dwarsliggers

Dwarsliggers ... noodzakelijk om het rechte spoor te houden
          
lees meer over onze filosofie

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

bib in ruineRecent deed de bib van Herentals een hoop van haar oude boeken van de hand. Zoals dat in zo’n gevallen gaat, werd de prijs per centimeter bepaald.

De meeste van die boeken zijn – zoals men kan verwachten – niet veel soeps. Maar soms zitten er juweeltjes tussen.

Zo stootte ik op een verzamelbundel van Willem Frederik Hermans: het grote medelijden.

De naam W.F. Hermans (1921-1995) zal de jongeren onder ons misschien niet veel zeggen, maar liefhebbers van literatuur kennen zijn naam zeker.

Velen hebben zeker zijn beroemd essay De laatste roker gelezen. Op een messcherpe manier schetst Hermans de dystopie, die zich volgens hem in 2021 in zijn geboortestad Amsterdam zal afspelen.

Ik moest er onmiddellijk aan denken toen ik de verhalenbundel van de bib ’s avonds in mijn zetel opende.

Het verhaal gaat zo:

In 2021 is tabak en het roken in het algemeen in Amsterdam verboden. Aan dat verbod wordt streng de hand gehouden. Zelfs in de trams wordt scherp gecontroleerd of niemand in het bezit van tabak is. Wie betrapt wordt staat een fikse boete te wachten. Dezelfde controleurs die toezicht moeten houden worden ook geacht zonder pardon de lieden te bestraffen, die het aandurven Hollands te spreken.

Ondanks die nietsontziende jacht van de politie op de overtreders van het tabaksverbod, komt een 84-jarige en nog steeds kankervrije meneer Vroegindewey in het bezit van een heuse Gauloise-sigaret, overigens Hermans eigen favoriete sigaret. Het uiteraard clandestiene kleinood wordt ontdekt door twee jonge politieagentes. Het verhaal eindigt met een afschuwelijke dood van meneer Vroegindewey.

Hermans vertelt hier een verhaal over een dystopische wereld, waarin de politie mensen voor - in onze ogen - totaal onschuldige ‘misdrijven’ oppakt, zozeer zelfs dat die mensen er het leven bij inschieten.

“Misdrijven”…

Ik heb me afgevraagd waarom ik aan dit verhaal moest denken – uitgerekend een verhaal van dystopische aard.

Ik zie twee redenen.

De eerste is er een algemeen gevoel dat zich in onze hedendaagse samenleving verspreidt en dat een pessimistische, zelfs misantropische geest uitademt. De wereld van vandaag is niet langer een wereld waarin mensen rustig kunnen leven, genietend van een leefwijze die gekenmerkt wordt door de zekerheid dat de dingen beheersbaar zijn en het menselijk lot bijgevolg draaglijk.

Anders dan in de jaren van W.F. Hermans krijgen we vandaag te maken met artificiële intelligentie, waarvan velen zich afvragen of dit de voorbode is van een wereld, waarin intelligente robotten de plaats van de mens als heerser van de planeet zullen hebben overgenomen. We worden geconfronteerd met politieke en economische machten die volkomen ontsnappen aan onze democratische controle.

En om terug te komen op Hermans’ verhaal in De Laatste Roker, waarin het Hollands in Amsterdam verboden is: zoiets roept onverbiddelijk het doembeeld van wat in deze woke-tijdperk niet mag benoemd worden, maar dat we allemaal kennen als omvolking. De blanke autochtonen zullen in onze oude steden die onze voorgangers met zoveel ijver hebben opgebouwd, veruit in de minderheid zijn.

En tegelijk voelen velen onder ons zoiets in de aard de politie van Amsterdam, maar dan op jacht naar overtreders van een klimaatwet of individuen die hun quotum aan CO2 voor dat jaar al hebben verbruikt, maar niettemin toch op illegale wijze aan vlees geraken - terwijl het eten van vlees op zich in de groene wereld van de hedendaagse politiek correctie lichtkevers als een zware misdaad geldt.

Een tweede reden om De Laatste Roker in herinnering te brengen is de natuur van de schrijver.

Terwijl ik dit schrijf, heb ik een artikel Een leven lang schrijven tegen leugenaars, gekken en malloten in de NRC- Handelsblad van 28/4/1995 kunnen opdiepen.

Het artikel, van de hand van een universitair docent Nederlandse literatuur, beschrijft Hermans als een misantropische, pessimistische man, die verweten werd dat hij met zijn geschriften mensen zou pesten. Hermans spaarde niets of niemand. Typische is de titel die hij aan een andere bundel heeft gegeven: Door gevaarlijke gekken omringd.

Hermans was een laspost, een onuitstaanbare sarcast, een querulant, een betweter. Maar niemand kon eromheen: Hermans had bijna altijd gelijk. Of toch: héél vaak.

Hermans wordt beschouwd als één van de grootste Nederlandse schrijvers van de twintigste eeuw, naast Reve en Mulisch.

Maar Hermans was niet alleen maar schrijver.

Hij was ook wetenschapper. Hij promoveerde in 1955 tot doctor in de wis-en natuurkunde op het proefschrift Description et genèse des dépôts meubles de surface et du relief de l'Oesling. Noteer dat zulks in die jaren nog in een andere taal dat het Engels kon.

Hij verzorgde colleges in de bodemkunde en de geomorfologie.

Die wiskundige geest zette het scherpe verstand van Hermans telkens weer aan tot sarcastische commentaren op politiek en samenleving. Het bleef niet bij commentaar: hij voegde de daad bij het woord. Zo werd hem de toegang tot de stad Amsterdam ontzegd, omdat hij het had aangedurfd Zuid-Afrika te bezoeken – in volle apartheidstijd, hetgeen in het betweterige, wereldverbeterende Hollandse wereldje volstrekt onaanvaardbaar was, jazelfs: ondenkbaar.

Hermans vond dat Hollandse wereldje nogal kleinzielig en zijn tegendraadsheid maakte het hem soms nodeloos moeilijk in zijn eigen geboorteland.

Over W.F. Hermans is veel geschreven en gezegd. Zijn eigen universiteit dwong hem naar andere oorden te verhuizen: Hermans werkte lange jaren in Parijs en Brussel. Achteraf was die universiteit wel verplicht om haar ongehoorzame, dwarsliggende commilito weer in ere te herstellen.

Hermans is het prototype van de polemiserende literator die het schoppen niet kon laten. Schrijven duldt geen compromissen, zo verklaarde hij.

Maar zijn grote intellectuele pienterheid – hij promoveerde cum laude – dwong zijn tegenstanders vrijwel steeds tot stilzwijgen – of, als dat niet geschiedde, tot gekonkel van twijfelachtig allooi.

Zelf heb ik in Willem Frederik Hermans altijd iets gevonden dat we naar mijn smaak in onze dagen te veel missen: die genadeloze kritische geest, maar goed onderbouwd en van een natuur die anderen doet denken “hij heeft gelijk”. We missen immers dergelijke figuren in een maatschappij waarin zo’n grote nood aan maatschappelijk debat bestaat.

Als we als gemeenschap doorheen deze woelige, onzekere en soms angstwekkende tijden willen komen, dan moeten we dat doen door samen de problemen van onze dagen open en bloot te benoemen en er onze zeg over te doen. En we moeten protesteren, luid en hard, als we als democratische, belastingbetalende burgers daarbij worden gehinderd.

Alleen op die manier kan een consensus groeien die wie na ons komt in staat zal stellen om voldoende samenhorigheid te vinden, waardoor de uitdagingen die zullen komen kunnen aangepakt worden.

Ja, goed: Hermans hield van schoppen. Hielen stampen. Zelfs als hij gewoonlijk gelijk had: zeker in onze dagen is dat niet altijd de goede methode om een doel te bereiken.

Maar één ding moet ik hem in ieder geval geven: Hermans was een dwarsligger van buitengewoon formaat.

Met de restrictie die hierbij hoort: een voorbeeld van een dwarsligger.

Zelf fervent roker – hij rookte drie pakjes Gaulaoise per dag – onderging hij een even vreselijk lot als meneer Vroegindewey in zijn De Laatste Roker: te sterven aan longkanker.

Dwarsliggers ... noodzakelijk om het rechte spoor te houden