Waarom militaire interventies gedoemd zijn te falen. Ondanks een militair-technische suprematie mislukten vier van de vijf door de USA geleide grote operaties na WO II. Dixit Jim Mattis. Desert Storm (Koeweit) was de enige uitzondering.
Chef Staf generaal John Shalikashvili wist al in 1994, nog vóór de laatste mislukkingen, waarom.
De cursisten van het Nato Defense College hadden in de herfst van 1994 het voorrecht om een uitgebreide briefing te krijgen van de hoogste militaire autoriteit, Generaal John Shalikashvili, Chairman of the Joint Chiefs of Staff. In de nadagen van de operatie ‘Restore Hope’ in Somalië had hij een duidelijk beeld waarom het misgelopen was: het Amerikaanse leger is er om ‘oorlog’ te voeren, niet om scheidsrechter te spelen en landen of regimes te stabiliseren (nation rebuilding).
We kunnen ons geen nederlaag permitteren. Dat was wat er gebeurde in Mogadishu toen de lichamen van vermoordde Amerikaanse militairen door opstandelingen in een triomftocht door de straten gesleept werden en de ganse wereld er getuige van was. Met afschuw in het Westen, maar een ‘uitnodiging’ voor heel veel andersdenkenden, vooral in het Midden Oosten en (Oost) Afrika. Om precies dezelfde reden was de moord op de tien Belgische para’s in Kigali een drama met grote gevolgen: Het verlies van hun aureool van onoverwinnelijkheid maakt elke volgende operatie in deze regio riskanter.
Huidig defensieminister Jim Mattis gaf in de tijd dat hij nog actief was als generaal een uitermate interessant interview (zie hier) waarin hij onder meer de oorzaak aangehaald door Shalikashvili een naam gaf. De voornaamste oorzaak van de mislukkingen is terug te voeren tot het ontbreken van een duidelijke politieke doelstelling vooraleer een operatie te beginnen. Zijn vraag aan de commissieleden van de senaat (januari 2015):
“Are the political objectives clearly defined and achievable?”
De grote spagaat tussen de politiek en het leger
De Amerikaanse buitenlandse politiek wordt gestuurd door twee verschillende visies waardoor er ook politiek onduidelijkheid bestaat over de doelstellingen: enerzijds wil men als ‘morele wereldleider’ de rol van politieman spelen, ook in regio’s waar de VS geen belangen hebben. De andere visie wil militaire tussenkomsten in het buitenland beperken tot het beschermen van de invloedssfeer omwille van louter economische en veiligheidsbelangen. Heel dikwijls doorkruisen beide visies éénzelfde operatie en dat is nefast.
Het lijkt er op dat recentelijk het interventionisme op basis van waarden aan belang wint – in tegenspraak met de verkiezingsbelofte ‘America First’ van president Trump. Opnieuw méér troepen in Afghanistan én defensieve wapens voor Oekraïne zijn daar voorbeelden van. Of een (beperkte) verhoging van de Westerse militaire aanwezigheid onder VS leiding in Afghanistan het tij kan doen keren is verre van evident en dus blijft een deel van de politieke doelstelling “achievable” (uitvoerbaar) hoogst onduidelijk.
Het (politiek) interventionisme van de VS kan rekenen op een ruim maatschappelijk draagvlak. Daar is een reden voor die nauwelijks bekend is buiten de VS: de Amerikanen zijn overtuigd van wat ze het ‘American exceptionalisme’ noemen: het geloof iets heel speciaal te zijn; Gods eigen land! (later publiceren we hierover een aparte bijdrage). En toch heeft blijkbaar niemand er aan gedacht (of er in geslaagd) om ook de krijgsmacht zo uit te bouwen dat ze deze politieke visie kan steunen/uitvoeren. Dat is nu niet het geval. Tussen de politieke doelstelling en de Krijgsmacht gaapt een kloof. De Amerikaanse krijgsmacht is zowel inzake mentaliteit als gevechtscapaciteit volledig toegespitst op het voeren van oorlog. Het is een oorlogsmachine die niet geschikt is voor het uitvoeren van vredesoperaties waarbij de gewapende ‘vredesmacht’ géén onderdeel is van het conflict. En na zo’n gewelddadige tussenkomsten wordt het moeilijk om zo maar het roer om te gooien en plots de vredesapostelrol op te nemen.
Nergens zijn de Amerikanen erin geslaagd om – ondanks hun enorme financiële steun - de essentie van hun moreel gezag te realiseren:
‘Winning hearts and minds’ van de lokale volkeren.
Wereldburgeroorlogen
Het enige alternatief voor een wereldpolitieman zijn de Verenigde Naties. Daarvoor is er een consensus nodig tussen de grote spelers, de VS, Rusland en vooral China. Alleen is machtsdeling voor de VS nog altijd geen aanvaardbare optie. Dat wreekt zich op het terrein en maakt elke duurzame oplossing onmogelijk.
Rusland heeft niet de middelen om die rol over te nemen en het ziet er ook niet naar uit dat China – behalve in zijn uitgestrekte achtertuin – op korte termijn die taak wil overnemen. Het machtsvacuüm zal alleen maar groter worden naarmate de VS beseffen dat ze zelf ook niet meer opgewassen zijn tegen een rol die hen daarenboven alleen maar opzadelt met een vijandig imago! Wereldpolitieman of wereldboosdoener, het verschil is soms zeer klein.
Los daarvan zien we dat de recente conflicten geen ‘oorlogen’ meer zijn tussen georganiseerde strijdkrachten, maar burgeroorlogen waarin zowel burgers als militairen actief betrokken partij zijn. Komt daarbij dat het vergeten/falen van de ‘containment’-strategie (om te voorkomen dat het conflict zich uitbreidt; spill-over) niet meer werkt. Erger, in alle lokale conflicten wordt de betrokkenheid en deelname van buitenlandse ‘strijders’ een steeds weerkerende factor van belang. Burgers uit de ganse wereld (wereldburgers) die gebruik maken van een lokaal conflict om een wereldburgeroorlog op basis van gemeenschappelijke ‘waarden’ uit te vechten. Het is duidelijk dat in zo’n situatie het oorlogsrecht geschonden wordt door alle partijen.
Oorzaken van politieke onduidelijkheid
Drie belangrijke factoren liggen aan de basis van de onduidelijkheid van het buitenlands beleid:
- De overtuiging dat het Westerse model superieur én haalbaar is voor iedereen.
- De invloed van het Militair-Industrieel Complex (MIC) op de beleidsmakers.
- De frequente foute inschatting van lokale situaties door de VS (politici én inlichtingendiensten) heeft al zeer veel problemen veroorzaakt.
Voor alle duidelijkheid: de Westerse beschaving heeft ongetwijfeld voor veel mensen heel veel goeds kunnen bewerkstelligen. En we mogen zelfs fier zijn dat we in het verleden – de koloniale tijd – ook probeerden andere volkeren mee te nemen in onze levenswijze en welvaart. Alleen was het niet duurzaam omdat de culturele verschillen te groot waren en het eigenbelang van de kolonisatoren al te dikwijls de bovenhand haalde en al het goede werk teniet deed door soms mensonwaardige maatregelen. Misschien toch een uitzonderlijke prestatie vermelden: Groot-Brittannië is er beter in geslaagd om de band met een deel van zijn kolonies (16 Commonwealth landen) te behouden en plukt daar nog altijd de vruchten van.
Vandaag is het niet anders: Al het geld dat de Westerse wereld pompt in economisch achtergestelde regio’s zoals grote delen van Afrika, brengen nauwelijks duurzame verbetering in de levensomstandigheden. De eindeloze stroom economische migranten zal nog lang aanhouden. Dat onze generatie politici dát niet voorzien hebben is wellicht de grootste tekortkoming met vooral catastrofale gevolgen voor de EU. Ik hoor een beroepspoliticus na vele jaren zitting in het parlement roepen om meer geld voor Afrika terwijl hij zelf al geruime tijd actief is/was in onze kolonie, maar geholpen heeft het duidelijk niet!
Wat de ‘morele’ elite en politieke Westerse leiders hierbij uit het oog verliezen is de menselijke evolutie, gericht op het overleven in zeer uiteenlopende klimatologische en geografische omstandigheden én de culturele verscheidenheid. Mochten we wat minder arrogant zijn, zouden we beseffen dat ons welzijn niet alleen te danken is aan onze inzet, maar ook aan omstandigheden waar we géén verdiensten aan hebben, zoals een gematigd klimaat, vruchtbare grond, bevaarbare waterlopen en toegang tot de open zee.
Tweede factor, de invloed van de militair-industriële lobby op het Amerikaans buitenlands beleid kan nauwelijks overschat worden. Oorlog betekent immers enorm geldgewin voor de wapenindustrie. Het nadeel, bodybags, is voor die lobbyisten collateral damage. Om hun grote inkomsten veilig te stellen in de toekomst slaagden ze er in om samen met de politici de bevolking te laten geloven dat er zoiets als oorlogen zonder bodybags bestaat. Oorlogje spelen vanop veilige afstand is het mantra geworden van het MIC, waarbij de ‘M’ van militair momenteel vooral staat voor Luchtmacht. De Stafchef Landmacht, Gen. Mark Milley, is een andere mening toegedaan; lees hier.
Wat militaire en politieke autoriteiten hierbij al te gemakkelijk vergeten is de impact ervan op de tegenstander. Laten we het eens heel eenvoudig voorstellen: met de hightech wapens (die vanop veilige afstand dood en vernieling zaaien) verworden militairen tot kermisgangers die kaarsjes in een schietkraam mogen kapot schieten zonder zelf gevaar te lopen. En dan zijn we verwonderd dat die kaarsen daar niet blij mee zijn en hier wat kaarsen komen opblazen. Even erg is dat de VS, geleerd door de vorige mislukkingen met veel bodybags, het vuile ‘grond’werk nu laten uitvoeren door lokale ‘medestanders’ die ze – zoals actueel de Koerden in Irak en Syrië, nadien zullen in de steek laten als een andere ‘bondgenoot’ (Erdogan) dat beter uitkomt. Dat was ook het geval in Afghanistan, waar ze wapens leverden voor de strijd tegen de Russen en nu zelf slachtoffer er van zijn. En zo zijn er nog wel enkele voorbeelden, óók in Syrië.
Politieke omkoping hoeft niet altijd crimineel te zijn. Nemen we als voorbeeld de bouw van het gevechtsvliegtuig F-35 door Lockheed Martin. Terwijl elke ingenieur zal pleiten voor een goed functionerend overzichtelijk geheel, koos LM voor de verspreiding van de productieonderdelen over zo veel mogelijk verschillende Amerikaanse staten. De bedoeling ligt voor de hand: van elke gouverneur en elke afgevaardigde van die staten een lobbyist maken voor het uitvoeren van dit heel ambitieus project dat (mede daardoor) al veel vertraging heeft opgelopen en blijft sukkelen met grote problemen. Niemand die zich nog durft vragen te stellen bij dit en zoveel andere bewapeningsprojecten die massa’s geld kosten en waarvoor niemand zich nog verantwoordelijk voelt. Too big to fail, beweren onze luchtmachtgeneraals en hun gevolg over de F-35, waarbij elke weldenkende burger weet dat ‘fail’ mislukking betekent en ‘too big’ de prijs is die door de belastingbetalers wordt betaald.
De tijd van de primitieve ‘enveloppes’ – zoals indertijd de Agusta affaire in België, de Nederlandse Prins gemaal ende Duitse F.J. Strauss (CSU) die zich lieten betalen door Lockheed Martin, is verleden tijd. Overbodig want in plaats kwam het wettelijk waterdicht systeem van de ‘the revolving door’ draaideur-autoriteiten, generaals, hoge ambtenaren en politici – die na hun loopbaan beloond worden met lucratieve bestuursmandaten of consultancy opdrachten. Ze zijn niet meer te tellen, en zoals in andere gevallen van werkelijkheidsverlies is hier ook de regel van toepassing dat het volstaat om met velen te zijn en het wordt aanvaardbaar/gedoogd. Volgens een studie van de Boston Globe zouden tussen 2004 en 2008 80 % van de gepensioneerde Amerikaanse generaals een job gevonden hebben in de wapenindustrie (contractanten of consultancy). Belangrijker: The report cites statistics showing 2011 spending at the five largest defense contractors — Lockheed Martin, Boeing, General Dynamics, Raytheon and Northrop Grumman — at $100 billion, with at least nine retiring top generals and admirals taking positions at the firms.
Tenslotte de derde factor
De frequente foute inschatting van lokale situaties door de VS (politici én inlichtingendiensten) heeft al zeer veel problemen veroorzaakt. Onder meer de foute keuze van medestanders én tegenstanders in deze conflicten. Er is ook een duidelijk gebrek aan samenwerking tussen CIA en defensie. Dat de inlichtingendiensten hierbij een duistere rol spelen en de opdrachten van militairen hinderen is geen verzinsel. Zie verder bij de voorbeelden.
Heel veel internationale militaire operaties worden doorkruist door ondergrondse ‘nationale’ activiteiten van de inlichtingendiensten. Ook daarin is de VS koploper. Het absolute hoogtepunt van de foute (of politiek gewenste) inschattingen was ongetwijfeld het vermeende bezit (inclusief zogezegd beeldmateriaal) van chemische wapens door Iraks dictator Saddam Hoessein. Cui bono? Dat de Amerikaanse industrie schatten verdiende aan de Iraakse oorlog is bekend.
Hoewel we over onvoldoende informatie beschikken, zou het ons niet verbazen mocht blijken dat dit het gevolg is van de spagaat tussen de politieke doelstellingen en de opdrachten van het leger. Terwijl de CIA en andere inlichtingendiensten desgewenst zorgen voor bewijsmateriaal ter ondersteuning van de (gewenste) politieke actie, worden de militaire autoriteiten in het ongewisse gelaten of wordt hun informatie niet op dezelfde manier behandeld.
Zo wisten de militaire inlichtingendiensten dat er geen bewijzen waren voor de betrokkenheid van Assad bij de chemische aanval op 4 april in het dorp Khan Shaykhun (Syrië). Integendeel, volgens het onderzoek van Seymour M. Hersh waren de Amerikanen vooraf ingelicht door de Russen over deze aanval met een gesofisticeerde Russische precisieraket. Maar toch beval Trump een vergeldingsaanval. Dat het over deze actie onmiddellijk oorverdovend stil werd, is niet zonder betekenis.
Enkele voorbeelden
Over de onverenigbaarheid van een ‘onoverwinnelijke oorlogsmachine’ met interventies in burgeroorlogen.
De conclusie waar generaal John Shalikashvili toe kwam is heel relevant voor alles wat nadien gebeurde. Vandaag met Jim Mattis als defensieminister heb ik de indruk dat er meer begrip is voor een bredere kijk op de buitenlandse interventies. Brute kracht en folterpraktijken zijn voor hem duidelijk geen zaligmakende praktijken meer en dat is goed nieuws. Maar de combinatie van een oorlogsmachine en een stabiliserende aanpak blijft een heikele zaak.
Tijdens de operatie UNOSOM in Somalië kregen we het onverwacht bezoek van een Amerikaanse Parlementaire delegatie. Blijkbaar vroeg men zich af hoe het vernederend incident in Mogadishu had kunnen gebeuren en waarom andere VN-detachementen, waaronder de Belgen, blijkbaar geen slachtoffer werden van dergelijke incidenten in hun sector (voor ons was dat Zuid Somalië). Na de aanvankelijke zuiveringsacties (waarbij wel honderden doden vielen) was het in onze sector inderdaad heel rustig geworden met slecht uitzonderlijk zware incidenten. Wat wij daarvoor deden, wilden ze weten? Ons vooral niet verstoppen achter zware gepantserde voertuigen. Zo veel mogelijk contact zoeken met de lokale bevolking en vooral met de ‘Eldern’, wijze oudere mannen die in hun cultuur een belangrijke rol speelden. Dat wij niet probeerden de baas te spelen, maar meewerkten aan de opbouw door onder andere de waterputten te herstellen in de uiterst vruchtbare Jubba vallei. Onze verspreide teams Special Forces leerden de dorpelingen hoe te zorgen voor een betere hygiëne tegen allerlei infecties en in geval van nood dienden ze zelf medische zorgen toe. Kortom Winning hearts & minds.
Verbazing alom. Militairen die eigenlijk de rol van diplomaten spelen en ontwikkelingsprojecten opzetten, en daar dan in gesteund werden door de lokale leiders, dat was voor hen duidelijk iets totaal onverwacht! De handdruk van enkele Afgevaardigden bij het afscheid was opvallend positief.
Zelf was het bij mijn deelnames aan vergaderingen in Mogadishu opgevallen dat tussen de luchthaven en Mogadishu stad om de hooguit 100 à 200 meter zware Amerikaanse pantservoertuigen geposteerd stonden met militairen in volle gevechtsuitrusting, wapen in de aanslag, die toekeken hoe burgers de weg op en af stapten/fietsten. Terwijl wij wel gewapend waren maar onze wapens zo weinig mogelijk toonden, vervoerd werden in een open jeep en daardoor veel minder agressief overkwamen. Tijdens een van mijn gesprekken met een van de ‘Eldern’ in Kismayo vertelde hij mij dat precies die minder agressieve houding onze beste bescherming was. De Amerikanen waren vijanden, wij Belgen niet. Een wereld van verschil!
Tijdens een van die vergaderingen vroeg de Amerikaanse vertegenwoordiger Operaties (G3) of hij geen ‘gunship’ (een zwaar bewapende C130 vliegtuig) mocht sturen om in onze sector mee te helpen de vijand te controleren. Vanzelfsprekend was ik daar niet mee akkoord. Na al de inspanningen om de rust te doen weerkeren hadden we geen behoefte aan cowboys die daar eens hun boordwapens zouden leegschieten op vermeende rebellen of wilde dieren en ons met de gevolgen zouden opzadelen. Na samenspraak met de Belgische Brigadecommandant werd het een categoriek, No, but thank you!
Over de macht van de wapenlobby
We hebben in België onze eigen ervaringen met onfrisse praktijken bij overheidsopdrachten of aankopen, maar dat is allemaal klein bier vergeleken met wat sommige grote Amerikaanse multinationals voor mekaar krijgen.
Een sprekend voorbeeld van de draaideurmethode
De naam Halliburton zal bij u wellicht nog een belletje doen rinkelen. Defensie minister Dick Cheney belaste in 1991 de firma Brown & Root (een filiaal van Halliburton) met een studie om private soldaten samen met geregelde troepen in te zetten tijdens eenzelfde operatie. Kostprijs 8.5 miljoen dollar. Halliburton kreeg ook het grote contract om de brandende oliebronnen te blussen in Koeweit. In 1995 werd Cheney daarvoor beloond en benoemd tot Chairman & CEO van Halliburton. Een beter voorbeeld van draaideurpoliticus is moeilijk te vinden. En dat zijn voorbeeld veel navolging kreeg zou niemand mogen verbazen.
Over de praktijk van de operaties te velde
Afrika, twee Belgische voorbeelden
In 1964 stelden de Amerikanen C130’s ter beschikking van onze para’s voor het ontzetten van de gijzelaars in Stanleyville. Onze para’s kregen een brief, te openen tijdens de vlucht. Daarin stond enkel dit: Save Dr Carlson… regionaal hoofd van de CIA. Helaas voor hen was hij een van de eerste gijzelaars die vermoord werd…..Maar de ganse operatie voor hen was dus dit, de andere gijzelaars en onze para’s waren bijzaak.
Tijdens UNOSOM, waar wij moeite deden om de ‘Eldern’ te betrekken bij het stabilisatieproces wisten we dat Amerikanen (CIA?) minstens een van die opstandelingenleiders in het geheim gevangen hielden, terwijl ze dan weer informatie over een andere ‘WarLord’ negeerden…
Afghanistan, een Nederlands voorbeeld
Dit voorbeeld werd mij toegestuurd door een correspondent van het Dwarsliggers defensieteam en geeft aan dat ook in het zeer pro-Amerikaanse Nederland men heel kritisch is wanneer het gaat om de praktijk.
‘Ondanks een klein contingent van tussen de 1.400 en 1.700 mensen en steun van Australische en Amerikaanse troepen, slaagde Nederland er in vier jaar tijd in, om de provincie Uruzgan. 'redelijk veilig' te maken. De grootste stoorzenders waren echter de Amerikaanse Special Forces, die met een hitlist van de CIA op zak dwars door alle bondgenootschappelijke operaties heen denderden en dwars tegen alle afspraken in gewoon zaken bleven doen met drugsbaronnen en lokale warlords. Zo konden malafide elementen gewoon voortbestaan, ondanks de Nederlandse-Australische inspanningen. De tweede stoorzender was de gestage toestroom van fanatiekelingen via Pakistan vanuit de hele islamitische wereld, waar de Pakistaanse geheime dienst niet tegen optrad.
Een familielid heeft meerdere rotaties in Afghanistan gedraaid als inlichtingenofficier van het NL contingent. Eerst in Kaboel en later in Uruzgan. In die hoedanigheid heeft hij veel met lokale stamhoofden te maken gehad. Die waren de Taliban meer dan zat. Maar hij moest altijd maanden werk verrichten om hen ervan te overtuigen dat hij geen Amerikaan was. Volgens de stamhoofden waren Amerikanen 'net zo betrouwbaar als Arabieren' (ergo: niet dus.) De Yanks hebben nooit de 'hearts and minds' van de bevolking gewonnen, door steevast de foute bondgenoten te kiezen en zo vaak van kant te wisselen, als hen goed uitkwam. Dat gedrag - waar ook Pakistan al meerdere malen het slachtoffer van is geweest - heeft ertoe geleid, dat de hele Afghaanse operatie van meet af aan gedoemd was te mislukken.
En uiteraard vanwege de terechte opmerking van Mattis, dat er geen strategisch doel was, dat alles derogeerde. Regelmatig kon de CIA eisen dat gene of deze welwillend stamhoofd moest worden opgebracht voor 'verhoor' om maar die ene terreurverdachte te vinden en werden de stabilisatie werkzaamheden wederom doorkruist. Het hoofd van Bin Laden en zijn luitenants was belangrijker dan de stabilisatie van het land. Oliedom beleid, dat karakteristiek is voor de Middeleeuwse opvattingen van Amerikanen over vergelding en wraak en de agenda van de CIA en het US SOCOM.
We zien steeds weer, dat waar de VS hun tentakels in de plaatselijke politiek steken, zij steevast rotzooi trappen en niet geïnteresseerd zijn in stabiele en betrouwbare bondgenoten, die ook nog eens iets om mensenrechten geven. Zo’n type mensen noemden we op het werk 'zeemeeuw managers:' ze komen binnen, schijten de boel onder en vliegen er dan weer uit.
Zijn er conclusies?
De recente conflicten hebben ons alvast een paar dingen duidelijk gemaakt:
- De Amerikanen hebben een Krijgsmacht om te vechten en niet geschikt is om vredesoperaties uit te voeren.
- De Verenigde Naties zijn niet voorbereid op het ontaarden van conflicten en de landen die troepen leveren zijn niet langer bereid om risico’s te nemen.
- Tegelijkertijd zien we dat er soms op kleine schaal bescheiden successen worden geboekt door niet-Amerikaanse landen, die een andere aanpak hebben.
- Dat alles leidt ons tot de vaststelling dat Europa slechts een figurantenrol speelt in dit geostrategisch kader. Maar het kan wel, mits Europa investeert in een eigen buitenlands beleid en een defensie die zonder de VS initiatieven kan nemen en desnoods afdwingen. Daarvoor is een slagkrachtige krijgsmacht nodig. Om ook zonder de VS druk te kunnen zetten. En tegelijk moeten we de middelen voorzien om vanuit een goede organisatie de conflictzones te stabiliseren. Op basis van mijn ervaring met de VN en NGO’s te velde, is daarvoor enkel een militaire organisatie geschikt.
Pjotr