpost 2.0 -  niet zelden in de buurt van een grote spoedopname (bij ons op het dak zowaar!),  met een correcte vergoeding en een ronduit schitterende omkadering (auto met chauffeur, onthaal, verpleegkundige ondersteuning,…)- kan elke huisarts in de regio met enkele drukke weekends per jaar z’n wachtverplichtingen vervullen, vaak in een gelijktijdige permanentie met één of meerdere collega’s. Dat is kwalitatiever én efficiënter dan als solist voor een spreekwoordelijke appel en een ei een hoop weekends op te offeren in een thuiswacht. Vrouw/partner en kinderen ondergaan de  willekeur van de Fortuin (veel of weinig werk), waarbij elk mooi moment door telefoon of de deurbel kan vergald worden.

De onmiddellijke nabijheid van het ziekenhuis garandeert een perfecte ‘back-office’ met een lab, foto’s, en efficiënte wachtdienst voor elk specialisme… evenals permanentie van de nieuwste specialiteit: de spoedarts.

De urgentie-artsen of spoedartsen… : stilaan tussen hamer en aambeeld, als kind van de rekening. Gesalarieerd of schijnzelfstandige, verplicht om alles (en liefst superefficiënt) te factureren via en voor het Grote Huis. Er lopen daar prima collega’s rond. Helaas sijpelen de frustraties er af en toe van de muren. Ook valt een rijke schakering op van internationale collega’s uit lagere loonlanden. De lezer vergeeft hopelijk de politiek  incorrecte uitdrukking.

Precies dit laatste element verraadt een snijdend argument tegen de salariëring van (top)dokters: regressie naar het gemiddelde, het gewone, het respectloze banale normale, elk z’n uren, allemaal assistent en ready to burn out, ditmaal zonder carrièrevooruitzichten als consultant of superspecialist aan de top van de voedselketen. Als oud-student bewaar ik een groot respect voor professor Jan De Maeseneer. De wereld bestaat helaas niet uit vrome rode en groene idealisten. Wij, gewone stervelingen, verdienen onze kost voor vrouw en kinderen, voor wie we een prettige levensstandaard nastreven waar we ons goed en gerespecteerd bij voelen. De zo geroemde intrinsieke motivatie is fijn en levensnoodzakelijk, maar je kan er niet van eten. Laat staan een Lamborghini van kopen, zoals een Belgische krant liet uitschijnen. Ik ken trouwens alleen voetballers en een enkele wielrenner met zo’n ‘macchina’.  De eerste collega met een Lambo: gelieve de redactie van ‘De Tijd’ te contacteren. De sfeer en de framing zijn wel gezet.

John Crombez gooit zich nu in de discussie, in een nogal doorzichtig één-tweetje met z’n minister, de ICURO-zorgnetkoepel van ziekenhuisbeheerders en de ziekenfondsen, met hetzelfde doel: de dure artsen kortwieken. Met de mond vol over preventie en overconsumptie. Ik zoek ze nog altijd: de eerste generatie politici die de kiezer wil penaliseren voor z’n levensstijl… Gaan de rokers, de drinkers, de nooit-sporters een hogere rekening gepresenteerd krijgen? Gaan zwaarlijvigen of overijverige barriatrische chirurgen naar het heropvoedingskamp gestuurd worden? Gaan derde of vierde opiniezoekers hun terugbetaling verliezen? De zon zal nog eerder opkomen in het Westen. Ondertussen zijn netwerken met bijhorende overkoepelende overlegstructuren  in volle wildgroei: postjes en tussenniveaus creëren… dat is nu eenmaal de natuur van het politieke beestje. Opnieuw met alle respect: als de heer Daniël Termont, ereburgemeester van Gent, hoofd wordt van een ziekenhuisnetwerk, hoeft er ook voor de domste Belg geen tekening meer bij.

Ooit zei een verstandige minister van volksgezondheid: ik wil meer handen aan het bed. Ik zie vooral veel handen op de eigen portefeuille. Het wordt moeilijk. Wordt verwacht: een krachtmeting met een Mexicaans leger. Zie deel 2.

Dr. Jan Vercammen

Cardioloog

Gewezen federaal  volksvertegenwoordiger