Als vertegenwoordiger van het volk neem je dagelijks een bad in politieke correctheid. Om alle verwarring uit te sluiten: het gaat niet om hoffelijkheid/beleefdheid. Ik leg uit.
Als politici losgelaten worden in de arena van de menselijke miserie, ontstaat een opportuniteit om populariteit te winnen en stemmen te halen. Een visceraal reflex in het politiek brein dicteert dan het gedrag: hoe surf ik mee op deze golf. Hoe meer moreel hoogstaand de positie op de surfplank, hoe hoger de score bij het toekijkend strandpubliek.
Terwijl ik dit schrijf, wordt een wetsvoorstel overwogen om de slachtoffers van terreur een voorkeursbehandeling te geven. Verschillende partijen en collega’s voelen zich immers geroepen om in het licht van de aanslag van 22 maart 2016 een soort rangschikking te maken in menselijke ellende of pech. Terrorisme is immers dé maatschappelijke prioriteit geworden. De kans dat terreurslachtoffers op een positieve discriminatie van de Wetgever mogen rekenen, groeit zienderogen. Het wetsvoorstel zou voorzien in een statuut van ‘nationale solidariteit’, met inbegrip van een herstelpensioen, extra terugbetaling van medische zorg, en zelfs een aanpassing van het erfrecht wordt overwogen.
Op dit ogenblik luister ik naar het emotioneel geladen commentaar van slachtoffers. Zowel in de huidige als in de toekomstige wetgeving liggen tonnen discriminatie verscholen. Immers: buitenlanders vallen uit de boot, bepaalde medische zorgen plus terugbetaling verschillen tussen de regio’s, sommige privéverzekeringen zijn completer dan andere, bepaalde artsen blijken niet geconventioneerd. Hopen miserie en persoonlijke ellende passeren de revue, zorgen voor tranen en beverige stemmen.
Ergens in m’n hoofd gaat een vervelend knipperlicht branden. Als arts én als mens, zag ik nooit de wiskunde in liefde en lijden. Is één kind verliezen door een verkeersongeval meer of minder erg dan in een ontploffend metrostel? Is de dood van een handelsreiziger op een luchthaven van een hogere orde dan van een mama die begeeft onder de metastasen van een verwoestende borstkanker?
Het leven is niet fair, zingt Hugo Matthijssen. Hij trekt me bij m’n laatste haren uit deze bodemloze poel van menselijke miserie. Het relativeringsvermogen van een politicus mag geen grenzen kennen. Gisteren fietsten we voor ‘Kom op tegen kanker’, de hoorn van Afrika alweer half vergeten. Alle leed van de wereld schreeuwt om begrip en compensatie. Met elk verhaal wordt onze huid dikker. Deze dikhuid moet misschien stilaan op zoek naar een collega dermatoloog.
Hopelijk wint het wetgevend verstand het van de tirannie van het tijdelijk sentiment en de politieke correctheid: welke wet volstaat immers als antwoord op persoonlijke of maatschappelijke ellende?
Dr. Jan Vercammen
Cardioloog
Volksvertegenwoordiger Kamer