Sinds de Vietnamoorlog eindigde in 1975 werd de Westerse (NAVO) Defensie nooit meer geconfronteerd met een hardnekkige en ‘evenwaardige’ vijand.
Voor de Amerikanen was het Vietnamtrauma aanleiding tot de uitbouw van een omvangrijk technologisch arsenaal aan nieuw wapentuig. De schande van de ‘bodybags’, vereeuwigd in Washingtons meest indrukwekkende memoriaal ‘The Wall’, mocht niet meer gebeuren.
In de daarop volgende decennia en tot op heden is er heel veel veranderd. Er werden tal van conflicten uitgevochten waarin de USA actief waren. Maar steeds ging het om een tegenstander die helemaal niet opgewassen was tegen de Amerikaanse superioriteit, ook al werd soms gepoogd om de vijand sterker voor te stellen … om zo de eigen overwinning groter te maken en het eigen wapenarsenaal aan te prijzen bij ‘bevriende landen’. Tegelijk stelden we vast dat de recente militaire interventies nergens leidden tot een stabiele vrede.
De zeer dure technologische wapenwedloop die de USA in gang zette, zorgde voor het ontstaan van de machtigste lobby ter wereld: het militair-industrieel complex (MIC). Deze lobby verkoopt niet enkel wapens, ze verkopen ook ‘oorlogen’ aan regeringen én allerhande terroristische organisaties. De overweldigende macht van het Amerikaanse MIC heeft een enorme prijs, maar dat was voor de USA geen groot probleem, tenminste was, want na de financiële crash in 2008 en de economische stilstand door de huidige Covid-19 pandemie, worden de Amerikaanse staatschuld en de jaarlijkse tekorten op de begroting een echt probleem. Over Europa zullen we maar zwijgen …
Er is nog een ander probleem: het ‘gemak’ waarmee de wapenindustrie zijn producten kan slijten. De verwevenheid van politiek en industrie tot in de hoogste machtscenakels, heeft het management in slaap gewiegd. Dat is duidelijk te merken aan de grote problemen met recente projecten: de ontwikkeling en bouw van de US Navy destroyers van de ‘Zumwald’-klasse, waarvan er 32 zouden gebouwd worden, kende grote problemen die de kostprijs de hoogte injoegen zodat het aantal drastisch werd verminderd. Eenzelfde fenomeen stellen we vast bij het F-35 programma gevechtsvliegtuigen van de ‘vijfde’ generatie van Lockheed Martin. Vooral de zeer lange ontwikkelingstijd en de onopgeloste technische problemen zorgen voor grote twijfels over de uiteindelijke operationele capaciteit. De aanvankelijk beloofde capaciteiten werden afgezwakt en nog erger - omdat intussen de grootste troef, de ‘onzichtbaarheid’, al ‘gekraakt’ is door de modernste afweersystemen nog voor de vliegtuigen operationeel zullen zijn - is de toekomst van dit vliegtuig heel problematisch. En mag het geweten zijn dat dit project bijna duizend miljard kostte sinds 2002!
Vandaag worden deze problemen door de macht van de wapenlobby gemakkelijk onder de radar gehouden. Wellicht is de redenering dat bluf volstaat om een oorlog te voorkomen. Dan is ‘onverantwoord’ een beter passend woord dan ‘marketing’.
Potentiële vijanden
Wat we sinds de Vietnamoorlog meemaakten zijn ‘schermutselingen’ in vergelijking met de twee WO en de Vietnamoorlog. Het grootste risico op een nieuwe wereldoorlog zou wel eens kunnen het gebrek aan politiek leiderschap zijn; WO I ‘revisited’.
Wat we wél kunnen vaststellen is dat de recente gewapende conflicten heel erg verschillen van een klassieke oorlog. Ik heb ooit eens het aantal doden tijdens de buitenlandse operaties vergeleken met de doden tijdens de grootscheepse maneuvers van onze troepen in Duitsland. Het juiste aantal is mij niet bijgebleven maar er was weinig verschil.
Het grootste verschil met een klassieke oorlog is echter de deelname van gewapende burgers die de beperkingen voorzien in het oorlogsrecht zelf niet meer respecteren, maar zich wel in de activistische pers beklagen wanneer de geüniformeerde troepen NOODGEDWONGEN de regels overschrijden.
Wanneer we het MIC en hun gesubsidieerde ‘haviken’ mogen geloven, zijn Rusland en China potentiële vijanden die ons met wapengeweld bedreigen. De argumenten zijn echter zwak. Het is eerder een geloof of een noodzakelijk promotiepraatje voor de eigen oorlogsindustrie. Voor mij zijn dat geen objectieve bronnen en blijft de vraag of dat zo is, overeind.
Machtsfactoren
We evolueren al enkele decennia van één wereldmacht (USA) naar een bipolaire wereld (met de USA en CHINA als dé wereldspelers) en niet naar een multipolaire zoals nogal eens te lezen valt. Dat komt omdat enkele oude welvaartstaten (in het Westen) steeds minder invloed hebben en nieuwe landen (BRIC) hun potentiële capaciteiten nog niet kunnen verzilveren.
Laten we even kijken naar de mogelijkheden van de ‘potentiële’ tegenstanders, op basis van de belangrijkste machtsfactor: de economische capaciteiten om een oorlog te doorstaan en te winnen.
Energieafhankelijkheid
De Europese afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen is bekend en toch hebben we onvoldoende reserves en slagen we er zelfs niet in om deze afhankelijkheid te verminderen door de juiste keuze te maken voor onze toekomstige energiebronnen. En mag het geweten zijn dat de ‘Green Deal’ van de EU duizend miljard euro zal kosten … om volgens Jeffrey Sachs de adviseur van VN-secretaris Generaal Guterres: 'De oliebedrijven moeten sluiten' wat betekent ‘onze industrie slopen’.
De USA heeft (dank zij president Donald Trump) zijn plaats op de wereldenergiemarkt heroverd. Het land kan opnieuw exporteren (en zo andere landen aan zich binden) en kan niet langer gechanteerd worden.
China heeft nood aan heel veel energie voor zijn snelgroeiende industriële activiteiten. Daardoor is het land zeer afhankelijk van de invoer van energie. Daarom zet het land sterk in op het ontginnen van beschikbare kolenreserves én nieuwe nucleaire centrales. Door hun strategie om langlopende contracten af te sluiten met veel verschillinde exporteurs, en zonder politieke eisen te stellen, is China veel minder afhankelijk van crisissituaties en chantage. Het komt daarenboven China heel goed uit dat door de CO2-hype de Westerse vraag naar fossiele brandstoffen niet toeneemt, zelfs vermindert. Daardoor kan China (inclusief alle andere landen die niet meedoen) goedkoper bediend worden en meer invloed hebben op hun leveranciers.
Verlies productiecapaciteiten
De verplaatsing van de productie naar lageloonlanden is al decennia aan de gang. Voor de EU bleef dat deels ‘binnen de eigen grenzen’ dankzij de uitbreiding en het onderling verschil in arbeidskosten. Maar ook de goedkoopste EU-productielanden zijn intussen al hun arbeid aan het uitbesteden in landen buiten de EU waar het nog goedkoper is, of importeren nog goedkopere arbeidskrachten. De ganse EU wordt een doorgeefzone van buitenlandse productie voor binnenlandse consumptie.
In de USA heeft de huidige president het probleem onderkend en hij nam ook ingrijpende maatregelen om deze negatieve ontwikkeling een halt toe te roepen. ‘America First’ mag dan scheef bekeken worden in Europa, het is een maatregel die de USA nodig hadden om een economische herstel te bewerkstelligen.
China zit op rozen. Het heeft alle troeven om zijn economische macht uit te breiden: veel en goed geschoold volk, het land evolueerde van intelligente ‘copy-paster’ naar een leidinggevend innovatief land en koploper in diverse technologische domeinen.
Economisch marktaandeel
De EU is een zeer grote markt en is dus als afzetgebied zeer gegeerd. Dat zou een groot voordeel moeten zijn mochten we ook een vergelijkbaar aandeel in de productie hebben, wat niet het geval is. Dat opent de deur voor buitenlandse grote spelers die de nationale autoriteiten overladen met beloftes van grote investeringen en in ruil voor onzekere tewerkstelling wel garanties krijgen inzake (sociaal nadelige) belastingvoordelen. Deze trend kan alleen nog veranderen wanneer de consumenten het laten afweten. Dat betekent verarming en deze Covid-crisis heeft aangetoond dat dit snel kan gaan. Dat is dus ook geen goed nieuws voor de grote internationale bedrijven uit China en de USA.
De USA hebben een beperkter binnenlandse markt die door president Trump meer wordt afgeschermd tegen buitenlandse concurrentie, iets dat de EU bij gebrek aan politieke leiding niet aandurft en zich ook niet kan permitteren. De wereldwijde aanwezigheid van Amerikaanse multinationals blijft een pluspunt.
China dat zowat op elk continent aan invloed wint, zou minder lijden mocht een of andere markt verzwakken. Alleen, voor elke internationale speler, telt elke afzetmarkt en voor China is de economische bloei uitermate belangrijk voor het behoud van een maatschappelijk draagvlak. Alleen bij succes blijft een dictatoriaal systeem aantrekkelijk voor de bevolking.
Onze conclusie:
- China is een maatje te groot geworden om het militair ter orde te roepen, en het is zelf ook gebaat met vrede voor de verdere uitbouw van zijn economische wereldhegemonie. Intern zal het regime daarop afgerekend worden.
- De USA heeft nood aan internationaal weerwerk zodat de economische relance zich doorzet en om wat Trump beoogt tegelijk de geldverslindende wereldwijde militaire interventies af te bouwen. De economische keuze voor ‘America first’ was strategisch de juiste keuze en ook Trump en zijn regering zal daarop afgerekend worden door de Amerikanen. Overigens menen wij dat het Amerikaans Politiek-Militair-Industrieel Complex met tentakels in alle NAVO-landen moet vernietigd worden.
- Europa heeft helemaal géén capaciteiten om een tegenstander van enig kaliber militair aan te vallen. Europa (en vooral België) heeft wél een goede reputatie in ‘vrede-ondersteunende’ operaties (Peace Keeping Ops), waar niet alleen brute ‘vuurkracht’ van belang is, maar heeft daar nooit ten volle op ingezet. Het komt er voor Europa op aan om de migratie een halt toe te roepen, de bedreigde individuele vrijheden te verdedigen, en de eigen culturele waarden en deze van de Verlichting te herwaarderen. Overigens menen wij dat het postmodernisme moet vernietigd worden en het waterhoofd van de EU-dictatuur (dat is de kwalificatie van iemand die het kan weten, Michaël Gorbatsjov) lek te schieten en de subsidiariteit te herwaarderen.
- Rusland is als een ‘mildere’ dictatuur economisch veel te afhankelijk van zijn beperkter economische afzetmarkten en is niet in staat om een oorlogsinspanning van enige omvang te ondersteunen, zelfs niet tegen het zwakke Europa.
Over ‘militair’ Rusland nog dit:
Terwijl sommigen moord en brand schreeuwen, wegens de Russische interventie in Oekraïne, mogen we niet vergeten dat de NAVO (zowel de Amerikanen als de Duitsers) beloofd hadden om hun invloed niet naar het Oosten uit te breiden. Iets wat we toch deden. Het is duidelijk dat Poetin de resterende invloedssfeer, na het verdwijnen van de Sovjetunie, wil verdedigen. In het geval van Oekraïne heeft dat alvast geleid tot de annexatie van het strategisch bijzonder belangrijk schiereiland Krim.
In de Baltische staten, die sinds 2004 lid zijn van de EU, en waar ook belangrijke Russische minderheden wonen, wordt vooral een kat-en-muisspelletje gespeeld, met af en toe mooie plaatjes van Russische vliegtuigen die langs de grenzen van EU- landen vliegen. Ook al zou Poetin in eigen land bijval hebben mocht hij de Baltische staten terug onder Russische invloed kunnen brengen, toch lijkt mij dat niet realistisch. Dan riskeert hij het verlies van de broodnodige economische voordelen van de gasovereenkomst met Duitsland en andere EU-landen. Dat zou strategisch niet bijzonder verstandig zijn, want het zou meteen de Amerikaanse invloed in Europa doen toenemen (en het Russisch gas vervangen door Amerikaans gas).
De grootste bedreiging voor de vrede:
Een nieuwe nucleaire doctrine
Er is sinds het presidentschap van Barack Obama een verontrustende evolutie aan de gang in de USA. De grote frustratie na het verlies van de Vietnamoorlog, en de vele bodybags, de totaal ontspoorde interventies in het Midden-Oosten (de bevrijding van Koeweit was de enige geslaagde militaire operatie) en de poging van Iran om een nucleaire macht te worden, was voor het USMIC een opportuniteit om de militaire dominantie van de USA te herstellen. Ze kwamen daarom met een totaal nieuwe nucleaire doctrine.
Het grote verschil met de voorgaande strategie is dat ditmaal de (kleine) nieuwe kernwapens niet dienen als ontradingswapen maar om daadwerkelijk gebruikt te worden.
Reeds in de periode van de Koude Oorlog, beschikten de USA over kleine nucleaire ‘mijnen’ ADM, Atomic Demolition Munition). Die waren onder meer in Duitsland opgeslagen. Er waren zelfs materiële voorbereidingen getroffen en de eventuele inzet werd ook geoefend met medewerking van onder meer Belgische en Nederlandse troepen. Het verschil met de nieuwe doctrine is dat deze ‘mijnen’ als laatste hindernis werden voorzien bij een aanval van het Warschaupact. Dus op Duitse bodem ondanks het besef dat die enorm vervuilend (radioactieve fall-out) waren. Overigens was ook deze doctrine gebaseerd op de overtrokken capaciteiten van het WP, net zoals ook nu nog haviken de militaire capaciteiten van Rusland overschatten.
Internationale spelers
Voor de bipolaire wereld van morgen waar we op basis van de economische evolutie naartoe gaan is er één ‘spelbreker’: de internationale organisaties die van de globalisatie gebruik hebben gemaakt om zich een plaats te verzekeren in het centrum van de internationale relaties en de ermee gepaard gaande macht.
De globalisering is ook géén exclusief economisch verhaal. Het zijn vooral de internationale instellingen die steeds meer hun wereldwijde greep op zowel politieke als maatschappelijke en economische domeinen versterkten tijdens de afgelopen decennia. Dat is duidelijk te zien in het verschuiven van het zwaartepunt in de diplomatie van de bilaterale diplomaten naar de internationale diplomatie. Dat was ook het geval voor de defensiediplomatie (defensieattachés).
Wie herinnert zich nog het beperkte mandaat van de Volkerenbond, voorloper van de VN?
Wie weet nog dat de doelstelling van de NAVO was om de vrede in Europa te bestendigen?
Wie weet nog dat de oorspronkelijke ‘Europese Gedachte’ zich beperkte tot een economische samenwerking?
De blow up van de internationale organisaties heeft ertoe geleid dat individuele lidstaten nauwelijks nog een eigen beleid kunnen voeren. Het is voorspelbaar dat deze machtsgreep nog zal toenemen wanneer niemand zich daar tegen verzet. Wie goed kijkt ziet dat de afnemende democratische draagkracht van deze organisaties nauwelijks nog meespeelt. De ondoorzichtige besluitvorming zonder democratische controle leidde tot een besluitvorming die alle trekken heeft van een dictatuur.
Internationale invloed
Wie het organigram van bijna alle internationale organisaties bekijkt kan alleen maar vaststellen dat deze organisaties steeds machtiger worden op twee manieren (1) door de uitbreiding van de domeinen waarin ze actief zijn en (2) door hun mogelijkheden om geld te genereren en welvaart te herverdelen. Deze ontwikkeling zorgt voor een verwatering van de Westerse invloed. Het financieel beleid van de EU is er een mooi voorbeeld van.
Wanneer we kritisch kijken naar deze internationale molochs dan stellen we vast dat de oorspronkelijke doelstellingen waarvoor wel een maatschappelijk draagvlak bestond, vervangen werden door ideologische doelstellingen die vooral hun eigen voortbestaan moeten garanderen (lees vooral financieren).
Het is dan ook niet verwonderlijk dat kleine lidstaten het beschouwen als een onvoorstelbare prestatie om één van hun ‘bobo’s’ verkozen te krijgen in een van de talrijke kamertjes waar macht en geld samenvallen. Zou er nu niemand zijn die ziet dat dit niet opweegt tegen het machtsverlies voor het eigen land?
Mocht u zich afvragen of deze machtsverschuiving nog kan teruggeschroefd worden, dan moet ik u teleurstellen. Wanneer u ziet welk machtige lobby’s daar voordeel bij halen, dan wordt dat een ‘mission impossible’. Wanneer u ziet dat zowel politieke posten als de gigantische nomenclatura daar zo veel persoonlijk voordeel uithalen, dan moet het een heel sterke politicus zijn die daar verandering zou kunnen in brengen. Ik kan mij zelfs niet voorstellen welke politicus ooit zoveel macht zou kunnen bekomen zonder er zelf misbruik van te maken. Er zijn voor veel minder (politieke) moorden gepleegd. Een retorische vraag: Zou er nog één regeringsleider zijn in Nederland en België die niet droomt van een lucratieve ‘fin de carrière’ in een internationale organisatie?
En toch …
President Trump is zowat de enige die duidelijk bereid is om niet alles te ondergaan. Hij heeft reeds enkele malen internationale organisaties ter orde geroepen en gepenaliseerd. Hij heeft overschot van gelijk dat zijn voorgangers deals (onder andere met het IMF) hebben gesloten die zeer nadelig zijn voor de USA. Dat weten ook de grootste criticasters van Trump.
Zal hij erin slagen om goede economische afspraken te maken met de Chinezen (die zich geen zier aantrekken van die internationale organisaties als ze in de weg staan van hun nationale belangen) zodat de ongezonde en ondemocratische ‘blow up’ van de VN en co terug onder controle komt?
Een West-Europese defensie is utopie
Geen enkele onafhankelijke militaire expert gelooft dat de EU in staat is om in de komende decennia een volwaardige defensie op poten te zetten. Overigens zou dat, als u het mij vraagt, ook dom en uiterst gevaarlijk zijn. Zolang de EU een dictatuur blijft van een oncontroleerbare geprivilegieerde elite, verstrengeld als ze is met lobbyisten allerhande, en géén volwaardige democratische legitimatie heeft, is elk denkspoor in die richting een stap achteruit.
Omdat er niets meer te verdedigen valt
Waar het de EU én de meeste lidstaten evenzeer aan ontbreekt is het geloof dat we echt iets te verdedigen hebben. Dat onze culturele en maatschappelijke erfenis indien nodig moet verdedigd worden. Oh ja, we bewijzen heel veel en heel luid lippendienst aan het uitdragen van ‘onze’ Europese waarden, maar intern neemt de onverdraagzaamheid toe, laten we ons overspoelen door waarden zoals ze uitgedragen worden via de sharia, hebben we toegestaan dat het geloof, ditmaal niet het religieuze maar het maatschappelijke, bepaalt wat waar is, en de ratio, het wetenschappelijk debat en de kritische academici die eraan willen deelnemen monddood worden gemaakt. De bange blanke journalisten zijn dociele waterdragers geworden van de bestaande macht. De journalisten die nog eens durven de macht tegen de haren in strijken zijn meestal ‘onaangepasten’ van allochtone herkomst.
Hoe zou dat komen? Deze slachtofferrol die ons door het journaille wordt opgedrongen doodt elke weerbaarheid nog voor ze kan uitgesproken worden. Om dat te bestrijden behoeven we geen externe vijanden en al helemaal geen wapentuig.
We zijn onze eigen vijand geworden
In werkelijkheid is er in Europa zelfs geen democratie meer. Daarom ben ik van mening dat de ‘blow up’ van de EU én alle andere opgeblazen internationale organisaties met vereende krachten moeten bestreden worden.
Enkele dagen geleden viel mijn oog op het absoluut politiek incorrecte boek ‘Le Camps des Saints’[1] van Jean Raspail in de langer wordende rij van ‘te lezen’ boeken.
De roman zelf en het Voorwoord ‘Big Other’ deed mij onmiddellijk denken aan dat ander boek over hetzelfde thema, ‘Sousmission’ geschreven door Michel Houellebecq. Die werd in Berlijn in 2016 voor zijn al even politiek incorrect boek onderscheiden met de Frank-Schirrmacher-Prijs. In zijn dankrede diagnosticeert hij de vermoeidheid van het Westen en voorspelt hij Europa’s ondergang. Hier het origineel in het Duits, een vertaling door Sietske Bergsma leest u hier.
Voor dit essay ga ik mij niet verdiepen in de inhoudelijke argumenten die beide auteurs op tafel leggen, maar wél één aspect ervan blootleggen: het gebrek aan moed van zij die het boek lazen. Bekende personen die met alle égards eigen aan hun functie publiekelijk gevierd werden/worden maar in feite de doodgravers zijn van hun cultureel erfgoed. Ze gedroegen zich als die andere zieken waarvan de namen terug te vinden zijn in het boek ‘Les malades qui nous gouvernent’[2]. Alleen zijn ze niet ziek, behoeven ze geen dokter. Ziehier wat Raspail over hen schreef in Big Other:
(…) J’ai eu la curiosité de consulter séparément deux avocats spécialistes de ces questions. Il en ressort que Le Camp des Saints, s’il voyait le jour pour la première fois, serait impubliable aujourd’hui, à moins d’être gravement amputé. On peut mesurer, après trente-deux ans, avec une accélération brutale à partir de la loi Gayssot de 1990, combien a été restreinte et encadrée, dans ce pays, la liberté d’expression, précisément sur ce sujet-là. Et pourtant, depuis sa parution, il a été abondamment lu, ce livre, et pas par n’importe qui ! À l’occasion de rééditions, celle de 1985, entre autres, j’ai adressé des services de presse, dédicacés,à différentes personnalités, en majorité politiques, de gauche comme de droite. Beaucoup m’ont répondu, quelques lignes, parfois plus. Je cite en vrac : François Mitterrand, Jean-Louis Debré, Lionel Jospin, Robert Badinter, Jean-Pierre Chevènement, Denis Olivennes, François Pinault, Jacques Toubon, Max Gallo... et, remontant le temps qui fauche, Raymond Barre, Maurice Schumann, Alain Poher, Louise Weiss, André Malraux... Lettres ou cartes, manuscrites ou dictées, je les ai conservées. Mon parachute... mais toutes reflètent un ton général qui ne correspond en rien aux vitupérations des quatre lois que, non-parlementaires exceptés, ils avaient votées des deux mains.
Ziedaar de oorzaak van het wantrouwen jegens de meest vooraanstaande politici in de Westerse wereld: Ze hebben de moed niet meer van hun overtuiging. Ze waaien gewoon mee met de wind en het geld en dat volstond/volstaat ruimschoots om door de media gevierd te worden en om een beeltenis te krijgen in een of ander ‘monument van de democratie’.
Premier Michel in Marrakesh: ‘Aan de juiste kant van de geschiedenis’?
Tot zo ver deze bondige analyse van de geostrategische situatie.
Een toekomst voor Defensie
Onlangs publiceerde Knack een artikel over de impact van het coronavirus op defensie. De auteur, kolonel in ruste Roger Houben, pleit voor een andere defensie.
Welke geostrategische invloed Covid-19 zal hebben op de wereld is koffiedik kijken. Of hierover schrijven méér zin heeft dan een vrijblijvende denkoefening is hoogst twijfelachtig. Mij lijkt het alvast onwenselijk om de Covid-19 pandemie als ‘oorzaak’ te isoleren van alle reeds aan de gang zijnde geostrategische veranderingen. De Covid-19-crisis heeft ons geostrategisch niets geleerd dat we nog niet konden weten.
Ik las zijn stelling als volgt: Dat onze huidige defensie-inspanning (capaciteiten met uitzondering van de inlichtingendienst) niet bruikbaar is tegen de meest recente bedreigingen waarmee ons land in de laatste decennia te maken kreeg. En wanneer ze toch ingezet werden (Afghanistan, Libië, en Syrië) leidde dat niet tot een duurzame oplossing. Daar kan ik mij in vinden.
De vraag waarop de auteur slechts in vage bewoordingen antwoordt, is wat dat betekent. Welke de mogelijke opdrachten zijn, hoeveel personeel daarvoor nodig is en over welk materieel het moet beschikken. Hoe het geïntegreerd wordt in een groter geheel, zowel voor inzet in het buitenland als het binnenland.
De juiste vragen
Voor dit deel over Defensie en uitgaande van de hiervoor gemaakte analyse, zoeken we de antwoorden op de juiste vragen. En dat is minder evident dan u zou denken. Enkele voorbeelden van lastige vragen
Aan welke bedreigingen staat een land bloot?
Het is al enkele decennia duidelijk dat niet alleen klassieke oorlogen een bedreiging kunnen zijn voor een land.
Het is niet meer zo dat de ‘vijand’ ons vanuit het buitenland bedreigt.
Het is zelfs zo dat de meeste recente conflicten niet meer uitgevochten worden door militairen maar door burgers en paramilitaire groepen.
Gaat de bedreiging over het bestaan van een land of gaat het over andere essentiële bedreigingen voor (een deel van) de bevolking?
Bedoelen we dan onze eigenheid, onze cultuur/tradities/gewoonten/individuele rechten; kortom onze maatschappelijke waarden?
Bedoelen we de volksgezondheid of de mogelijke economische vernietiging van ons industrieel productieapparaat, onze afzetmarkten en energievoorzieningen (=globalisatie) en dus onze welvaart?
Mochten we deze bedreigingen allemaal in aanmerking nemen, dan zouden we voor een groot probleem staan, want dan zijn het niet alleen ‘buitenlanders/buitenstaanders die ons bedreigen … (vul zelf maar in wie daarvoor in aanmerking komt)
Mario Dragghi (ECB) strooit met geld
Verhofstadt wil méér macht voor de EU
Het is niet onze bedoeling om op die vragen nu al het antwoord te geven, wel om de lezers in alle vrijheid uit te nodigen om zelf antwoorden te zoeken op de gestelde vragen en deze met ons te delen.
Enkele afspraken
We kunnen voor dit onderzoek niet elke bedreiging weerhouden maar toch wel twee duidelijke situaties: de bedreiging moet gericht zijn tegen de functionele werking van de staat of natie, tegen de fysieke uitschakeling van (een deel van) de bevolking, een externe inmenging in de politieke werking.
Omdat de verdediging/bescherming tegen deze vormen van bedreiging zo omvattend en veelzijdig is, vinden we dat Defensie in elk van deze gevallen moet inzetbaar zijn volgens mogelijkheden én deel uitmaken van een gecoördineerde commandostructuur. De klassieke opdeling van onze Veiligheid in buitenlandse opdrachten voor Defensie en een binnenlandse bedreiging voor de politie is voorbijgestreefd en laat géén optimale inzet toe van beschikbare capaciteiten.
Er zijn twee onderscheiden niveaus: het politieke niveau dat bevoegd en verantwoordelijk is voor de politieke strategie en de beslissing tot inzet van de Krijgsmacht en het tweede niveau is Defensie dat op basis van de politieke strategie een optimale organisatie kiest en de noodzakelijke middelen voorstelt/bepaalt.
Deel 1 De politieke vragen
In dit deel beperken we ons tot de politieke vragen. Het is pas NADAT de politieke keuzes vastliggen dat er ook kan onderzocht worden hoe we de krijgsmacht best organiseren en over welke middelen die moet beschikken.
Drie politieke kernvragen:
Vraag 1: Voor welke bedreigingen willen we onze krijgsmacht kunnen inzetten?
Vraag 2: Hoe integreer je de Krijgsmacht in de globale veiligheidspolitiek van ons land, België/Nederland?
Vraag 3: Welke internationale Defensie-samenwerkingsverbanden zijn aangewezen?
Om het beantwoorden van die vragen te vergemakkelijken, geven we u enkele voorafgaande verklaringen.
Voorafgaande duiding bij vraag 1
Momenteel is het zo dat Defensie ingezet wordt voor buitenlandse opdrachten én voor binnenlandse opdrachten (terrorismebestrijding). In het buitenland heeft de Krijgsmacht de operationele leiding, terwijl ze in het binnenland ingezet wordt als versterking. Deze mogelijkheid kadert in de voorziene steun onder de benaming ‘Hulp aan de Natie’ (waaronder hulp in geval van catastrofen; overstromingen, noodbruggen, …). Ooit was er ook een hiërarchische structuur voor deze opdrachten: de Binnenlandse Strijdkrachten. Voor deze opdracht worden géén specifieke middelen aangekocht en er zijn geen grote uitgaven mogelijk op het budget van Defensie. Er is voor Defensie wel een bestaande uitzondering voor aankopen voor operationele noden. Daarvoor is géén openbare aanbesteding nodig en dat was wellicht de reden waarom Defensie recent de hoogdringende mondmaskers bestelde en niet een of andere dienst van Volksgezondheid of Binnenlandse zaken.
De vraag kan opgesplitst worden in volgende subvragen:
1 a: Moet Defensie enkel ingezet worden voor buitenlandse opdrachten (oorlog en/of gewapende conflicten van een lagere intensiteit) of ook voor binnenlandse veiligheidsopdrachten?
1 b: Moet de Krijgsmacht de capaciteiten hebben voor een offensieve strategie of een defensieve strategie?
Offensief betekent kunnen deelnemen aan een oorlog tegen een evenwaardige vijand vanaf de eerste aanvallen, terwijl defensief betekent dat de Krijgsmacht de capaciteiten heeft om ons land te verdedigen tegen een externe vijand, actief deel te nemen aan gewapende conflicten in coalitieverband én aan defensieve acties tijdens een klassieke oorlog.
1 c: Vermits nooit vooraf geweten is hoe lang een gewapend conflict zal duren stelt zich ook de vraag hoe we de ‘sustainability’ kunnen verzekeren. Momenteel beschikt de Krijgsmacht niet over een voldoende operationele reserve aan personeel en materieel. De vraag is dus of er volgens u al of niet nood is aan een reserve van opgeleide militairen die na een korte intensieve bijkomende training kunnen ingezet worden? Let wel deze reserve betekent niet het terug activeren van de legerdienst die nu opgeschort is.
Voorafgaande duiding bij vraag 2
Defensie is momenteel een volwaardig federaal departement. Maar vermits het onderdeel is van de buitenlandse politiek is het departement Buitenlandse Zaken mede bevoegd voor de politieke beslissingen tot uitvoering van buitenlandse operaties. Zo kan in de ambassades waar een defensieattaché is, de defensieattaché wel autonoom werken, maar hij is formeel ondergeschikt aan de ambassadeur, en kan normaal nooit de ambassadeur vervangen.
Voor binnenlandse opdrachten zijn de militairen ondergeschikt aan de minister van Binnenlandse Zaken die bevoegd is voor de burgerlijke veiligheidsdiensten; staatsveiligheid, politie en ook de brandweer en de burgerlijke bescherming.
De vraag kan opgesplitst worden in volgende subvragen:
2 a: Vermits er een belangrijk verschil is inzake politieke verantwoordelijkheid voor de buitenlandse en binnenlandse opdrachten, zou het volgens u al of niet wenselijk zijn om Defensie zelf op te splitsen in een federale verantwoordelijkheid voor buitenlandse missies en een geregionaliseerde structuur voor de opdrachten ten voordele van binnenlandse missies? Dat is geen theoretische overweging want in het verleden is gebleken dat een Franstalige Defensieminister veel royaler was om steun te verlenen aan Waalse organisaties dan aan Vlaamse.
2 b: Vermits nooit vooraf geweten is hoe lang een gewapend conflict zal duren, stelt zich ook de vraag hoe we de ‘sustainability’ kunnen verzekeren. Momenteel beschikt de Krijgsmacht niet over een voldoende operationele reserve aan personeel en materieel. De vraag is dus of er volgens u al of niet nood is aan een reserve van opgeleide burgers die na een korte intensieve bijkomende training kunnen ingezet worden. Let wel dat is géén vraag naar een legerdienst die nu opgeschort is.
Voorafgaande duiding bij vraag 3
In onze analyse vestigden we de aandacht op de blow up van internationale organisaties. Dat is ook het geval voor de NAVO. Van een oorspronkelijk defensieve organisatie met een territoriale begrenzing (Europa) is de NAVO onder invloed van de USA geëvolueerd naar een defensieorganisatie die wereldwijd kan interveniëren. Iets wat eigenlijk nooit een ernstig debat is over geweest in de meeste nationale parlementen.
Deze uitbreiding zorgde voor oprispingen en onder meer de weigering om samen met de USA Irak binnen te vallen. Nederland deed wel ‘symbolisch’ mee maar Duitsland was daar duidelijk de grote tegenstander die gevolgd werd door andere EU-lidstaten. Sindsdien zijn we in een situatie verzeild dat buitenlandse operaties uitgevoerd worden door ‘coalitions of the willing’.
Dat de NAVO daardoor verzwakt wordt en de Europese lidstaten ook nog (terecht) de mantel uitgeveegd werden door president Trump omdat ze hun ‘fare share’ niet betaalden, hebben de interene cohesie geen deugd gedaan, net zo min als de houding van Turkije dat eigenlijk altijd al een nationalistische koers voer.
Daar staat tegenover dat behalve en een ad hoc ‘coalititons of the willing’ er op middellange termijn eigenlijk géén alternatief is voor de NAVO.
De vraag kan opgesplitst worden in volgende subvragen:
3 a: Moet België lid blijven van de NAVO of zich enkel richten op een Europese defensiegemeenschap zoals de Franse politicus Raymond Pléven bijna een eeuw geleden al voorstelde (CED, Communauté Européenne de Defense)?
3 b: Moet de NAVO zich bescheidener opstellen en zich beperken tot de oorspronkelijke opdracht, vrede in Europa waarbij Rusland NIET langer de vijand is maar als gerespecteerde buur/lidstaat een deel van de oplossing wordt?
Denk daarbij aan de mogelijkheid dat een geweigerde alliantie met de EU/NAVO hen duwt in de armen van China, waardoor de EU nog zwakker staat. We hebben bondgenoten nodig, géén vijanden!
Waarde lezers,
Dit zijn belangrijke politieke vragen en ze volstaan voor deze eerste bijdrage over ‘Een toekomst voor Defensie’.
Het is belangrijk dat u daarover nadenkt, want wellicht het grootste politiek probleem voor defensie is dat in de ganse geschiedenis van ons land de politieke verantwoordelijken nooit duidelijke keuzes hebben gemaakt. Dat heeft ertoe geleid dat Defensie deze lacune opvulde en zelf bepaalde wat de opdrachten waren en vooral welke middelen daarvoor nodig waren. Eigenlijk beperkten de rol van de politici zich tot het al of niet aanvaarden van de kostprijs, zonder te weten wat er gekocht werd en of dat wel nodig was.
Eigenlijk is Washington voor Defensie altijd al belangrijker geweest dan de Brusselse Wetstraat of Den Haag.
In een volgende publicatie zullen we uitgaande van de aanbevolen politieke keuzes ons buigen over de vraag hoe de toekomstige BENELUX Krijgsmacht er kan uitzien.
Voetnoot
Alleen al het vermelden van iets dat zou kunnen wijzen op een positieve evaluatie van de Amerikaanse President Donald Trump is in bepaalde middens ‘not done’. Men vergeet gemakshalve dat hij heel wat knappe koppen heeft in zijn regering en onder zijn adviseurs. Zijn grootste communicatiefout is dat hij als een supernarcist alle aandacht naar zich toe trekt, precies alsof hij alle beleidsmaatregelen zelf bepaalde en alleen nam. Daardoor krijgen - vooral in de internationale vijandig gezinde media - deze onbesproken, intelligente én hardwerkende medewerkers onvoldoende aandacht voor hún belangrijke bijdrage aan het beleid.
[1] © Éditions Robert Laffont, S.A., Paris, 1973, 1978,1985, 2011 ISBN 978-2-221-12396-6
[2] Ces malades qui nous gouvernent, Pierre Rentchnick, Pierre Accoce