gekleurde punten halfrondOm het aangekondigd debat over de parlementaire democratie op een methodisch manier te voeren kozen we voor een thematische aanpak. Hierna volgt het eerste thema: Democratie en de macht van het volk

 

 

Dossier Parlementaire democratie

Woord vooraf

In de komende weken zullen we telkens een thema aansnijden waarop we commentaar vragen aan politici en experten. Maar omdat we de parlementaire democratie te belangrijk vinden om ze over te laten aan de politici alleen, rekenen we eveneens op reacties van geïnteresseerde lezers. Zo lang het debat loopt kan gereageerd worden op elk thema. En voor alle duidelijkheid: in dit stadium is het niet de bedoeling om alternatieven voor de huidige situatie voor te stellen. We willen eerst het huidig systeem doorgronden en er de voor- en nadelen van kennen.

Om in de sfeer van koning voetbal te blijven: wat hierna volgt is een voorzet. Aan u, beste lezers, om de goal binnen te koppen of om de netten ongeschonden te houden.

Thema 1 Democratie en de macht van het volk

In het artikel over een betere democratie begonnen we met het standpunt van de Amerikaanse politoloog Yascha Mounk.  Hij is heel sceptisch over het democratisch gehalte van onze Westerse democratieën en stelt de vraag of dit het enig goede systeem is. Het is onloochenbaar dat we de voorbije eeuw in België een lange weg aflegden, maar of deze evolutie ook voor meer macht zorgde voor de ‘demos’, het volk, is zeer de vraag. Trouwens, ook bij ons zijn er bekende politici, waaronder de recent overleden Jean-Luc Dehaene, die zich vragen stellen bij de parlementaire democratie. Voldoende stof voor een diepgravend debat.

Evolutie van de parlementaire democratie in België

Van bij de oprichting van België was politiek bedrijven een privilege van een vermogende elite. Het cijnskiesrecht beperkte het kiesrecht tot diegenen die minstens 20 frank belastingen betaalden. Wie minder betaalde (zo’n 98 %) werd dus uitgesloten van de politieke macht. (Uit Wikipedia) ‘Het basisidee achter deze stelling is eenvoudig. Alle beslissingen van de wetgevende macht kosten belastinggeld. Enkel die personen, die meer belastinggeld bijdragen aan de overheid dan gelden van de overheid ontvangen, onder de vorm van loon of uitkering bijvoorbeeld, mogen beslissen hoeveel belastingen de overheid heft en waar deze belastinggelden aan worden besteed. Want het is gemakkelijk dure beslissingen te nemen waarvan de kosten door iemand anders gedragen worden’.

De ontvoogding onder druk van de socialistische beweging en ook dank zij het onderwijs, zorgde ervoor dat we vanaf het einde van de 19de eeuw evolueerden naar het algemeen enkelvoudig stemrecht met als sluitstuk (vanaf 1948) de gelijkberechtiging van vrouwen. Met uitzondering van algemeen erkende voorwaarden (leeftijd, nationaliteit, …) was het de bedoeling om iedereen op een gelijkwaardige manier te laten deelnemen aan de politieke besluitvorming.

Maar wie denkt dat het individu daardoor ook meer macht kreeg, vergeet de macht en sociale druk die uitging van de traditionele bastions, die de wil van de bevolking kanaliseerden ‘in de juiste richting’. De belangrijkste maatschappelijke speler was ongetwijfeld de Katholieke Kerk. Het is dus niet verwonderlijk dat de Katholieke Partij, voorloper van de huidige CD&V, gedurende eenenvijftig jaar onafgebroken regeerde (van 16 juni 1884 tot 2 augustus 1945). Behoren tot de verkeerde partij leidde in de beginperiode soms tot maatschappelijke uitsluiting én zelfs verlies van werk. Dat de bevolking vandaag niet meer onder de knoet leeft van de ‘kansel’ betekent echter nog niet dat er nu meer ‘basisdemocratie’ is. Andere spelers hebben de rol van de kerk overgenomen. Ook vandaag nog hebben de organisaties, die men ‘het maatschappelijk middenveld’ noemt, een zeer grote invloed op het politieke leven.

Maar de belangrijkste spelers werden ongetwijfeld de politieke partijen. De putsch van de politieke partijen wordt het best geïllustreerd door de subsidiëring die zij zichzelf toekenden. Volgens Bart Maddens en Karolien Weekers (DM 29/04/2009) bedroeg de  staatssteun in 1971 127.579 euro, maar in 2010 was dat opgelopen tot 63 miljoen euro, of 500 maal meer. Zelfs De Croo vindt dat politieke partijen (die zowat 80 % van hun inkomsten uit overheidssubsidies halen) parastatalen zijn geworden (Knack 29/04/2009). Is dat geen voldoende reden om de toekomst van onze parlementaire democratie niet langer over te laten aan de particratie? 

De vragen bij thema 1

Voldoet de parlementaire democratie, zoals deze in België wordt georganiseerd, nog aan de verwachtingen van de bevolking? Welke zijn de pijnpunten?

Welke is de rol van de middenveldorganisaties (vakbonden, sociale organisaties, werkgevers- en andere vakorganisaties): drukkingsgroepen of spelers die buiten het parlement om het sociaal beleid bepalen en het grootste deel van het staatsbudget mede beheren?

Is het aangewezen om sommige organisaties zonder politieke verantwoordelijkheid en zonder rechtspersoonlijkheid openbare opdrachten te laten uitvoeren (o.a. uitbetaling werklozensteun, terugbetaling ziekenkosten)?

Is het nog actueel om de sociale activiteiten te differentiëren op basis van religieuze, ethische opvattingen, of zou het beter zijn om deze te organiseren op basis van specifieke doelgroepen?

Staat de particratie in de weg voor een goede functionering van het parlement?

Alle gepubliceerde thema’s zijn terug te vinden via de tag ‘parlementaire democratie’

Uw commentaren zijn welkom via Contact

Aankondiging volgend thema

Het volgend thema gaat over “De relatie tussen de bevolking en de volksvertegenwoordigers”.

Dwarsligger